86 Lyon

‘Vijf, vier, drie, twee, één, Oké, klaar,’ riep Lucia.

Ze rukte de oplaad draden los van de accu, terwijl Roos haar mobieltje weer inschakelde. Meteen was Sjaak aan de lijn. Oom Cees en Sjef luisterden mee.

‘Gelukt?’ vroeg Sjaak.

‘We hebben tien minuten opgeladen. Lucia gaat nu de computer aanzetten. Lucien rijdt er al heen,’ zei Roos.

‘Nu gaat het gebeuren, Roos. Bernadette is al op weg naar de operatiekamer. Sterkte en veel succes.’ Dat was de stem van Sjef.

‘Ja, dank je wel. Ik houd mijn telefoon aan.’

‘Je moet het gebouw beschrijven aan Sjef. Die luistert mee. Hij heeft een plattegrond voor zich,’ zei Sjaak.

‘Een plattegrond? Dat is fantastisch!’ riep Lucia.

‘Niet compleet. Maar het is meer dan niks,’ zei Sjef. ‘Wat zie je vanaf de straatkant?’

‘Het opvallendst is het grote hek aan de zijkant, als je ervoor staat rechts. Daarachter gaat een grote oprit omhoog naar de eerste verdieping,’ zei Roos.

‘Geweldig! Wacht even.’

Sjef draaide zijn plattegronden een kwartslag en legde de verdiepingen zo dat de trappenhuizen op elkaar aansloten.

Op dat moment schreeuwde Lucia erdoorheen.

‘Hebbes!’ riep ze. Ze las voor wat er op het scherm stond:

‘Task completed. Server identified. 7 JPEG streams found. Proceed?’ Ze zette de computer uit. ‘Wat nu?’

‘Ik weet het niet.’ zei Roos. ‘Sjef?’

‘Ja.’

‘Waar moeten we nou naar binnen?’

‘Geen idee. Pas als je binnen bent kan ik zeggen hoe het zit. Zie je deuren?’

‘We gaan meteen kijken.’

Lucia en Roos stapten uit en liepen voor het gebouw langs.

‘Daar zit een deur,’ zei Lucia, en ze wees op de verste kant van het gebouw, zeker nog 50 meter verder.

Op dat moment kwam van de andere kant een wit bestelbusje aanrijden. Er stonden geen opschriften of reclames op. Het busje stopte naast een intercom paneeltje. Met ingehouden adem zagen Roos en Lucia hoe het grote massieve hek langzaam open begon te draaien. Ze zagen ook dat Lucien zijn auto weer had gestart en langzaam op het hek afreed. Met grote armbewegingen zwaaide hij naar de meisjes. Ze renden op Lucien af en sprongen in de auto. Het busje was het hek al voorbij. Lucien gaf volgas. Het leek wel of de tijd stil stond toen ze het hek met volle vaart naderden, terwijl het langzaam dichtdraaide. Met gierende banden rondde Lucien de bocht. Aan beide kanten schraapte het autootje langs de grendels. Als de lippen van een ijzeren mond sloten de beide helften van de poort zich. Ze waren binnen.

‘We zijn in het hek!’ schreeuwde Roos in de telefoon.

Lucia greep de arm waarin Roos haar mobieltje vast had en trok hem naar zich toe. ‘Er zit een deur precies onder de twee roldeuren. Moeten we daar naar binnen?’

Oom Cees keek op de plattegrond en drukte op de zwijgknop. Hij wilde even dat er niemand meeluisterde. Sjef keek hem aan. De ogen van oom Cees stonden bang en onzeker, als van een hond die terugschrikt voor de aanval op een grotere soortgenoot en wacht op een doortastend bevel van zijn baasje.

‘We hebben geen idee waar ze uitkomen, Sjef. En daarbinnen is Ricardo Jensen. Dit is te gevaarlijk.’

Toen verscheen de operatietafel in beeld. Drie zusters en twee dokters stonden ernaast. Eén van de zusters opende een steriele doos waaruit allerlei glimmende mesjes en klemmen te voorschijn kwamen. Felle lampen schenen op een ontblote ruggengraat. De rest van het lichaam was afgedekt met lakens. Vlak naast de ruggengraat zaten drie moedervlekjes in een kringetje bij elkaar. Iedereen die wel eens met Bernadette naar het zwembad was geweest zou haar hieraan meteen herkend hebben.

Sjef sloeg de hand van Oom Cees weg bij de zwijgknop en sprak tegen zijn nichtjes.

‘Lucia, het is de goede deur! Er is geen tijd te verliezen. Erop af!’

‘Het is de goede deur, Roos!’

‘Oké. Daar gaan we!’ zo hard ze konden renden ze op de deur af en grepen de grote roestvrijstalen handgreep allebei met twee handen vast. Ze trokken uit alle macht. Er was geen beweging in te krijgen.