19 Utrecht

De volgende ochtend vroeg liepen Martin, Annelies, Nikkie en Lucia door de grote hal van het Centraal Station in Utrecht.

‘We stappen in Rotterdam over in de supersnelle trein naar Brussel en dan door de Kanaaltunnel naar London. Dan zijn we vanmiddag laat in Manchester.’ zei Annelies.

‘Heb je al kaartjes?’ vroeg Lucia. Ze zag er in haar strakke spijkerbroek, witte T shirt en bruine leren laarzen goed en tamelijk volwassen uit. Maar zo voelde ze zich niet.

‘Ja,’ antwoordde Annelies. ‘Die heb ik vorige week daar gekocht.’ Ze wees op de internationale reiswinkel aan de zijkant van de hal. ‘Die winkel is speciaal voor internationale treinkaartjes.’

‘Oh,’ zei Lucia. De winkel was haar nooit eerder opgevallen.

Niemand zei iets toen ze de trap afliepen naar het perron waar de trein zou vertrekken. Pas toen Martin en Annelies ingestapt waren kon Lucia haar tranen even niet meer tegenhouden. Het voelde ineens zo alleen zonder haar zus en ouders. Maar Nikkie sloeg haar arm om haar schouder en ze zwaaiden samen naar de trein die het station uitreed. Hij werd steeds kleiner totdat hij in de verte om een bocht verdween.

Natuurlijk kon toen niemand weten hoeveel spijt Martin en Annelies nog zouden krijgen dat ze niet thuisgebleven waren en hoeveel er zou gebeuren voordat ze hun dochter terug zouden zien.