49 Lyon
Het kantoor van dokter Perignon was groot en luxueus. Een enorm bureau van notenhout stond in een hoek, een bank met enkele fauteuils bij het raam dat uitzicht bood over de rivier de Rhône, die door Lyon stroomt. Een groot projectiescherm en een schoolbord vulden de derde wand. De houten vloer was bedekt met dikke Perzische tapijten. Achter het bureau zat Luiz Perignon met grote aandacht een medisch tijdschrift te lezen. Zachtjes piepte de intercom op zijn bureau. Luiz Perignon zuchtte. Wanneer zou iedereen hem nou eens met rust laten zodat hij eindelijk zijn vakliteratuur kon bijhouden? Hij drukte op de witte knop.
‘Ja, wat is er?’ Klonk het kribbig.
‘Het spijt me dat ik u moet storen. Maar dokter Jensen is aan de lijn. Hij wil u meteen spreken.’
‘Verbind maar door, ik verwachtte zijn telefoontje. Maar houd verder alsjeblieft alles tegen. Ik kom nergens aan toe op deze manier.’
Enkele seconden later klonk de stem van dokter Jensen.
‘Luiz?’
‘Ja.’
‘Ik moet u direct zien. Geloof me, het is dringend.’
‘Wat is er, gaat het over Genia de Landon?’
‘Ik wil het liever niet per telefoon doen.’
‘Goed. Kom maar hierheen. Ik verwacht u.’
De verbinding werd verbroken. Luiz drukte weer op de knop van de intercom.
‘Als dokter Jensen er is, laat hem dan maar gelijk binnen.’
‘Nu u toch afgeleid bent, mag ik u nog iets anders vertellen?’ vroeg de secretaresse van dokter Perignon.
‘Nou, schiet op dan maar.’
‘De familie de Landon heeft zojuist weer gebeld. Ze zijn inmiddels in een hotel hier in Lyon. Ze komen zich morgenochtend in het laboratorium melden. Ik kreeg geen tijd om iets te zeggen, ze hingen meteen op.’
‘Ook dat nog! Als ze weer bellen verbind ze dan meteen door. We zijn nog niet klaar. Het heeft helemaal geen zin dat ze hierheen komen.’
‘Goed, dokter. Ik zal er rekening mee houden.’
‘Dank je wel. Laat me maar weten als Dokter Jensen er is.’
Luiz Perignon kon zich niet meer concentreren op zijn medische tijdschriften. Hij zat gespannen achter zijn bureau en trommelde onophoudelijk met zijn vingers op het houten blad. Het was een lelijke tegenvaller dat Genia de Landon zo snel achteruit ging. Het plan was om eerst verder te experimenteren en daar hadden ze nog minstens twee dagen voor nodig.
Maar het meest zat hem dokter Jensen dwars. In zijn hart was hij bang van zijn collega. Er waren allerlei geruchten dat hij mensen had opgeofferd in afschuwelijke experimenten in zogenaamde kliniekjes in vluchtelingen kampen in Pakistan. Luiz had zijn collega maar niet gevraagd wat er van waar was. Iemand die, onder het mom van medische hulp, mensen slachtoffert in straatarme ontwikkelingslanden, dat ging zelfs Luiz Perignon te ver. Maar Jensen had de ervaring die nodig was om Genia de Landon te helpen redden. En daar was veel geld mee gemoeid. Genoeg om voor het laboratorium en dokter Perignon een onbezorgde toekomst te garanderen.
Weer onderbrak de intercom de concentratie van Luiz.
‘Dokter Jensen is er.’
‘Dank je.’
Luiz Perignon liep naar de dubbele deur en drukte bedachtzaam de klink naar beneden.
Dokter Jensen zag er opgewekt uit. Luiz bekeek hem nog eens goed. De iets scheve neus viel meteen op, maar het litteken op de linker wang natuurlijk nog veel meer. Dat was één van de vele dingen waar Luiz ook maar liever niet naar vroeg.
Terwijl dokter Jensen binnen stapte pakte Luiz de uitgestoken hand en begroette zijn bezoeker.
‘Goedemiddag, Ricardo. Kom binnen.’
Ricardo Jensen zag er bepaald niet uit als een gewetenloze crimineel. Natuurlijk, als je had gezien hoe hij op het European Talent Festival naar Bernadette keek, dan zouden de rillingen over je rug zijn gelopen. Maar als je hem tegenkwam op het vliegveld, of in een winkel, dan zou je een gedistingeerde heer hebben gezien, keurig gekleed, met zeer goede manieren. Het zou je niet eens opvallen dat hij oogcontact meed, omdat hij uit een luxere wereld dan jij stamde en je zelf ook geen moeite zou durven doen om hem aan te kijken. Als je het toch probeerde, zou je geschrokken zijn van de ijskoude blik in Ricardo's ogen. Maar dat zou alleen maar zijn als je hem heel onverwacht benaderde. Meestal had hij tijd genoeg om een innemende glimlach te produceren, zodat je niet eens zou merken dat zijn ogen nooit meededen met een vriendelijke gezichtsuitdrukking. Zijn ogen waren doelgericht, vastbesloten en onvermurwbaar. Dat wist hij heel goed te benutten om mensen dingen te laten doen die je eigenlijk nooit van ze zou verwachten. Geld bereikt heel wat in deze wereld, en een goedkeurend knikje van Ricardo Jensen betekende voor veel mensen dat het geld bijna hun kant op kwam. En dat Ricardo niet zou uitbarsten in een meedogenloze woedeaanval of een bui van bijtend sarcasme.
Hoewel het laboratorium onder leiding stond van Luiz, wist Ricardo Jensen heel goed dat zelfs dokter Perignon gevoelig was voor de manier waarop hij zijn gezichtsuitdrukkingen gebruikte. Mensen reageerden op hem als honden op een trainer, met één belangrijk verschil. Honden voelen haarfijn aan dat de trainer werkelijk van hen houdt en deinzen er niet voor terug om in opstand te komen als de liefde ontbreekt. Mensen laten zich veel gemakkelijker gebruiken en Ricardo wist dat beter dan wie ook.
Op dit moment was zijn glimlach weloverwogen.
‘Goed u te zien, Luiz’, zei hij.
‘Ja, Ricardo, absoluut,’ antwoordde dokter Perignon. ‘Kom binnen, neem plaats.’
De beide dokters gingen zitten in de hoek bij het raam, op de luxe fauteuils met uitzicht op de Rhône. Even keken ze allebei naar buiten, naar de brede rivier, het water dat traag maar onstuitbaar zijn weg zocht naar zee.
Dokter Perignon verbrak de stilte.
‘Kan ik u koffie aanbieden, of thee?’
Dokter Jensen had nog steeds zijn aimabele glimlach op.
‘Maar collega, van die druilerige druipkoffie? Nee, dank u. Als u daarentegen een cappuccino voor me heeft, twee shots espresso, de melk goed heet en met fijn schuim, geen cacao maar een snuifje vanille erbovenop, tja, dat zou ik niet weigeren.’
‘Dat moet kunnen,’ zei Luiz. Hij riep zijn secretaresse op en gaf de bestelling door, samen met een gewone cappuccino voor hem zelf.
‘Goed,’ zei Luiz. ‘Ter zake dan. Ik zal met de deur in huis vallen. De familie de Landon heeft geen geduld meer. Ze zijn al in Lyon en komen morgenochtend naar het laboratorium. We hadden nog vier dagen gepland voor experimenten, maar die tijd hebben we niet meer.’
‘Ik begrijp het,’ antwoordde Ricardo. ‘U wilt dus toch mijn filmpjes bekijken, klopt dat? Ik heb wat nieuw materiaal waar ik u kennis van wil laten nemen. Het is juist binnengekomen, daarom belde ik u.’
‘Ik heb geen keus. Ik zou ze nu wel graag zien, ja.’
‘Geen probleem. Ik zal u niet vermoeien met verhalen over de herkomst van de filmpjes. U wilt niets weten over Pakistan, dat is prima. Als u niets vraagt zal ik er niets over zeggen.’
Luiz schuifelde onrustig met zijn voeten heen en weer. Tot zijn opluchting werd er geklopt. Hij gebaarde dat zijn collega even moest zwijgen, terwijl de secretaresse de cappuccino's binnen bracht. Zij knikte naar de beide heren en sloot de deuren achter zich.
‘Ik heb het materiaal op een geheugenstick.’
Dokter Perignon nam de stick aan en schoof hem in een computer. Hij drukte op een paar knoppen, een projector ging aan en langzaam kwam een beeld op van een kind, op de buik liggend op een operatietafel, de rug half ontbloot. De donkere bruine huidskleur deed Luiz rillen. Pakistan. Hij wist wat er komen ging, maar wilde het niet zien.
‘Laten we dit overslaan,’ zei hij tegen Ricardo. ‘Ik hoef niet te weten wie het is. Ik hoef alleen te weten hoe het experiment verlopen is.’
Ricardo grijnsde. Hij had inmiddels een afstandbediening in zijn hand en drukte op een van de knopjes. In beeld verscheen een menselijke nier, nog ingebed in het lichaam waar hij thuishoorde.
‘Patientje 17. Ze had precies de goede kenmerken voor ons experiment. Ik zal de conclusie maar eerst vertellen. Met de nier is het niet gelukt.’
Even later verscheen een plaatje van een opengesneden nier op het scherm. Het beeld zoomde in op een licht plekje, vlak naast een van de rechte streepjes die van het midden naar de rand van de nier liepen. Het beeld werd steeds groter, totdat er een groepje cellen in beeld kwam. De celkernen waren duidelijk te zien, net als allerlei andere structuren in de cellen. Een piepklein naaldje tikte tegen een celkern aan, de hele cel bewoog mee. Toen het naaldje probeerde de kern op te tillen scheurden er kleine rafeltjes van af.
‘Dit zijn de cellen die u wilt gebruiken, niercellen,’ zei Ricardo.
‘Dat klopt,’ zei Luiz. ‘In experimenten met dieren ging het heel goed.’
‘In dierexperimenten wel, ja. Maar wat weten we over mensen?’
‘Niet zo veel, wat dat betreft. Vindt u dat we een andere keus hebben?’
‘Ruggenmerg.’
Er viel een ijzige stilte.
‘Ruggenmerg?’ vroeg Luiz. ‘Van Patiëntje 17?’
‘Ja.’
‘Dus dat meisje is...’ Luiz durfde zijn zin niet af te maken.
‘Zonder ruggenmerg kan niemand leven, dat weet u ook Luiz. De één sterft, zodat de ander kan leven. Dat is altijd zo geweest. Zullen we de ethiek er verder buiten laten?’
Luiz zat roerloos op zijn stoel. Hij haalde maar nauwelijks adem, geschokt door wat hij zojuist had gehoord. Maar Ricardo was onverstoorbaar. Hij drukte op een volgend knopje, en een nieuw filmpje startte. Nu verscheen een ruggenmergstreng, een wittig koord waar allemaal zenuwstrengetjes aan de zijkant uitstaken. Weer werd het beeld steeds groter tot er losse celkernen in beeld kwamen. De cellen zelf waren minder duidelijk te zien. Het piepkleine naaldje duwde een aantal kernen heen en weer en tilde er daarna zelfs een op. De rest van het celmateriaal bleef veel beter liggen. Geen rafeltjes of scheuren. Het was duidelijk dat als je een celkern nodig had, je die beter uit ruggenmerg dan uit een niercel kon halen.
Luiz voelde zich duizelig worden. Als chirurg was hij altijd gewend geweest mensen te opereren om ze te helpen. Dat zag er nu heel anders uit.
‘Ik wil het nog een keer proberen met een blanke proefpersoon. Maar de conclusie is eigenlijk al wel duidelijk.’ Ricardo had blijkbaar zijn besluit al lang genomen.
‘Onze donor moet dus, als ik het goed begrijp...’ Luiz kwam maar langzaam uit zijn woorden. Zijn keel voelde droog en zijn mond gespannen.
‘Ja,’ zei Ricardo. ‘Het wordt voor onze donor een enkele reis Lyon. Ik vind het ook jammer. Maar er is geen keus.’
Hij pakte zijn kopje op en dronk de laatste slok van zijn cappuccino. Luiz was bleek geworden, dat had hij allang gezien. Hij begreep niet waarom zoveel mensen moeite hadden met onvermijdelijke keuzes. Dat noemden ze dan ethiek. Maar voor Ricardo waren het gewoon twijfelaars die de voortgang van de wetenschap belemmerden.