44

Bij het horen van het hoge gejank schrok Kahlan wakker.

Met een zachte kreet schoot ze recht overeind en haar hart ging zo tekeer dat ze het bloed in haar oren hoorde suizen.

Ze keek geschrokken om zich heen, bang dat er zich elk moment een paar slagtanden in haar zouden boren. Ze graaide naar haar mes. Dat lag er niet. Ze zocht de bomen af, in een poging vast te stellen waar het bloedstollende gejank vandaan kwam. Ze zag geen wilde dieren, geen slagtanden.

Opeens besefte ze dat ze helemaal niet in het woud was. Ze was binnen. Ze had een dutje liggen doen aan de rand van het kleine bos binnen de muren van het paleis. Hier waren geen wilde honden, wolven of wat voor soort wilde dieren dan ook. Ze was veilig. Het lawaai waarvan ze wakker was geworden, was afkomstig van de bewakers die de deuren van de Tuin des Levens voor iemand openden. Het gejank was het geluid van de scharnieren van de zware deuren.

Ze streek haar haren uit haar gezicht en slaakte een diepe zucht. Waarschijnlijk had ze liggen dromen. Het had heel echt geleken, maar het was maar een droom en ze was het bonzende gevoel in haar borst al snel kwijt.

Over haar armen wrijvend keek ze om zich heen en zuchtte nogmaals, opgelucht dat het maar een droom was geweest en dat het angstige gevoel snel verdween. Boven haar hoofd zaten, vanwege het jaargetijde, de kale boomtakken vol met knoppen. Nog even en ze zouden in volle bloei staan. Nadat het plafond eindelijk was gerepareerd en van nieuw glas was voorzien, had de voorjaarszon de Tuin des Levens binnen een paar dagen opgewarmd en er weer een heerlijk toevluchtsoord van gemaakt en een plek waar zij en Richard konden slapen. Het was niet zo comfortabel als een echt bed, maar ze sliepen veel gemakkelijker in wanneer ze zich niet bespied voelden door onzichtbare ogen.

Kahlan wreef de slaap uit haar ogen en kneep ze tot spleetjes om naar de volle maan te kijken die op haar neerkeek. Aan zijn plek aan de zwarte hemel kon ze zien dat ze maar heel even had geslapen. Dat betekende dat het nog midden in de nacht was.

Wat haar er nog meer aan herinnerde dat het nacht was, was de bedwelmende geur van de jasmijn die aan de rand van het kleine bos groeide en tot over de lage muur groeide. De kleine blaadjes van de tere witte bloemen gingen alleen ’s nachts open.

‘Is Richard beneden?’ vroeg Nathan in het voorbijgaan, zonder acht te slaan op het maanlicht en de bijzondere geur. In plaats daarvan wees hij naar het donkere, gapende gat en liep regelrecht naar het midden van de Tuin des Levens. Hij was dus degene die de bewakers hadden binnengelaten.

Kahlan knikte. ‘Ja, hij houdt samen met Nicci de wacht bij de machine, voor het geval die opeens weer begint te werken. Hoezo? Wat is er aan de hand?’

‘We hebben een probleem,’ zei hij terwijl hij naar de ladder toeliep.

Kahlan zag dat hij iets in zijn hand hield. Ze wierp de deken van zich af en sprong overeind om achter hem aan te lopen.

De mannen van het Eerste Rot hadden inmiddels de deuren weer gesloten en namen hun posities weer in. Ruim twintig soldaten, de absolute elitetroepen, hielden in de Tuin des Levens de wacht. Twee of drie van deze mannen waren al genoeg om een heel leger tegen te houden. Het was ietwat intimiderend dat ze zo dicht bij haar bleven om haar in de gaten te houden, maar ze keken niet naar haar zoals dat ding in de slaapkamer naar haar had gekeken. Zij waakten over haar veiligheid. Ze wist niet waarom dat ding in de slaapkamer naar haar had gekeken, maar in elk geval niet om haar te beschermen.

Sinds de machine de eerste van haar laatste twee profetieën had gegeven, waarvan de tekst ‘Pion slaat koningin’ luidde, nam Richard geen enkel risico meer met haar veiligheid. Wanneer ze zonder hem de Tuin des Levens verliet, werd ze steeds vergezeld door een klein leger, Nathan, Zedd, of Nicci, of minimaal twee Mord-Sith.

Niet dat ze het niet fijn vond om te worden beschermd tegen het duistere gevaar dat in het paleis leek rond te waren, maar het bezorgde haar toch een ongemakkelijk gevoel wanneer ze afspraken had met de afgevaardigden. De mensen werden er nerveus van, omdat de indruk werd gewekt dat het paleis werd belegerd. De afgevaardigden wisten echter dat er iets gaande was, dat er al een aanslag op haar leven was gepleegd en dat zij dus niet voor niets werd beveiligd. De onbekende aard van de dreiging zorgde er echter voor dat ze des te meer belangstelling hadden voor wat de profetieën erover te zeggen hadden. Ze hadden het gevoel dat hun belangrijke informatie werd onthouden.

De meeste afgevaardigden hadden zich vooralsnog comfortabel geïnstalleerd in hun nieuwe vertrekken in het paleis. Enkele vorsten waren naar huis gegaan, maar zij werden vervangen door ambassadeurs of andere hoogwaardigheidsbekleders.

Richard en Kahlan vonden het belangrijk om in het hele rijk een gevoel van eenheid, gemeenschappelijke doelen en uniforme wetten te creëren. De vorsten en hun vertegenwoordigers uit de verste uithoeken van het rijk werden niet alleen aangemoedigd in het paleis een werkruimte voor officiële aangelegenheden in te richten, maar hadden er ook een eigen, permanente residentie gekregen. Het paleis boven op het plateau was in feite een stad op zich en groot genoeg om aan iedereen voldoende ruimte te bieden.

Behalve op dit moment aan de prinsen. Die waren voorlopig naar huis gestuurd.

Natuurlijk wilden de mensen een verklaring. Die weigerde Richard hun echter te geven, want dan zou hij de laatste profetie uit de machine moeten onthullen en daar voelde hij niets voor. Hij wilde ook niet liegen, maar hij moest hun toch iets vertellen. Dus had hij ervoor gekozen hun een deel van de waarheid te vertellen, namelijk dat hem ter ore was gekomen dat er gevaar dreigde.

Er waren drie prinsen in het paleis geweest. Een van hen was een belangrijk man die als vertegenwoordiger van zijn vader, de koning van Barese, was gekomen. De twee andere prinsen waren minder belangrijk, maar Richard had geen enkel risico willen nemen. Hij had alle drie de prinsen naar huis gezonden, maar wel onder de hoede van een grote militaire eenheid, aangevoerd door bekwame officieren die generaal Meiffert persoonlijk voor die taak had geselecteerd.

Nu waren er dus geen prinsen meer in het Volkspaleis; veel afgevaardigden waren in verwarring en erg nieuwsgierig en een paar zelfs boos vanwege alle geheimzinnigheid. Daar was niets aan te doen. Richard wilde niet riskeren dat het laatste omen van de machine bewaarheid zouden worden. De onvermijdelijke vragen die dit opleverde, stelden het geduld van Richard en Kahlan soms flink op de proef, maar ze probeerden er zo goed mogelijk mee om te gaan en uiteindelijk waren de gemoederen tot bedaren gekomen toen de mensen zich weer gingen bezighouden met hun dagelijkse beslommeringen.

Toen Kahlan de onderste sport bereikte van de ladder die van de Tuin des Levens omlaag voerde, moest ze zich haasten om Nathan bij te houden. Hij had lange benen en toonde zich niet bereid op haar te wachten. Het heldere maanlicht dat door het gat in de tuinvloer naar beneden scheen verlichtte het koepelgewelf in de kamer die zich er vlak onder bevond, de ruimte boven de tombe waarin de machine stond. Kahlan had geen toorts meegenomen, dus toen ze over de grote blokken steen klauterde die ooit de steunconstructie voor de vloer van de kelder hadden gevormd en nog niet waren afgevoerd, was ze blij met het maanlicht.

Richard, die de wacht hield bij de machine voor het geval die opeens weer tot leven kwam, had hen al gehoord en stond onder aan de wenteltrap op hen te wachten. Nicci voegde zich bij hem om te horen wat er zo dringend was.

Kahlan zag dat Richard met twee vingers van zijn linkerhand het zwaard aan zijn heup een paar centimeter optilde en het vervolgens weer liet vallen, blijkbaar om te controleren of het in zijn schede zat. Het was een oude gewoonte waarvan hij vaak genoeg profijt had gehad.

‘Wat is er?’ vroeg hij toen de profeet de voet van de wenteltrap bereikte.

‘Herinner je je die laatste profetie, die de machine uitspuwde na de voorspelling “Pion slaat koningin”?’

Richard knikte. ‘Die waarvan ik niet wilde dat ze deze ruimte zou verlaten.’

Technisch gezien had ze de ruimte wel degelijk verlaten. Nathan had haar teruggevonden in het boek Eindnoten. Het feit dat ze in dat boek stond maakte de profetie niet alleen des te verontrustender maar, zei Nathan, bevestigde tevens haar validiteit.

‘Vanavond,’ zei Nathan, ‘nadat de maan was opgekomen, heeft Sabella, de blinde vrouw, een profetie gegeven aan een groep afgevaardigden.’ De profeet wuifde met zijn hand naar de machine die zwijgend in het midden van de kamer stond, slechts verlicht door de nabijheidsbollen. ‘Het was exact dezelfde profetie die dat ding heeft gegeven en die ik daarna in Eindnoten heb gevonden.’

Richard wreef met een hand over zijn gezicht. ‘Het liefst zou ik Sabella heel ver hiervandaan sturen om haar vak van waarzegster uit te oefenen.’

‘Dat zou weinig uithalen,’ zei Nathan. ‘Want terwijl zij hun die profetie gaf, raakten drie andere mensen, die nog nooit last hadden gehad van welke vorm van een voorspellende gave dan ook, in een trance en gaven in die toestand precies dezelfde profetie.’

Richard staarde hem aan. ‘Helemaal identiek? Weet je dat zeker?’

‘Ja. Woord voor woord. Een paar mensen die zich om hen bekommerden, hebben het omen gehoord. Inmiddels zijn er dus al heel wat mensen die ervan weten. Als de meesten op dit moment niet lagen te slapen, zou waarschijnlijk het hele paleis al op de hoogte zijn. Morgenochtend heeft ongetwijfeld iedereen het erover, vooral nu je de prinsen hebt weggezonden.’

Richard fronste peinzend. ‘Waarom krijgen al die mensen dezelfde profetie door en jij niet? Jij bent een profeet. Jij bent degene die de profetie zou moeten krijgen.’

Nathan haalde zijn schouders op. ‘Misschien is het geen echte profetie.’

‘Het lijkt wel alsof de machine zeker wil weten dat de mensen het omen te horen krijgen,’ zei Richard, half tegen zichzelf. ‘Gelukkig dat we de prinsen in veiligheid hebben kunnen brengen. Misschien zullen de mensen denken – ‘

‘Het wordt nog erger.’

Richard keek op naar de profeet. ‘Nog erger?’

‘Toen Sabella de mensen deze profetie had verteld en ik vervolgens hoorde dat anderen precies hetzelfde hadden gezegd, ben ik even gaan kijken en ja hoor, daar zat Lauretta, in de bibliotheek te schrijven of haar leven ervan afhing. En dit is wat ze schreef.’

Nathan overhandigde Richard het velletje papier dat hij in zijn hand hield. Kahlan legde een hand op Richards schouder om mee te kunnen lezen in het schemerige licht van de nabijheidsbollen. Richard vouwde het papier open alsof hij bang was dat het hem zou bijten.

Er stond: Tijdens zijn verblijf in het paleis, met volle maan, zal een prins uit het westen ten prooi vallen aan slagtanden.

‘Dat is precies hetzelfde omen dat de machine heeft gegeven,’ zei Richard op zorgelijke toon. ‘Woord voor woord.’ Hij wendde zich tot Nicci. ‘Kunnen deze profetieën te maken hebben met dat spel waar jij het eerder over had? Ze lijken allemaal zo op elkaar.’

‘De eerste van deze laatste twee, “Pion slaat koningin”, is het tegenovergestelde van de profetie die we eerder hadden gehoord: “Koningin slaat pion.” Maar het zijn wel allebei zetten in het schaakspel.’ Nicci gebaarde naar het papiertje in zijn hand. ‘Maar deze laatste over een prins die te grazen wordt genomen door slagtanden, heeft helemaal niets met schaken te maken, ook al zou je misschien kunnen denken dat het een zet is in hetzelfde spel.’

Richard zuchtte teleurgesteld. Kahlan had geen idee of de twee profetieën iets met elkaar te maken hadden.

‘Heer Rahl! Heer Rahl!’

Het was Cara, die van boven naar beneden riep. Ze rende met drie treden tegelijk de wenteltrap af, tot ze op een punt gekomen was waar ze hen, wanneer ze zich bukte, allemaal kon zien.

‘Heer Rahl, Benjamin heeft me gestuurd. Je moet onmiddellijk naar de vertrekken van de afgevaardigden komen. Haast je.’