94 Lyon

In het gerechtsgebouw van Lyon zat de officier van justitie in hemdsmouwen achter zijn bureau. Voor hem lag een dik dossier, over een man die dingen van hem wist die maar beter geheim konden blijven. Een tweetal agenten stond voor zijn bureau te wachten op zijn besluit. Ze hadden het dossier zojuist voor hem neergelegd.

De officier van justitie was een dikke man. Zijn overhemd stond strak rond zijn buik, alleen de riem van zijn broek hield zijn lijf nog enigszins in fatsoen. Zweetdruppeltjes parelden op zijn vrijwel helemaal kale hoofd en liepen langs zijn slapen naar beneden. De kraag van zijn overhemd was plakkerig en klam, en zweetvlekken onder zijn oksels maakten duidelijk dat hij of in slechte lichamelijke conditie was, of dat het dossier hem bepaald niet gelegen kwam.

Hij opende de papierstapel en bladerde naar de samenvatting. Vluchtig las hij een aantal pagina's, toen wenkte hij de agenten.

‘Laat hem maar binnen,’ zei hij, terwijl hij zijn zakdoek pakte en ermee over zijn kale hoofd wreef.

Even later kwamen de agenten opnieuw de kamer binnen, deze keer vergezeld van een lange slanke man met een iets scheefstaande neus en een litteken over zijn linkerwang. Zijn handen waren geboeid, maar de officier van justitie gebaarde de agenten dat hij dat niet nodig vond.

‘Laat ons maar even alleen, wacht buiten maar,’ zei hij.

Toen de agenten de deur achter zich sloten, kwam er een triomfantelijke grijns op het gezicht van de bezoeker.

‘Dit kunnen we inderdaad beter onder vier ogen bespreken.’

De officier van justitie pakte het dossier op en zwaaide ermee.

‘Is het waar?’

‘Het ligt eraan wie het vraagt,’ antwoordde de bezoeker. ‘Voor de rechtbank zijn het allemaal leugens en misverstanden. Voor jou: Ja, het is waar.’

De bezoeker scheen zich in het geheel niet ongemakkelijk of schuldig te voelen.

‘Je snapt dat dit me in een heel moeilijk parket brengt?’ vroeg de officier van justitie.

‘Ja,’ zei de bezoeker en deed er verder het zwijgen toe. Er lag een spottend grijnsje om zijn lippen.

De officier van justitie begon weer door het dossier te bladeren.

‘Dat is levenslang, dat begrijp je zeker wel?’ Zei hij.

‘Voor mij niet. We zijn toch vrienden?’ Antwoordde de bezoeker.

De officier van justitie pakte opnieuw zijn zakdoek en veegde het zweet van zijn schedeldak en voorhoofd. Hij liet het pak papier moedeloos op zijn bureau vallen.

‘Hier kan ik niks voor je doen,’ zei hij. ‘Onmogelijk. Alleen al vanwege alle publiciteit.’

De bezoeker zei niets. Het spottende grijnsje rond zijn lippen werd nog iets triomfantelijker terwijl hij de stilte rustig voort liet duren.

‘Heb je dat Argentijnse paspoort nog?’

‘Ja,’ zei de bezoeker.

‘Dubbele nationaliteit?’

‘Nog steeds.’

‘Ik kan je het land uit laten zetten, als je wilt.’

‘Zoiets had ik al gedacht, ja. Het lijkt me een mooi plan.’

Voor het eerst keek de officier van justitie zijn bezoeker aan.

‘Een volgende keer kan ik echt niets meer voor je doen. Ik denk dat dit al heel lastig gaat worden.’

‘Ik zou het zeer op prijs stellen. Als je het voor elkaar krijgt, vertel ik niemand iets. Als het niet lukt, tja, dan kan ik niets beloven voor de toekomst van je carrière.’

‘Jaja ja, begin daar maar niet over.’

De officier van justitie trommelde met zijn vingers op zijn bureau en staarde, diep in gedachten, naar het dossier.

‘Goed,’ zei hij uiteindelijk. ‘Op het hoofdpostkantoor van Buenos Aires vraag je naar de directeur. Het is een kennis van me. Hij zal je een pakje geven. Daarmee moet je voorlopig uit de voeten kunnen.’

‘Goed zo,’ zei de bezoeker. ‘Fijn dat onze vriendschap bestendigd is.’

‘Alles goed en wel, maar val me in vredesnaam niet meer lastig.’

‘We zullen zien. Echte vrienden helpen elkaar altijd, dacht ik.’

De officier van justitie drukte op een knopje op de rand van zijn bureau. De agenten kwamen weer binnen en namen de bezoeker mee, nadat ze hem de handboeien weer omgedaan hadden.

Even later reden ze in een arrestantenwagen over de Bonaparte brug. Het leek geen toeval dat het zijraampje, waar de bezoeker zat, uitzicht bood op een plezierjacht, dat af koerste op de bergen in de verte. De zon scheen, de vogels floten, iets verderop maakte een vliegtuig zich langzaam los van de stad, terwijl het koers zette naar het westen. Ricardo Jensen keek ernaar en voelde zich tevreden. De vrijheid lonkte.