97
Pelorat staarde, negeerde toen die laatste opmerking en ging over op een eerder probleem. 'Hoe heeft Fallom twee elkaar tegensprekende opdrachten gegeven?'
'Nou, ze zei dat ze wilde dat het schip naar Solaria ging.'
'Ja ja, natuurlijk.'
'Maar wat bedoelde ze met Solaria? Ze kan Solaria niet in de ruimte herkennen. Ze heeft die planeet nooit vanuit de ruimte gezien. Ze was in slaap toen wij zo overhaast moesten vertrekken. En ondanks al dat gelees in jouw bibliotheek plus wat Blits haar verteld heeft, geloof ik toch niet dat ze de ware omvang van de Galaxis kan vatten. Honderden miljarden sterren en miljoenen bewoonde planeten. Zij is ondergronds en in haar eentje opgevoed en het enige wat ze kan vatten is het concept van dat er verschillende planeten bestaan. Maar hoeveel? Twee? Drie? Vier? Voor haar lijkt elke wereld op Solaria en die wereld wordt dan ook door haar smachtende verlangen Solaria. En omdat ik er van uitga dat Blits haar heeft willen kalmeren door te suggereren dat we haar terug naar Solaria zullen brengen als we Aarde niet kunnen vinden is zij op de gedachte gekomen dat Solaria vlak bij Aarde is.'
'Maar hoe weet je dat, Golan? Hoe kom je erbij?'
'Ze heeft het ons min of meer zelf verteld toen wij naar binnen stormden, Janov. Ze riep uit dat ze terug naar Solaria wilde en zei toen voorts, "daar... daar" terwijl ze naar de monitor knikte. En wat was er op het scherm te zien? De satelliet van Aarde. Die stond daar niet toen ik ging eten; ik had Aarde erop staan. Maar Fallom moet die satelliet in gedachten hebben gehad toen ze naar Solaria vroeg. En de computer moet zich daarom op de satelliet geconcentreerd hebben. Geloof me, Janov. Ik weet hoe die computer werkt. Wie zou het beter kunnen weten?'
Pelorat keek naar de dikke sikkel licht op het scherm en zei peinzend: 'Hij wordt in minstens één Aardse taal "Maan" genoemd. "Luna" in weer een andere. Vermoedelijk staat hij onder talloze namen bekend. Denk je eens in, ouwe kerel, wat een verwarring, een wereld met ontelbare talen, het misverstand, de complicaties, de ...'
'Maan?' vroeg Trevize. 'Dat klinkt eenvoudig. Maar nu ik daaraan denk, het kan best zijn dat het kind instinctief heeft geprobeerd om het schip door middel van haar transductie-lobben te verplaatsen, waarbij ze zich van de scheepsenergie heeft bediend. En dat kan die tijdelijke trilling, die verwarring met de inertie, mede veroorzaakt hebben. Maar dat doet er nu niet meer toe, Janov. Wat er wel toe doet is dat we nu met de Maan te maken hebben - ja, dat is een leuke naam. Daar staat hij, vergroot en wel op het scherm. Ik kijk er nu naar en ik vraag me het een en ander af.'
'Wat dan, Golan?'
'Dat formaat. Wij hebben de neiging om satellieten te negeren, Janov. Dat zijn toch meestal van die kleine dingen, zo ze er zijn. Maar deze is anders. Dat is een wereld. Hij heeft een diameter van ongeveer vijfendertighonderd kilometer.'
'Een wereld! Dit noem je toch geen wereld. Hij is onbewoonbaar. En zelfs een diameter van vijfendertighonderd kilometer is te klein. Die kan geen atmosfeer vasthouden. Zelfs ik kan dat zo zien. Geen wolken. Die cirkelvormige lijn die tegen de ruimte afsteekt is messcherp afgetekend net als die binnenste kromming die de donkere en lichte helft scheidt.'
Trevize knikte. 'Je wordt al een echte ruimte-rot, Janov. Maar je hebt gelijk. Geen lucht, geen water. Maar dat betekent alleen dat de Maan niet op zijn oppervlak bewoonbaar is. Zou het niet ondergronds kunnen?'
'Ondergronds?' vroeg Pelorat weifelend.
'Jazeker. Ondergronds. En waarom niet? Jij hebt mij verteld dat de steden van Aarde onder de grond lagen. Wij weten dat Trantor ondergronds was. Ook de hoofdstad van Comporellen is voor een groot deel ondergronds. De landhuizen op Solaria waren bijna helemaal ondergronds. Die situatie is niets bijzonders.'
'Maar Golan, in al die gevallen leefden de mensen op een bewoonbare planeet. Ook het oppervlak was bewoonbaar, bezat een atmosfeer en oceanen. Hoe kan men ondergronds leven als het oppervlak onbewoonbaar is?'
'Kom Janov, denk nu eens na! Waar wonen we op dit moment? De Verre Ster is een piepkleine wereld met een onbewoonbaar oppervlak. Er is geen lucht of water aan de buitenkant. Toch leven we hierbinnen in het uiterste comfort. In de Galaxis wemelt het van ruimtestations en -kolonies in oneindige variëteiten. En dan zwijg ik nog over ruimteschepen. En die zijn allemaal onbewoonbaar op de binnenkant na. Denk je eens in dat de Maan een gigantisch ruimteschip is.'
'Met een bemanning?'
'Ja. Miljoenen mensen, weten wij veel. En planten en dieren; plus een geavanceerde technologie. Luister Janov, zie je dan niet dat het zo moet zijn? In zijn laatste dagen kon Aarde een groep kolonisten naar een planeet rond Alpha Centauri brengen. Die planeet hebben ze, mogelijk met behulp van het Imperium, verbouwd tot een soort van Aarde. Ze hebben de oceanen bezaaid, droog land gemaakt waar dat vroeger niet was. Zou diezelfde Aarde dan niet evengoed een groep naar zijn satelliet kunnen sturen en die bewoonbaar maken?'
Pelorat zei aarzelend: 'Dat dacht ik wel.'
'Ze hebben het wel moeten doen. Stel, Aarde heeft iets te verbergen. Waarom zou je het meer dan een parsec weg verstoppen als je het ook kwijt kunt op een wereld op nog geen honderdmiljoenste van de afstand naar Alpha Centauri? En ook uit psychologisch standpunt bekeken is de Maan een betere schuilplaats. Niemand die leven zoekt, denkt aan satellieten. Neem mij bijvoorbeeld. Die Maan bungelde een centimeter voor mijn neus, maar het enige waar ik aan kon denken was Alpha Centauri. Als Fallom er niet geweest was...' Zijn lippen persten zich op elkaar en hij schudde zijn hoofd. 'Die eer komt haar zeker toe. Dat zal Blits me heus wel duidelijk maken.'
Pelorat zei: 'Maar luister nu eens, oude makker. Stel dat daar iets onder het oppervlak van de Maan verborgen is, hoe vinden we dat? Daar moet een oppervlak zijn van miljoenen vierkante kilometers.'
'Ruwweg veertig miljoen.'
'En die moeten we allemaal inspecteren? En waar moeten we naar uitzien? Naar een opening? Een soort van luchtsluis?'
Trevize zei: 'Op die manier geformuleerd lijkt het een onmogelijke taak; maar we zijn niet op zoek naar voorwerpen, we zoeken naar leven; en bovendien intelligent leven. En we hebben immers Blits. Intelligentie ontdekken is toch haar specialiteit, nietwaar?'