93 Lyon

De volgende ochtend kwam het hele gezelschap rond half elf weer binnen op de kamer, waar ze tot hun verrassing ook Oom Cees en Sjef aantroffen. De bedden stonden in een kring bij elkaar. Een kampvuurtje in het midden zou zeker gepast hebben, zo gezellig zag het er uit.

Bernadette en Stan waren er allebei een stuk beter aan toe en de sfeer was veel minder bedrukt dan de avond ervoor.

‘Ik kan het nog steeds niet geloven van Nikkie,’ verzuchtte Annelies. ‘Zoiets is toch niet te bedenken. Wie kan je dan nog vertrouwen?’

‘Nou, Oom Cees bijvoorbeeld,’ zei Sjef.

Iedereen lachte.

‘Ja,’ zei Herma. ‘Hij de enige volwassene uit de familie die een heldenrol gespeeld heeft.’

‘Hmm, heldenrol, dat zou ik nou ook weer niet willen zeggen,’ zei Sjef.

Alle aanwezigen keken hem vragend aan.

‘Op het belangrijkste moment wilde hij Roos en Lucia buiten laten staan.’

Oom Cees knikte. ‘Tja, dat klopt. Ik dacht dat het te gevaarlijk was, met Ricardo Jensen daarbinnen. Sjef was de held.’

‘Nou, ook niet echt,’ zei Sjef.

‘Waarom niet?’ vroeg Roos.

‘Als ik het niet gedaan had zou jij me bij de eerste de beste gelegenheid vermoord hebben,’ zei hij tegen Roos.

Er viel een ongemakkelijke stilte. Het woord vermoord kon duidelijk niet meer als grapje gebruikt worden. Sjef schraapte zijn keel.

‘Nou ja, bij wijze van spreken dan,’ zei hij.

Langzamerhand kwam het gesprek op gang. Alle aanwezigen vertelden hun stuk van het verhaal, soms tegen de hele groep, soms tegen een paar toehoorders terwijl anderen ook aan het praten waren.

Een zuster kwam binnen met een kar vol met potten thee, broodjes en koffie. Sjef en Emma liepen op haar af om te helpen.

‘Ik vond jouw gitaarsolo wel erg vet,’ zei Sjef.

‘Echt?’ Zei Emma. Voor het eerst die dag kwam er een grote glimlach op haar gezicht.

‘Ja,’ zei hij. ‘Wil je mij een keer laten zien hoe je dat doet?’

‘Oké,’ antwoordde Emma. ‘Dat lijkt me leuk. Zullen we nu de thee uit gaan delen?’

Sjef knikte.

Toen iedereen weer zat en er nog steeds volop gepraat werd, stak Bernadette haar hand op.

‘Ik wil even wat zeggen,’ zei ze.

Het werd helemaal stil.

‘Ik dacht dat het geweldig zou zijn om dat festival te winnen en beroemd te worden. Maar nu zie ik dat het veel belangrijker is om mensen zoals jullie te hebben. Daar heb je veel meer aan dan aan beroemd zijn of rijk.’

‘Misschien kan het ook allebei,’ zei Martin na een tijdje.

Daarna begon iedereen te praten over het festival, de geweldige optredens van True Face en over de competitie met Cold Feet.

Het gesprek werd onderbroken door een harde klap op de openstaande deur. Iedereen keek op, maar er was niets te zien. Juist toen Joost op wilde staan om te gaan kijken, klonk er weer een harde klap. Bovendien kwam de helft van een gebroken drumstok naar binnen vliegen. Breed grijnzend stonden de vier jongens van Cold Feet in de deuropening, in hun vervaarlijkste leren kleren, legerlaarzen en kettingen en vergezeld van de keyboard speler en bassist van True Face.

‘Wat is dat nou?’ Riep Youri, de drummer. ‘Zomaar er tussen uit knijpen? Je was toch niet bang van ons, mag ik hopen? Zonder jou treden wij ook niet op, hoor!’

Luid lachend kwamen ze alle zes binnen.

Hoewel Stan nog steeds een nekkraag om had en Bernadette af en toe moest gaan liggen van de pijn in haar rug, werd het een gedenkwaardige ochtend en een feest van nieuwe en hernieuwde kennismakingen. De opluchting over de goede afloop en de blijdschap over zoveel vriendschap en solidariteit hingen als een warme gloed in de kamer.

Een paar verdiepingen hoger, op de intensive care unit voor kinderen, lag een mager baby'tje met een veel te groot hoofd als een kwetsbaar poppetje in een couveuse. Haar ouders zaten met betraande ogen naast haar, in de gaten gehouden door twee politieagenten die bij de deur stonden. Ze hadden de striemen van de boeien nog op hun polsen, maar hun handen waren vrij. De dokters van het ziekenhuis hadden alweer twee keer een reanimatie moeten doen en zonder dat het gezegd was, begrepen Dominique en Olivier de Landon ook wel dat het op een bepaald moment niet meer zou helpen. Eigenlijk zaten ze te wachten tot Genia zou overlijden. Ze had haar oogjes dicht. Toen er opnieuw een piep uit de hartmonitor kwam en het artsenteam na een aantal nieuwe pogingen de reanimatie op moest geven, zuchtten de ouders diep. Ze kwamen langzaam overeind en kusten het voorhoofd van hun dochtertje. Even bleven ze nog naast de couveuse staan, vlak naast elkaar, als de bezoekers van een begrafenis aan de rand van het open graf. Toen liepen ze op de agenten af.

‘Dank u wel,’ zei Olivier zacht.

De agenten knikten. Met zijn vieren liepen ze langzaam de kamer uit.