80 Toronto

Juist toen Oom Cees naar zijn telefoon rende riep Sjef hem terug.

‘Deze man bedoelde ik,’ schreeuwde hij, terwijl hij op het scherm één van de vier grijze vakken aan klikte. Het beeld veranderde weer in kleur en vulde het hele scherm. In een lange hoge gang liep een rijzige, slanke man met haastige pas in de richting van de camera. Joost en Sjef schrokken van het lelijke litteken in het gezicht van de man, die er verder knap en elegant uitzag, ook al stond zijn neus een beetje scheef. Maar de gezichtsuitdrukking en de blik in de ogen waren het ergst. Dreigend, onheilspellend, vernietigend, koud, het was moeilijk er goede woorden voor te vinden.

‘Wie is dat?’ vroeg Sjef, alsof Oom Cees het zou moeten weten.

‘Geen idee,’ zei Oom Cees. ‘Maar dat is de gezichtsuitdrukking van een psychopaat die iets van plan is.’

Nog net op tijd bevroor Oom Cees het beeld. Hij begon meteen wat commando's in te typen.

‘Wat doe je?’ vroeg Sjef.

‘Weet je nog hoe ik die vier filmpjes van jullie gevonden had?’ Zei Cees.

‘Via een beelden zoekmachine op internet toch?’

‘Precies. Dat gaan we nu ook doen.’

‘Kijk,’ zei Sjef. ‘Hij verspringt weer. Volgens mij zijn er 24 camera's. En ik weet nu wel zeker dat er drie verdiepingen zijn, de onderste twee met hele hoge gangen, de bovenste duidelijk lager. Dat is meer een zolder. En er zijn twee trappenhuizen.’

Terwijl de computer van Oom Cees het internet doorzocht, zette Sjef weer een paar streepjes.

‘Dit is de begane grond,’ zei hij tegen Oom Cees die over zijn schouder meekeek. ‘Dat is de enige verdieping met drie brandslangen. Hierna komt de eerste verdieping. Die heeft twee brandslangen, maar die zitten lager. Straks zie je een grote operatiekamer, die is ook op de eerste verdieping. Maar daar gebeurt tot nu toe niets.’

Zodra het beeld van de grote operatie kamer voorbij kwam wijdde Sjef zich weer aan zijn tekening. Oom Cees klikte op het beeld. Toen het vergroot werd, snapte Sjef meteen waarom. Er stond in de hoek een couveuse klaar, met allerlei apparatuur eromheen.

‘Heb je dit eerder gezien, Sjef?’ vroeg Oom Cees.

‘Nee, ik weet bijna zeker van niet. Waarom?’

‘Dat is een couveuse. Totale bewaking voor kleine kinderen. Daar komt straks dat baby'tje met het grote hoofd te liggen.’

‘Bedoel je dat...’ Sjef kreeg de rest van de zin niet uit zijn mond.

‘Ja. Ze zijn alles aan het klaar zetten. De operatie is vandaag. Er is geen twijfel meer mogelijk.’

Sjef antwoordde niet.

‘Snap je nou eigenlijk wat voor operatie het wordt?’ vroeg Oom Cees.

Sjef schudde zijn hoofd. ‘Iets met ruggenmerg, dat is alles wat ik weet.’

‘Herinner je je dat filmpje, waarin ze die celkernen lieten zien?’

‘Ja,’ zei Sjef. ‘Dat de kernen in ruggenmerg cellen makkelijker loskomen dan in niercellen?’

‘Precies. Dat baby'tje met het grote hoofd heeft een ziekte die met de celkernen te maken heeft. In celkernen zitten chromosomen, dat weet je toch?’

‘Ja,’ zei Sjef, ‘En die chromosomen zijn gemaakt van DNA. Daar zit je aanleg in. Of je blauwe ogen krijgt of bruine, dat soort dingen.’

‘Maar ook of je alle duizenden stofjes kan maken die je nodig hebt om gezond te zijn. Je hoeft er maar ééntje te missen en je hebt zoiets als dat meisje. Bij haar is het toevallig de ziekte van Domignan, maar zo zijn er heel erg veel.’

‘Waarom noemen ze dat nou een genetische ziekte?’ vroeg Sjef.

‘Simpel. Het stukje chromosoom dat verantwoordelijk is voor het maken van één zo'n stofje heet een gen. Als dat gen stuk is, kan je dat stofje niet maken, en heb je een genetische ziekte.’

‘Dus een gen is een stukje chromosoom, gemaakt van DNA?’

‘Ja,’ zei Oom Cees.

‘Dus ze willen stukjes DNA van Bernadette in de chromosomen van dat baby'tje stoppen?’

‘Ja. Dat heet een gentransplantatie. Ik denk dat de ouders van dat baby'tje schatrijk zijn. En nergens voor terugdeinzen.’

Sjef keek op zijn scherm en zette snel weer een paar streepjes op de kartonnen vellen. Oom Cees had inmiddels Sjaak aan de telefoon.

‘Ik ga Sjef helpen met die plattegronden. Alle communicatie met Roos, Lucia, Emma en Ismael gaat verder via jou, OK?’

‘Da's goed,’ zei Sjaak. ‘Ik heb de camera beelden uit het laboratorium hier ook op mijn scherm. We kunnen een chat kanaal voortdurend open houden.’

De stem van Sjaak klonk luid en duidelijk door de regiekamer in het huis van Oom Cees.

‘Prima,’ antwoordde Oom Cees. ‘Het gaat er om spannen. Zodra die vier in Lyon zijn moet alles zo snel mogelijk gaan.’

‘Ja, natuurlijk,’ zei Sjaak. ‘Ik ben er klaar voor.’

‘Ik ga door met de plattegrond,’ zei Sjef. ‘Maar we moeten eerst nog uit zien te vinden waar dat gebouw precies staat.’ Toen de camera beelden opnieuw versprongen, boog hij zich weer over de grote vellen en tekende de couveuse in de grote operatie kamer.

‘Zeg Sjef, welke kamer is dit, met die grote ramen?’ Riep Oom Cees.

‘Geen idee. Ik weet niet waar het is. Je ziet elke keer dat water uit het raam. Hoezo?’

‘Dat betekent dat het laboratorium aan het water ligt?’

‘Ja. Daar had ik niet zo aan gedacht. Ik dacht meer aan de binnenruimtes. Wat voor water kan het zijn? Een rivier?’

‘Volgens mij de Rhône.’ Oom Cees toverde meteen een kaart van Lyon op het scherm.

‘Er lopen twee rivieren. De Rhône is de grootste.’

‘Die zal het dan wel zijn,’ zei Sjef. ‘Hij lijkt tamelijk breed, zoiets als de Maas in Maastricht.’

Sjefs oogleden trilden van vermoeidheid want in Toronto was het inmiddels laat op de avond. De informatie die ze hadden over het laboratorium groeide met stukjes en beetjes. Of het snel genoeg was wist niemand. Als de operatie die dag in Lyon plaats ging vinden, had Bernadette minder dan 12 uur te leven.