30 Lyon

De voorzitter hamerde onophoudelijk op de tafel, maar het gejoel ging gewoon door. Luiz Perignon stond rustig af te wachten. Hij genoot van de aandacht en bewondering. Nog even en hij zou nog meer goed nieuws vertellen.

De voorzitter riep in de microfoon.

‘Dames en heren, dames en heren. Dokter Perignon heeft nog meer te vertellen. Alstublieft, stilte.’

Het hielp niet veel, totdat dokter Perignon zijn hand opstak. Alle aanwezigen waren meteen stil.

‘Dames en heren, we weten nu zeker dat we een gen kunnen transplanteren. Nu gaat het erom een goed gen te bemachtigen. Het moet uit een menselijk lichaam gehaald worden, dan moet het overgebracht worden naar een ander lichaam, vervolgens ingebracht op een zodanige manier dat het gen niet beschadigd wordt.’

‘Temperatuur, chemie, we kunnen het gemakkelijk beheersen in een laboratorium als het onze. Maar wat zich afspeelt in het lichaam van de donor en van de ontvanger van het gen, dat is veel moeilijker. Daarin kunnen ontstekingscellen zitten en afweerstoffen in honderden verschillende soorten.’

Dokter Perignon liet even een stilte vallen.

‘De minste angst of irritatie veroorzaakt afweerreacties die die dagen kunnen duren. We hebben dus een donor nodig die vol vertrouwen is en zonder bang of boos te zijn in ons laboratorium aankomt. Uw aandacht voor de volgende plaatjes, graag.’

Op het scherm verschenen vier foto's van kinderen, linksboven een jongen, de andere drie waren meisjes.

‘We moesten kinderen selecteren die het goede gen hebben en die gezond en gelukkig zijn. Door stamboomanalyse hebben we 27 kerngezonde families met het goede gen gevonden. Onze internet afdeling heeft vervolgens het internet gedrag van kinderen uit deze families bestudeerd, om te zien of we ze zouden kunnen benaderen. Daaruit kwamen vier kinderen als kandidaten naar voren. We hebben ze alle vier een aantal maanden gevolgd om DNA af te kunnen nemen. Ik laat u vier videofragmenten zien.’

De foto van de jongen in de linkerbovenhoek vulde het hele scherm en begon te bewegen. Het beeld was een beetje schokkerig, blijkbaar opgenomen met een verborgen camera.

De jongen had een aansteker in zijn hand. Hij stond bij een klein rood pakje dat op een muurtje lag. Langzaam bewoog hij de brandende aansteker naar het pakje toe. Er zat een lont aan die plotseling vlamvatte. De lont brandde veel te snel. Een steekvlam schoot uit het pakje en de jongen greep naar zijn gezicht. Een man schoot te hulp. Hij wreef met een verbandgaasje over de wang, die een beetje begon te bloeden. Hij haalde zonder dat de jongen het merkte een plastic zakje uit zijn jaszak, scheurde het open en depte wat bloed op een soort glimmend watje dat hij vervolgens in een buisje stopte. Hij sloot het buisje af met een rode dop. Daar hield de film op.

‘Het volgende fragment gaat over zijn zusje,’ zei dokter Perignon.

Het tweede plaatje van de vier kinderen begon te bewegen. Het was het plaatje rechtsboven. Het beeld was weer net zo schokkerig als in de film over de jongen. Een meisje reed rond op een éénwieler, door een park. Ze reed heel zelfverzekerd over een hobbelig zandpad. Maar ineens stokte het wiel en ze viel voorover van haar éénwieler af. Ze huilde niet, maar haar gezicht vertrok van de pijn. Ze greep naar haar knie. Haar broek was gescheurd. Een man kwam haar te hulp. Hij hielp het meisje overeind en bekeek haar knie wat beter. Terwijl het meisje beteuterd naar het gescheurde zadel van haar éénwieler keek en naar de steen waarover ze gevallen was, deed de man vliegensvlug een paar druppels bloed in een buisje. Hij sloot het af met een rode dop. Daarna liet hij het buisje in zijn jaszak glijden en plakte een pleister op de knie van het meisje. Daar hield de film op.

Het licht in het zaaltje werd wat feller en dokter Perignon sprak terwijl alle wetenschappers muisstil waren.

‘Deze twee kinderen, dames en heren, waren volgens onze computers belangrijke kandidaten. Maar we hebben er nog twee.’

Nu begon het plaatje linksonder te bewegen. De aanwezigen zagen een meisje in een dokterskamer. Een assistente stak een naald in een bloedvat in de elleboogholte van het meisje, dat bleek zag en de andere kant opkeek. De assistente vulde drie dezelfde buisjes. Toen keek ze rond. Er was niemand anders te zien. Ze greep in de zak van haar witte schort en pakte een buisje dat leek op de buisjes in de andere filmfragmenten. Ook hier liet ze wat bloed inlopen. Toen trok ze de naald terug, deed een rode dop op het extra buisje en plakte een pleister op de wond. Glimlachend gaf ze het meisje een aai over haar wang. Daar hield het filmpje op.

‘Dit meisje werd onderzocht door haar huisarts vanwege vermoeidheid en hoofdpijn. Ze leek dus niet helemaal gezond. Maar bij analyse bleek dat erg mee te vallen. Ze is genetisch prima in orde. We hadden nog een laatste kandidaat, let u op.’

Op dat moment kwam een secretaresse naar het podium toelopen. Dokter Perignon stapte opzij en de secretaresse fluisterde hem iets in het oor. Dat had onmiddellijk uitwerking. Het gezicht van de dokter, dat zojuist nog triomfantelijk had geleken, vertrok in een soort stijve grijns, en van zijn trotse gestalte was ineens niets meer over. Zijn schouders hingen af, en hij leek wel tien jaar ouder. Er moest iets helemaal mis gegaan zijn. Maar alles wat de mensen in de zaal konden verstaan was dat hij tegen de secretaresse zei:

‘Vandaag? Dat is onmogelijk!’ Daarna beende hij op volle snelheid de zaal uit, de secretaresse en de toehoorders in verwarring achterlatend.