76 Boerderij Frankrijk

Lucia werd wakker in de afgesloten kamer van de boerderij. Het zonlicht scheen door een gebloemd geel gordijn. Roos zat op de stoel bij de deur en zag hoe Lucia overeind kwam.

‘Niks gebeurd, gelukkig. Maar al die geluiden, elke keer dacht ik dat die engerd hierheen kwam.’

‘Ja, ik ook,’ zei Lucia. ‘Gelukkig heb ik toch nog een beetje geslapen. En jij ook.’

Op de wekker zagen ze dat het inmiddels bijna negen uur was.

Terwijl Roos en Lucia op gedempte toon met elkaar spraken over wat ze verder konden doen, hoorden ze ineens voetstappen op de gang. Beginnend als een zacht stommelend geluid in de verte, kwamen ze steeds dichterbij, en uiteindelijk leek het een oorverdovend lawaai. Roos en Lucia zaten tegen elkaar aan op het bed, verstijfd van angst, hun armen om elkaar heen, en keken met grote ogen naar de deur. Ze hoorden hoe de sleutel in het slot gestoken werd, daarna het draaien van de sleutel en het piepen van de klink. En ineens stond de oude man levensgroot in de deuropening en keek de meisjes aan. Hij had een blauwe boeren-overall aan en rook naar koeien. Hij schrok en schudde zijn hoofd.

‘No, no, not danger,’ zei hij. Hij bladerde in een oud, beduimeld woordenboekje dat hij in zijn hand had.

Toen liep hij naar de foto. Hij stak met trillende hand de kaarsen aan. Roos en Lucia zagen hoe tranen over zijn wangen liepen.

‘Daughters,’ zei hij. ‘My daughters.’

Lucia wilde vragen wat zijn bedoeling verder was en vroeg de boer naar het woordenboek. Ze keek erin, maar het was alleen maar Engels en Frans. Roos wees op de foto.

‘Dead?’ zei ze. ‘Why dead?’

‘Why dead?’ vroeg de boer.

Roos knikte. Lucia keek bezorgd toe.

De boer liep naar het ladekastje tegen de muur. Hij haalde een vergeeld fotoalbum te voorschijn en kwam op de meisjes af. Hij opende het album bij een foto van een auto die een afschuwelijk ongeluk had gehad. De afstand tussen de achterklep en de voorklep was hooguit nog een meter. Op de achtergrond stond een grote vrachtwagen waarvan de voorkant zwaar beschadigd was.

De boer gaf het fotoalbum aan Roos en bladerde weer in het boekje.

‘Dead, accident,’ zei hij. ‘Aussi ma femme.’ Hij begon te snikken. Tranen vielen in het woordenboek. ‘My wife also.’

Roos en Lucia zaten als aan het bed genageld. Ze wisten niet wat ze moesten doen. Lucia wees op het dikke slot aan de deur. Weer schrok de boer en schudde heftig met zijn hoofd.

‘No, not for danger,’ zei hij. Hij zocht weer een paar woorden op.

‘Not for your danger, for your safety.’

Roos begon ook zachtjes te huilen. ‘Hij wilde ons juist beschermen.’

‘Dan hoeft hij ons nog niet zo te laten schrikken,’ zei Lucia. Maar ook Lucia was stiller dan anders.

De boer wees met zijn hand naar zijn open mond. ‘Eat?’ vroeg hij.

Nog halfverdoofd van angst volgden Roos en Lucia hem naar een ouderwetse keuken. De tafel zag er prachtig uit. Gekookte eitjes, croissants, een pot thee, allerlei soorten jam en kaas. De boer ging zitten. Op de twee overgebleven plaatsen stonden twee oude mokken, met scherfjes uit de rand. Op de ene stond een afbeelding van Batman en op de andere van Robin.

‘Oh,’ zei Roos en sloeg de hand voor haar mond. ‘Dat zijn natuurlijk de mokken van zijn dochtertjes.’

De boer knikte. ‘Yes, daughters,’ zei hij. Weer pakte hij het woordenboekje. ‘Television. Favourite television.’

‘Ik weet het,’ zei Lucia. ‘Dat zijn Batman en Robin. Die waren toen ook op televisie.’

‘Batman, yes,’ zei de boer. Tussen de tranen door glimlachte hij. ‘Eat.’

Ze aten in stilte, alle drie af en toe nog een traantje wegpinkend. Na het ontbijt ruimde de boer de tafel af en leidde hen rond over de boerderij. Deze lag er nu prachtig bij, in een zonovergoten landschap van groene weides, met volop zomerbloemen en de donkere rand van het bos achter een ruisende beek. Er liepen dertig koeien in de wei, rustig grazend. De boer had ze die ochtend allemaal al gemolken. Hij wees op zichzelf.

‘Lucien,’ zei hij.

Lucia antwoordde als eerste. ‘Me Lucia!’

Ze lachten alle drie.

‘I am Roos.’

‘Rose,’ herhaalde de boer. Toen nam hij ze mee naar een schuurtje waar twee oude meisjesfietsen stonden, roestig en helemaal bedekt met spinnenwebben.

Hij wees op de blauwe fiets. ‘Jacqueline,’ zei hij. Toen wees hij op de groene fiets. ‘Nancy.’

In een oude stal liet hij ze nog een half vergane tafeltennistafel zien. In de hoek stond een helemaal verroestte éénwieler.

Roos liep ernaartoe. ‘I also,’ zei ze.

De boer wenkte hen om hem te volgen. In de kamer waar ze geslapen hadden pakte hij het fotoalbum weer. Achterin zat een foto van een circusoptreden waar één van de twee meisjes op een éénwieler rondreed. ‘Nancy.’ Hij wees op het andere meisje, dat op een grote bal liep. ‘Jacqueline.’ In stilte keken ze alle drie een hele tijd naar de foto. Toen sloeg hij het album dicht. ‘Lyon?’ vroeg hij. Roos en Lucia knikten. Ze waren bijna vergeten dat ze onderweg waren om Bernadette op te sporen.

Even later zaten ze weer achterin het autootje waar ze gisteren zulke spannende momenten hadden meegemaakt.

Lucien volgde deze keer wel de richtingwijzers naar Lyon. Al snel waren ze op de tolweg die van het noorden naar Lyon loopt. Roos schakelde haar mobieltje in en kreeg eindelijk weer verbinding. Er waren twee voice mails. De eerste was van Sjef. Roos en Lucia hielden hun hoofden vlak bij elkaar zodat ze allebei konden luisteren.

‘Hoi Lucia en Roos. Er wordt dubbel spel gespeeld. In de media wordt gezegd dat Bernadette waarschijnlijk niet meer in Frankrijk is. Wij geloven dat niet. Wat er ook gebeurt, GA DOOR NAAR LYON!!! Ik weet het adres nog niet, want Oom Cees was in slaap gevallen. Ik geef zo gauw mogelijk meer nieuws. Ik stuur je per e-mail de link van het televisiejournaal. Maar denk eraan, dit is bedrog. Veel succes en groeten van Sjef.’

‘Ze maken er veel werk van,’ zei Lucia.

‘Als ze op het nieuws iets zeggen over Bernadette, dan geloven onze ouders ons helemaal niet meer.’ Zei Roos.

De tweede voice mail was van Herma.

‘Hallo Roos. Bernadette is inderdaad ontvoerd. Het is afschuwelijk. Wel heel knap dat jij het in de gaten had. Maar de politie is het al aan het oplossen, dus als je ons opbelt komen we je meteen ophalen. We zijn erg ongerust, want Lucia is ook verdwenen. Heb jij informatie over haar?’

Roos deed haar telefoontje weer uit.

‘We hebben vergeten ze te vertellen dat jij hier bent. Ze denken dat jij zomaar verdwenen bent,’ zei Roos.

‘Dat is dan pech voor ze,’ antwoordde Lucia. ‘Als we nu opbellen sturen ze meteen de politie en dan gaat Bernadette er aan. We sturen wel een e-mail als we ergens internet hebben.’

Toen ze op weg waren werd de sfeer in de auto langzamerhand vrolijker. Lucia en Roos zaten Nederlandse liedjes te zingen en af en toe schudde het kleine autootje heen en weer op de weg omdat ze alle drie zaten te lachen. Tot er ineens een begrafeniswagen langs kwam. Als een bom barstte de realiteit weer los. Ze moesten in hun missie slagen, anders kwam Bernadette in zo'n wagen terecht. Als er tenminste nog een spoor van haar stoffelijk overschot gevonden zou worden.