79 Utrecht

Annelies, Martin, Joost en Herma zaten landerig en onuitgeslapen aan een ontbijt in de woonkamer van het huis in Utrecht. Het was akelig stil zonder de kinderen en het was onheilspellend dat er geen enkel nieuws was over de drie meiden. Alleen Sjef meldde zich af en toe, maar die was helemaal in de ban van Oom Cees. In plaats van met de politie mee te werken was Sjef bezig een plattegrond te maken van een door Cees verzonnen laboratorium in Frankrijk. Het was bijna een opluchting toen de deurbel ging. Het waren de twee politieagenten die de speurtocht naar Lucia coördineerden. Annelies gaf ze een stoel aan de ontbijttafel en schonk koffie in. De ene politieagent was een vermoeide oudere man, lang en mager, met een vale, gelige huid en diepliggende ogen. De andere agent was een jonge vrouw, een meisje eigenlijk nog, met zwarte krullen en reebruine ogen die verdrietig stonden.

‘We hebben nieuws over Lucia,’ zei de oudere politieagent. ‘Haar verdwijning heeft niets met Nikkie te maken. Nikkie is gezien op Schiphol, waar ze aan de balie stond voor Tokio, maar ze heeft niet ingecheckt. Waar ze is weten we niet. Maar we weten wel zeker dat Lucia niet bij haar was.’

‘We nemen aan dat Lucia ergens bij een vriend of vriendin is,’ zei de agente met de verdrietige ogen. ‘Is er ruzie geweest, of ging ze met vriendjes om die u niet accepteerde? Dat zijn vaak redenen voor meisjes van haar leeftijd om ineens te verdwijnen. Bijna allemaal melden ze zich binnen een paar dagen weer.’

Martin knikte.

‘Ja, ze had wel een verkeerd vriendje. Hij gebruikte alcohol, marihuana, allemaal van dat soort dingen. We hebben haar verboden nog met hem om te gaan. Denkt u dat...?’

De oudere politieagent pakte zijn notitieboekje.

‘Heeft u wat gegevens over die jongen? We moeten hem maar eens ondervragen.’

‘Maar wat is er voor nieuws over Bernadette?’ vroeg Herma.

‘We hebben vanmorgen contact gehad met de commissaris in Orange die het onderzoek leidt,’ zei de agente met de verdrietige ogen. Alle sporen leiden toch weer terug naar Italië. Het onderzoek wordt overgedragen aan de Italiaanse politie.’

De oudere agent keek Herma en Joost aan.

‘Heeft u nog iets van Roos gehoord?’

‘Nee,’ zei Joost. ‘Hebben jullie al toestemming om haar telefoon af te luisteren?’

De agent schudde zijn hoofd.

‘Dat gaat zo makkelijk niet. Dan moet ze eerst als vermist worden opgegeven. Maar technisch gezien is ze niet vermist, ook al weten we niet waar ze is.’

Joost sloeg met zijn vuist op tafel.

‘Dat is toch te dol!’ riep hij. ‘Mijn broer maakt die kinderen stapelgek, we leggen precies uit hoe het zit en hoe het opgelost kan worden en jullie doen niks!’

‘Alleen in het geval van Bernadette is sprake van verdenking op een misdrijf, en daar zit de politie volop achteraan. Vooralsnog beschouwen we de situatie met Roos en Lucia als familieproblemen. We begrijpen heus wel dat u dat frustrerend vindt.’

Joost denderde de trap op om Cees weer te gaan bellen, ook al wist hij dat het in Toronto midden in de nacht was. Maar hij kreeg geen gehoor. Toen hij ziedend van boosheid en frustratie weer beneden kwam, waren de agenten vertrokken. Hij liep door naar de tuin om wat af te koelen. Herma, Annelies en Martin zaten moedeloos rond de koffietafel. Drie van hun vier kinderen waren spoorloos en ze konden helemaal niets doen.