78 Lyon

Vloekend en tierend raasde Ricardo Jensen door de gangen van het laboratorium. Personeelsleden hoorden hem van verre aankomen en zorgden dat ze niet gezien werden, want op zulke momenten was dokter Jensen volledig onvoorspelbaar. Hij wachtte niet op de lift maar rende met grote sprongen de trap op. Hij ramde de eerste deur van dokter Perignons kantoor open. De secretaresse deinsde achteruit en stamelde dat de dokter niet gestoord wenste te worden. Ricardo deed twee stappen naar haar toe en leunde dreigend over haar bureau.

‘Oh ja! En wie zegt dat dan wel? Jij soms? Een secretaresse? Als jij verdwijnt hebben we morgen honderd nieuwe van jouw soort. En jij wilt mij tegen houden?’

Briesend draaide hij zich naar de dubbele binnendeur en trapte met zijn voet uit alle macht tegen de klink. Met luid gekraak vloog de deur door het slot. Dokter Perignon keek verbijsterd naar Ricardo maar zei niets. Hij gebaarde alleen maar dat hij welkom was om plaats te nemen, in het zitje bij het raam. Maar Ricardo bleef staan.

‘De incompetente nietsnutten! De waardeloze idioten! De hersenloze imbecielen!’

Hij schopte uit volle machte tegen één van de bureaustoelen die met een luide knal tegen een ebbenhouten ladekast vloog en verbogen neerzeeg op de grond.

‘Weet jij wie die vrijwilligster was en weet je waarom ze hier was?’ Ricardo wachtte niet op antwoord.

‘Ze was hier omdat ze die zus heeft laten ontsnappen. De stupide trut, de kansloze sukkel. Lucia is weg!’

Luiz kreeg geen kans om iets terug te zeggen.

‘De tekening was helemaal gelukt. Het DNA van haar huid was perfect bewaard gebleven met die speciale vingerverf. Haar DNA is nog beter geschikt dan dat van Bernadette. Maar ze is weg. Hoor je me? Die ongehoorde breinloze misgeboortes hebben haar laten ontsnappen!’

Hij priemde zijn wijsvinger richting Luiz.

‘Jij en ik moeten gelijk aan het werk. Ik wil nog zeker 10 stukken ruggenmerg van die vrijwilligster isoleren. Alles moet goed gaan. In Leiden is niemand thuis, dat neefje en nichtje kunnen we vergeten! Bernadette is onze enige kans. Kom op.’

Luiz reikte naar zijn intercom.

‘Die vrouw is al naar de verbrandingsoven, denk ik. Ik zal het meteen controleren,’ zei hij.

De oven was nog niet helemaal op temperatuur en het stoffelijk overschot van Nikkie was nog beschikbaar. Binnen een kwartier stonden de beide dokters opnieuw te oefenen op de ruggenwervels van Nikkie. Steeds weer zaagden en beitelden ze met grote precisie wervels weg, om het ruggenmerg onbeschadigd en in optimale conditie te kunnen oogsten.

Aan het begin van de middag moesten ze stoppen. Er was geen wervel meer over, en geen stukje ruggenmerg om op te oefenen. Alles was gebruikt. Het humeur van dokter Jensen was aanzienlijk opgeknapt.

Terwijl ze in de omkleedruimte hun burgerkleding weer aantrokken, nam Ricardo alle beslissende fasen van de operatie nog eens door. Steeds knikte Luiz. Ze hadden de techniek echt wel onder de knie.

Even later stonden ze in de intensive care unit naar Genia te kijken.

‘Haar hartritme is mooi constant, hè?’ zei Dominique de Landon tegen de dokters. Die knikten, maar zeiden niets.

In feite hoort een hartritme niet constant te zijn. Een gezond lichaam is enigszins onvoorspelbaar, binnen bepaalde grenzen zelfs chaotisch. Een strak hartritme is het laatste wat je zien wilt in een ziek patiëntje dat nog uren moet wachten op een levensreddende operatie.