59 Leiden

‘Herma! Herma, kom eens hier.’

Het was 8 uur 's morgens en Joost was opgestaan om te gaan werken. Op de tafel vond hij het briefje van Roos.

‘Wat is er, waarom schreeuw je zo?’ vroeg Herma, die de trap af kwam rennen. Toen zag ze het briefje ook. Ze las het en sloeg haar hand voor haar mond.

‘Mijn God, wat moeten we nu doen?’

Samen lazen ze het bericht nog een keer.

---

‘Ik vind het heel erg dat ik jullie dit aan moet doen. Maar volgens mij is er echt iets ergs met Bernadette en ik moet het gaan uitzoeken. Maak je over mij maar geen zorgen. Ik zal bellen. Veel liefs en xxx Roos.’

---

Verslagen lieten ze zich allebei op een stoel zakken. Het huis leek ineens zo leeg, zonder Roos. Haar stem, haar lach, zelfs haar kribbige commentaar op van alles en nog wat, ineens misten ze het. Telkens weer lazen ze dezelfde woorden. Toen stond Joost op.

‘Wat ga je doen?’ vroeg Herma.

‘Haar mobieltje bellen.’

‘Zou ze die bij zich hebben?’

‘Dat merken we vanzelf.’

‘Als je maar niet boos doet, Joost. Dan maak je het alleen maar erger. Blijkbaar heeft ze het gevoel dat we haar niet begrijpen. Dat moeten we niet versterken.’

‘Ja. Bel jij dan maar.’

Herma nam de telefoon over en zette hem op handsfree. Even later schalde de stem van Roos door de kamer.

‘Hallo, dit is de telefoon van Roos. Ik luister drie keer per dag berichten af. Dus spreek maar in na de pieptoon.’ Daarna klonk de bekende piep.

‘Hallo, lieve Roos. Wat erg dat je op weg bent gegaan. We vinden het ook wel heldhaftig. Maar als we wisten dat het zo belangrijk voor je was dan zouden we je toch geholpen hebben, Roos. Bel ons maar gauw op, dan zorgen we ervoor dat alles in orde komt.’

‘Zou het zo goed zijn?’ vroeg ze aan Joost.

‘Ik denk het wel.’ Joost zuchtte. ‘Nu kunnen we verder niets doen denk ik.’

‘Wil jij koffie zetten?’ vroeg Herma. ‘Ik ga even boven op haar kamer kijken.’

Toen ze weer beneden kwam was ze nog bleker dan ervoor.

‘Ze heeft al haar geld meegenomen, en haar rugzakje, haar kampeerplastic, alles. Ze is van plan om een tijd weg te blijven.’

Joost staarde voor zich uit. Hij zei niets terug. Blijkbaar zat hij op iets te broeden.

‘Ik ga Cees maar eens bellen,’ zei hij tenslotte. ‘Dit wordt toch veel te gek. Straks gebeurt er nog wat met Roos.’

‘Ja,’ zei Herma. ‘Hij gaat nou echt wel te ver. Roos is blijkbaar echt overstuur. Maar het is daar nu wel midden in de nacht.’

‘Dat kan me niks schelen. Het moet nou maar eens afgelopen zijn met die gekkigheid.’

Hij greep de telefoon. Oom Cees nam meteen op.

‘Hallo, Cees hier.’

‘Cees, met Joost en Herma. Wij willen even met je praten.’

‘Da's goed. Ik was toch nog wakker. Hebben jullie gehoord dat niemand weet waar Bernadette is?’

‘Dat is precies waar we over bellen. Je moet nu eens een keer ophouden met die flauwekul. Je maakt die kinderen helemaal gek. Roos is vannacht verdwenen om Bernadette te gaan zoeken.
Dit wordt te dol.’

‘Is Roos verdwenen? Waar naartoe?’

‘Dat weten wij natuurlijk ook niet. Maar je moet haar maar vertellen dat de grap over is. Bernadette is gewoon op weg naar een repetitie. Heb je dat laatste filmpje dan niet gezien? Martin heeft jou toch die link ook gestuurd, of niet?’

‘Jawel. Die heb ik gezien. Maar daar zat geen enkel recent beeld van Bernadette in. Ik vertrouw het echt niet.’

‘Hou nou toch op! Dit begint uit de hand te lopen. Als er nou iets mis gaat met Roos, wie is er dan verantwoordelijk? Heb je daar wel over nagedacht? Of wil je soms dat we de politie achter haar aan sturen om haar te zoeken?’

‘Misschien heeft ze wel gelijk, Joost. Ik heb dit allemaal niet bedacht hoor.’

‘Het is altijd hetzelfde met jou. Je kent gewoon je grenzen niet en je maakt die kinderen stapelgek met die verhalen van je!’

‘Laten we nou alles eens op een rijtje zetten. Wat weten we nou precies van waar Bernadette is?’

Maar Joost liet hem niet uitpraten.

‘We zijn er doodziek van. Als je niet zorgt dat Roos binnen 24 uur thuis is, melden we het bij de politie. En die komen dan aan jou vragen wat jij ermee te maken hebt, daar zorg ik voor. Je hebt het probleem veroorzaakt, los het nu ook maar op.’

Nog voor Oom Cees iets terug kon zeggen had Joost de verbinding verbroken.

‘Doe nou maar kalm, Joost,’ zei Herma. ‘Hij zal nu ook wel zien dat hij te ver gegaan is.’

‘Ik hoop het,’ zei Joost. Hij pakte de telefoon weer op om Roos nog eens te bellen. Hij kreeg weer hetzelfde bericht.

Herma schonk koffie in. Samen aan tafel, met allebei de kinderen van huis, was het erg stil en leeg. Zelfs de krant bleef onaangeroerd. Zonder het enthousiasme van Oom Cees zou Bernadette het nooit aangedurfd hebben om naar het European Talent Festival te gaan. Maar door zijn roekeloze grappen was het plezier er wel vanaf. Ze konden alleen maar hopen dat de reis van Roos goed af zou lopen.