27
Comporellens zon, duidelijk oranje van kleur, leek groter dan die van Terminus, maar hij hing laag aan de hemel en gaf weinig warmte. De wind was echter gelukkig zacht en beroerde Trevizes wangen met ijzige vingers.
Hij huiverde in het elektrische pak dat Mitza Lizalor hem gegeven had. Ze stond naast hem. Hij zei: 'Het zal zo wel warmer worden, Mitza.'
Ze keek even naar de zon en stond in de uitgestrekte verlatenheid van de ruimtehaven, maar aan niets was te merken dat ze kou leed. Hoog, groot en in een lichtere jas dan die van Trevize was ze misschien niet ongevoelig voor de kou, maar ze gaf geen krimp.
Ze zei: 'We hebben een mooie zomer. Hij duurt niet lang, maar onze oogsten hebben zich daaraan aangepast. De culturen zijn zorgvuldig gekozen. Ze groeien goed in de zon en bevriezen niet snel. Onze huisdieren hebben een dikke vacht en de wol van Comporellen is verreweg de beste in de hele Galaxis. Dat feit is algemeen erkend. Ook hebben we boerderijen in een baan om Comporellen waar tropisch fruit groeit. We exporteren zelfs ingeblikte ananas van superieure kwaliteit. De meeste mensen die ons alleen maar als een koude wereld kennen weten dat niet.'
Trevize zei: 'Ik vind het fijn dat je ons wegbrengt, Mitza en dat je zo goed meehelpt aan die missie van ons. Maar voor mijn eigen gemoedsrust moet ik je vragen of je hierdoor niet in ernstige moeilijkheden met je regering komt?'
'Nee!' Ze schudde trots haar hoofd. 'Geen moeilijkheden. Om te beginnen zal niemand mij ondervragen. Ik heb de leiding over Transport, hetgeen betekent dat ik en ik alleen de regels vaststel voor deze ruimtehaven en andere, voor de toelatingsstations, voor de schepen die komen en gaan. De minister-president is wat dat betreft volledig van mij afhankelijk en hij heeft absoluut geen zin om details te weten. En zelfs al werd ik ondervraagd, dan zou ik gewoon de waarheid vertellen. De regering zou me hooglijk prijzen omdat ik het schip niet aan de Foundation heb teruggegeven. En dat geldt ook voor de mensen als het verantwoord zou zijn hen daarvan op de hoogte te stellen. En de Foundation weet van niets.'
Trevize zei: 'Jouw regering vindt het misschien prima dat jij het schip niet aan de Foundation hebt gegeven, maar zijn ze er wel zo gelukkig mee dat je ons ermee hebt laten weggaan?'
Lizalor glimlachte. 'Je bent een fatsoenlijke vent, Trevize. Je hebt keihard gevochten om je schip te behouden en nu je het hebt, maak je je nog zorgen over ons.' Ze stak aarzelend haar hand naar voren alsof ze iets van haar genegenheid wilde laten blijken, maar beheerste met zichtbare moeite deze opwelling.
Bruusk zei ze: 'En zelfs als ze vinden dat ik het niet goed heb gedaan, dan hoef ik ze maar te vertellen dat jij op zoek bent naar de Oudste en dan zullen ze zeker zeggen dat ik er goed aan heb gedaan om je met schip en al weg te werken. En dan geven ze zich aan dat verzoeningsritueel over omdat je toch maar hier geland bent, hoewel wij er natuurlijk geen flauw idee van hadden waar jij mee bezig was.'
'Ben je werkelijk bang dat jou en je wereld onheil overkomt enkel en alleen door mijn aanwezigheid?'
'Inderdaad,' zei Lizalor onbewogen. En toen, wat zachter: 'Je hebt al onheil over me afgeroepen, want nu ik jou heb gehad, zullen de mannen van Comporellen daar helemaal mager bij afsteken. Ik blijf met een verlangen zitten dat niet te bevredigen is. Hij Die Straft heeft al toegeslagen.'
Trevize aarzelde. Toen zei hij: 'Ik wil je niet ompraten, maar ik wil ook niet graag dat je nodeloos verdriet hebt. Weet je, dat idee dat ik onheil teweegbreng, dat is gewoon bijgeloof.'
'Dat heeft die Scepticus je zeker verteld?'
'Dat wist ik al zonder hem.'
Lizalor veegde over haar gezicht, want rijp had zich op haar dikke wenkbrauwen afgezet en ze zei: 'Ik weet wel dat sommigen denken dat het bijgeloof is. Maar dat de Oudste ellende heeft teweeggebracht, dat is gewoon een feit. Dat is talloze malen bewezen en al die slimme Sceptici bij elkaar kunnen dat feit niet wegpraten.'
Ze stak plotseling haar hand uit. 'Vaarwel, Golan. Stap aan boord en voeg je bij je partners voordat dat weke Terminus-lijf van jou nog bevriest in onze koude, maar vriendelijke wind.'
'Vaarwel, Mitza en ik hoop je weer te zien als ik terugkom.'
'Ja, je hebt inderdaad beloofd terug te komen en ik heb mijn best gedaan om dat te geloven. Ik heb mezelf zelfs wijsgemaakt dat ik je hier op de ruimtehaven zou ophalen zodat onheil alleen mij en niet mijn wereld zou treffen, maar jij komt niet terug.'
'O nee! Ik kom wel degelijk terug. Nu ik een keer van jou heb mogen genieten, geef ik je niet zo gemakkelijk op.' En op dat ogenblik was Trevize er inderdaad van overtuigd dat hij dit meende.
'Ik twijfel niet aan je romantische opwellingen, lieve Foundationist, maar zij die op zoek gaan naar de Oudste komen nooit meer terug. Dat weet ik in mijn hart.'
Trevize probeerde om niet te klappertanden. Dat kwam door de kou en hij wilde haar niet laten denken dat het uit vrees was. Hij zei: 'Ook dat is bijgeloof.'
'En toch is het waar,' zei ze.