18 Bordeaux

In de grote villa in Bordeaux waren de ouders van Genia vroeg naar bed gegaan. Maar ze konden geen van beiden slapen. Ze konden het beeld niet loslaten van Genia, die elke dag meer op haar broertje ging lijken. Het zelfde smalle lijfje, het zelfde rare grote hoofd, en die vreselijke vermoeidheid, waardoor ze niet eens kon eten, soms leek het wel of ze niet eens energie had om adem te halen. Haar broertje zou nu drie jaar oud geweest zijn. De vermoeidheid was bij hem steeds erger geworden. Geen enkele dokter leek te begrijpen wat er aan de hand was, niemand wist een diagnose, laat staan een therapie. Nog voor hij anderhalf jaar oud was, moest hij in het kinderziekenhuis worden opgenomen en werd hij aan de beademing gelegd. Na een week was ook dat niet meer genoeg. Hij kon zijn ogen niet meer open houden, reageerde nergens meer op en drie dagen later was hij overleden zonder ooit te hebben gepraat of gelopen.

De vader van Genia stootte voorzichtig zijn vrouw aan.

‘Dominique?’

‘Ja, lieverd. Ik ben nog wakker.’

‘Ik weet het. Ik hoorde je snikken.’

‘Kun jij ook niet slapen?’

‘Nee. Het lijkt wel of het net zo gaat als, als...’ Hij kon de naam van hun overleden zoontje niet over zijn lippen krijgen.

‘Ik weet het. Hij ging net zo hard achteruit. Als het met Genia zo gaat ligt ze over een week ook aan de beademing.’

Dominique de Landon kwam ineens recht overeind.

‘Ze moeten gewoon harder werken. We kunnen Genia toch niet ook laten doodgaan. Waarom duurt het zolang voor die behandeling kan beginnen?’

‘We moeten ze niet onder druk zetten, lieverd. Dokters hebben tijd nodig om een behandeling goed voor te bereiden. En zeker zo'n experiment als dit. Ik wil niet dat ze zich gaan haasten en slordig worden.’

Dominique de Landon was een knappe vrouw, lang, slank en met een prachtig gevormd gezicht. Maar haar hele gezicht was gezwollen van het huilen, haar ogen dof van verdriet en onder haar ogen zag je zwarte wallen van de vele doorwaakte nachten. Haar man streek zachtjes door haar lange zilverblonde haren.

‘We zullen ze morgen toch nog maar eens bellen,’ zei hij.

‘Wil jij nog even bij haar gaan kijken?’

Olivier de Landon stond op en greep zijn kamerjas. Die verborg zijn net te dikke buik. Hij trok de ceintuur vast en keek even naar zichzelf in de spiegel. Zijn dunne, bleke benen staken onder de kamerjas uit, zijn buik was net iets te dik van alle zakenlunches en zijn gezicht was vaal van alle zorgen rond Genia. Eigenlijk hadden ze hard vakantie nodig, dacht hij.

Hij liep naar de kamer van Genia. Ze lag nog steeds op haar rug en ademde zachtjes. Even ging hij op de rand van het bed zitten en legde zijn hand op het rare grote voorhoofd. Ze reageerde niet. Olivier zuchtte en stond weer op.

‘Alles is goed, lieverd. Ze slaapt rustig.’

Dominique knikte en veegde haar tranen weg.

‘Welterusten,’ zei ze.

‘Welterusten,’ antwoordde Olivier, terwijl hij zijn hand uitstrekte om het nachtlampje uit te doen. In gedachten rekende hij uit dat het broertje van Genia nog maar een paar dagen geleefd had, toen hij er hetzelfde aan toe was als Genia nu.