99
De maan was een woestenij. Trevize zag het in helder daglicht badende deel onder zich voorbijtrekken. Het was een monotoon panorama van kraterringen en berggebieden, en de schaduwen staken zwart af tegen het daglicht. Er waren subtiele kleurveranderingen in de bodem en af en toe werd een flink stuk vlak land onderbroken door kleine kraters.
Toen ze de nachtzijde benaderden, werden de schaduwen langer en uiteindelijk smolten ze samen. Een poos zagen ze achter zich glinsterende bergtoppen, als dikke sterren die veel helderder schenen dan hun broeders aan de hemel. Toen verdwenen ook die en onder hen was slechts het zwakkere licht van de Aarde aan de hemel, een grote blauwwitte bol, iets meer dan voor de helft vol. Het schip liet uiteindelijk ook de Aarde achter zich die onder de horizon zonk. Onder hen lag nu een ononderbroken zwarte massa en boven hen lagen slechts de verpoederde sterren die evenwel voor de aan een sterloze hemel gewende Trevize toch een wonder leken.
Toen zagen ze voor zich nieuwe, heldere sterren, aanvankelijk maar een paar, toen andere die zich vermeerderden en dikker werden en uiteindelijk samensmolten. En vrijwel tegelijk passeerden ze de terminator en vlogen ze de dagzijde in. De zon rees in infernale glorie terwijl de monitor terstond dit felle licht polariseerde.
Trevize zag heus wel dat het een hopeloze zaak was om hier een opening te zoeken naar het bewoonbare gedeelte (zo die bestond) enkel en alleen met blote oog. Daar was deze wereld veel te enorm voor.
Hij keerde zich om en keek naar Blits die naast hem zat. Ze keek helemaal niet naar het scherm, ze hield zelfs haar ogen gesloten. Ze leek eerder in haar stoel in elkaar gezakt dan dat ze zat.
Trevize die zich afvroeg of ze sliep, zei zacht: 'Heb je al iets bespeurd?'
Blits schudde nauwelijks merkbaar haar hoofd. 'Nee,' fluisterde ze. 'Ik heb alleen iets heel vaags gemerkt. Je moet daar maar naar teruggaan. Weet je welk gebied ik bedoel?'
'De computer weet het wel.'
Het leek wel het richten op een doel met een vizier: dan weer naar die kant dan die kant om tenslotte tot stilstand te komen. Het bedoelde gebied bevond zich nog ver in de nachtzijde. Maar de Aarde stond tamelijk laag aan de horizon en verleende het maanoppervlak een spookachtig grijs schijnsel tussen de schaduwen. Er viel absoluut niets te ontwaren hoewel het licht in de cockpit was uitgedaan om beter te kunnen zien.
Pelorat keek angstig toe vanuit de deuropening. 'Hebben we al iets gevonden?' vroeg hij met een hese fluisterstem.
Trevize stak zijn hand op om hem tot stilte te manen. Hij keek strak naar Blits. Hij wist dat het nog dagen zou duren eer daglicht deze plek bereikte, maar hij wist ook dat licht van welke aard ook niet relevant was als Blits op haar manier naar leven zocht.
Ze zei: 'Daar is het.'
'Weet je het zeker?'
'Ja.'
'En dat is de enige plek?'
'De enige die ik gemerkt heb. Zijn we al over elk deel van de maan geweest?'
'Nee, maar wel over een behoorlijk groot deel.'
'Nou, dan is dat het enige wat ik gevoeld heb. Het is nu krachtiger alsof het ons heeft opgemerkt en het lijkt niet gevaarlijk. Ik krijg het gevoel dat we welkom zijn.'
'Weet je dat zeker?'
'Dat gevoel krijg ik.'
Pelorat vroeg: 'Kan dat gevoel namaak zijn?'
Blits zei nogal vanuit de hoogte: 'Namaak had ik gemerkt, laat ik je dat vertellen.'
Trevize mompelde iets over vermetel vertrouwen en zei toen: 'Wat jij voelt is hoop ik intelligentie.'
'Ik bespeur een krachtige intelligentie. Hoewel...' En toen kroop er een vreemde klank in haar stem.
'Hoewel wat?'
'Stt. Stoor me niet. Laat me concentreren.' Het laatste woord was niet meer dan een beweging van haar lippen.
Toen zei ze even verrast als opgetogen: 'Het is niet menselijk.'
'Niet menselijk?' vroeg Trevize die nog veel meer verbaasd was. 'Hebben we soms weer met robots te maken? Net als op Solaria?'
'Nee.' Blits glimlachte. 'Dit is ook niet helemaal robotisch.'
'Het is het een of het ander.'
'Geen van beide.' En ze lachte nu zelfs. 'Het is niet menselijk en het lijkt ook niet op de robots die ik tot dusver bespeurd heb.'
Pelorat zei: 'Dat zou ik graag eens willen zien.' Hij knikte krachtig met zijn hoofd en zijn ogen stonden bol van opwinding. 'Het moet iets opwindends zijn. Iets nieuws.'
'Iets nieuws,' mompelde Trevize die plotseling opgetogen was. Een flits onverwacht inzicht leek zijn schedel van binnen te verlichten.