40 Toronto
Toen Sjef wakker werd in zijn logeerkamer in het huis van Oom Cees was het stikdonker. Het duurde eventjes voordat hij zich realiseerde waar hij was, want hij had in zijn dromen de hele reis nog eens over gedaan. De ongerustheid van Roos op Schiphol, de vliegreis zelf, de aankomst in Toronto waar Oom Cees ineens niet bleek te komen. Hij had zelfs zijn nachtmerrie uit het vliegtuig opnieuw gedroomd. Hij draaide zich om en zag het lampje op de computer zachtjes aan en uitgaan. Natuurlijk. Het huis van Oom Cees. De filmpjes. Zijn e-mail aan Roos!
Hij sprong overeind en zette de computer aan. Zijn email stond nog op het scherm, maar er was geen antwoord van Roos. Dat was raar. Zou de computer niet meer aangesloten zijn, en in feite geen e-mails meer doorlaten naar buiten? Hier in het huis van Oom Cees wist je gewoon niet wat je vertrouwen kon en wat niet.
Hij ging zitten, steunde zijn ellebogen op het blad van het bureau en zijn kin in zijn handen. Op het scherm van de computer zag hij dat het vijf uur 's morgens was in Toronto. Dan was het dus 11 uur 's morgens in Leiden. Nog steeds geen bericht van Roos. Door het badkamer raam zag hij dat het al een beetje licht begon te worden. Misschien was dit wel een goede tijd om nog eens op onderzoek uit te gaan. Oom Cees zou nog wel slapen.
Sjef stond op en liep de badkamer in, die bij zijn logeerkamer hoorde. Hij plensde wat koud water in zijn gezicht en bekeek zichzelf in de spiegel. Hij zag er best fit uit.
‘Kom op, Sjef,’ zei hij tegen zijn spiegelbeeld. ‘Nu is het tijd om op zoek te gaan. Ik weet dat je het kan. Sterkte en succes!’
Toen knikte hij naar zichzelf en grinnikte even. Hij deed dat wel vaker, zijn eigen spiegelbeeld moed inspreken. Meestal hielp het nog ook.
Hij droogde zijn gezicht af en kleedde zich aan. Toen opende hij de deur en liep naar de trap. Misschien was het maar beter dat hij zich niet realiseerde dat de deur niet meer op slot zat, terwijl hij hem nog zo zorgvuldig afgesloten had, de vorige avond.
Bij de trap gekomen, besloot hij dat hij eerst naar de regiekamer zou gaan, waar hij Oom Cees de vorige dag betrapt had. Hij sloop weer zachtjes naar beneden, zoveel mogelijk op de zijkanten van de treden en met zoveel mogelijk gewicht op de leuning, om kraken te voorkomen.
In de regiekamer was niemand, maar de waaklichtjes op de monitors en computers maakten het makkelijk om de hele kamer te overzien. Hij liep naar het bedieningspaneel toe en ging voorzichtig zitten in de stoel van Oom Cees.
Het paneel voor hem zag er erg ingewikkeld uit, maar in het midden zag hij een groepje heel gewone knoppen: voor starten, stoppen, terugspoelen, vooruit spoelen en pauze. Dat was simpel. Maar hij wilde natuurlijk geen lawaai maken. Hoe kon hij het volume zacht zetten? Toen hij aan een grote ronde knop draaide lichtten de schermen op en zag hij een volume balk. Door naar links te draaien, verminderde het volume van dertig naar beneden. Hij zette de balk op nul en drukte op de start knop.
Onmiddellijk begon het filmpje weer te lopen waarin een watje met bloed van hemzelf in een buisje werd gestopt. De rillingen gingen hem over de rug, maar toch keek hij het filmpje aandachtig af. Hij wilde wat beter kijken naar de man die het bloed van hem stal. Toen het gezicht van de man in beeld was drukte hij op de pauze stand. Tot zijn verrassing werd het beeld aanzienlijk helderder, veel beter dan toen het filmpje liep. Het gezicht was duidelijk te zien. Hij herkende een man die sinds een aantal maanden met zijn vrouw in de buurt woonde. Hij maakte wel eens een praatje met Sjef of Roos. Hij was een aardige man, één van de weinige hondenbezitters die hun hond nooit op hun voetbalveldje lieten poepen. Sjef herinnerde zich de situatie ook wel toen zijn zelfgemaakte vuurwerk ineens veel te snel ontplofte. De man en zijn vrouw hadden hem geholpen, en duidelijk begrip voor de situatie getoond.
‘Maak je maar geen zorgen,’ had de vrouw gezegd.
‘Wij vertellen niets.’
Terwijl Sjef de vrouw aankeek, had de man een pleister op zijn wang gedaan. Zij had dus een verborgen camera gehad. Waarschijnlijk zo'n klein spionage cameraatje, dat Sjef ook al een tijdje graag wilde hebben. Ongelooflijk. Maar waarom hadden ze in vredesnaam dat bloed nodig? En waarom had Oom Cees daar een filmpje van?
Hij drukte weer op de start knop om de rest van het filmpje te zien en had geen idee van wat er elders in het huis gebeurde.
In de slaapkamer van Oom Cees was ook een beeldscherm aangegaan. Het licht ervan scheen door de hele kamer, over de zithoek, het bed, de grote klerenkast en een bureau waarop precies eenzelfde computer stond als op het bureau in de logeerkamer van Sjef. Oom Cees werd geleidelijk wakker door het licht. Hij wreef in zijn ogen, pakte zijn bril en keek naar het scherm. Hij zag hoe het beeld stil werd gezet bij het gezicht van de man, en na een tijdje weer begon te bewegen. Hij grijnsde en pakte een afstandsbediening. Na een druk op een knopje verscheen het gezicht van Sjef in beeld, die geconcentreerd voor zich uit zat te kijken. Op zijn gezicht zag je het flikkerende licht van de filmbeelden op het scherm voor hem. Oom Cees drukte op nog een ander knopje. Een rood cirkeltje verscheen in het beeld van Sjefs gezicht: Alles werd opgenomen.
Sjef was inmiddels aangekomen bij het filmpje over Roos, die van haar éénwieler viel op het onverharde pad bij de spoorlijn. Ook hier waren het weer de nieuwe buurtbewoner en zijn vrouw die haar hielpen en stiekem wat bloed opveegden en veilig opborgen.
De filmpjes over Lucia en Bernadette waren moeilijker te begrijpen. Bernadette zat bij de dokter, dat was waarschijnlijk toen ze onderzocht werd omdat ze een tijdje hoofdpijn had. Onbegrijpelijk dat een doktersassistente in een complot zat waarin bloed werd gestolen voor één of ander geheim plan. Wie kon je dan in vredesnaam nog vertrouwen?
Juist toen Sjef het filmpje van Lucia nog eens wat beter wilde gaan bekijken, ging ineens het volle licht aan in de regiekamer. In paniek drukte Sjef op de stop knop, maar dat hielp natuurlijk niet meer. Hij draaide zich om en zag het kalende hoofd van Oom Cees met de grote zwarte bril. Oom Cees was woedend. Naast hem stond de chauffeur die Sjef had opgehaald van het vliegveld.
‘Betrapt!’ brulde Oom Cees. ‘Mijn eigen neefje bespioneert mij in mijn eigen huis en breekt in mijn computer in! Jij bent er gloeiend bij!’
In het hoofd van Sjef gebeurde iets merkwaardigs. Het leek alsof de tijd vertraagde en hij alles veel helderder zag dan normaal, zomaar ineens, alsof je een verrekijker scherpstelt. Dan wordt een wazige vlek ineens een vlinder, waarvan je de voelsprieten, de pootjes en de tong ineens ragfijn waarneemt. Elke kleur op de vleugel en ieder klein karteltje aan de rand staat ineens vlijmscherp vlak voor je. Die karteltjes voorspelden nu niets goeds. In een fractie van een seconde zag Sjef dat de chauffeur nerveus was. Zijn rechteroog stond wijder open dan het linker. Er kwamen pareltjes zweet op zijn neus te voorschijn. En zijn rechterwijsvinger begon zachtjes te trillen. Dat was de wijsvinger waarmee hij de trekker omspande van het pistool dat hij naar voren hield. Sjef keek recht in de loop en vroeg zich af of hij de kogel zou kunnen zien die er elk moment uit kon komen.