42
Trevize grinnikte in zichzelf. Het was een binnenpretje want zijn mondhoeken vertrokken niet eens.
Toen hij samen met de computer de ster (zo die daar was) van de eerste set coördinaten had gevonden, hadden Pelorat en Blits hem gespannen gadegeslagen en vragen gesteld. Nu bleven ze in hun hut om te slapen of althans zich te ontspannen en hadden ze het karwei aan Trevize overgelaten.
Dat was in zekere zin vleiend, want nu leek het of ze het feit hadden aanvaard dat Trevize wist wat hij deed en dat hij daarbij geen assistentie nodig had. Trevize had op zijn beurt meer ervaring gekregen en ging nu zelfbewuster te werk. Hij vertrouwde nu ook veel meer op de computer.
Een andere ster, fel en niet aangegeven op de Galactische kaart, werd zichtbaar. Deze tweede ster was nog helderder dan die waar Aurora omheen cirkelde en het feit dat de ster niet geregistreerd stond, kreeg daardoor meer betekenis.
Trevize verbaasde zich over het zonderlinge gedrag van oeroude tradities. Hele eeuwen konden samengebald worden of domweg uitgewist. Complete beschavingen konden naar de vergetelheid verbannen worden. Maar toch kon er iets weggegrist worden uit al die werelden, iets dat feitelijk en correct was, zoals deze coördinaten.
Hij had eerder die dag een opmerking in deze trant tegen Pelorat gemaakt. En Pelorat had hem geantwoord dat dit nu uitgerekend datgene was wat de studie van mythen en legenden zo boeiend maakte. 'De truc is om erachter te komen wat nu precies die kern van waarheid is waarop een legende berust,' had Pelorat gezegd. 'Dat is niet gemakkelijk en de ene mytholoog zal er andere dingen uitpikken dan een andere en ieder heeft natuurlijk zijn eigen interpretatie.'
Hoe het ook zij, deze ster bevond zich precies waar hij volgens de door Deniador verstrekte coördinaten moest zijn, met een correctie voor de verstreken tijd. Trevize was nu bereid om er heel wat om te verwedden dat ook de derde ster op zijn plaats zou zijn. En als dat ook het geval mocht zijn, dan wilde Trevize zelfs zo ver gaan dat hij geloof hechtte aan de vijftig Verboden Werelden waarvan de legende melding maakte (al was dat getal nog zo verdacht rond). Vraag was alleen: waar waren die zevenenveertig andere?
Een bewoonbare planeet, een Verboden Wereld, cirkelde om de ster en deze keer was Trevize niet eens verbaasd. Hij had van meet af aan geweten dat die wereld er zou zijn. En hij zette een verkennende omloopkoers voor de Verre Ster uit.
Het wolkendek was zo dun dat hij vanuit de ruimte een redelijk beeld van het oppervlak kreeg. Zoals alle bewoonbare planeten had ook deze veel water. Er was een ononderbroken tropische oceaan en twee ononderbroken polaire oceanen. Op gemiddelde breedtegraden slingerde zich een slangvormig continent rond de wereld met aan weerszijden baaien en af en toe eilandengroepen. Aan de andere kant van diezelfde breedtegraad was het landoppervlak in drie grote delen uiteengevallen. Elk van de drie was dikker in het noordoosten dan het tegenoverliggende continent.
Trevize wilde dat hij zoveel van klimatologie wist dat hij temperaturen en seizoenen kon vaststellen. Even speelde hij met de gedachte om de computer dit probleem te laten uitwerken. Maar de moeilijkheid was dat klimaat hier geen punt van overweging was.
Belangrijker was het feit dat ook hier de computer geen spoor van straling aantrof die op technologische afkomst wees. Zijn telescoop liet hem weten dat deze planeet niet door de motten aangevreten was. En ook waren er geen woestijnen te zien. Het land vertoonde diverse schakeringen van groen, maar aan de dagzijde waren geen steden te zien en aan de nachtzijde brandden geen lichten ...
Was dit weer een planeet met elke denkbare vorm van leven op de mens na?
Hij tikte op de deur van de andere slaaphut.
'Blits?' fluisterde hij hard en klopte weer.
Hij hoorde iets ritselen en toen de stem van Blits: 'Ja?'
'Kun je even hier komen? Ik heb je hulp nodig.'
'Ik kom zo, ik trek even iets aan.'
Toen ze naar buiten stapte, voelde Trevize irritatie opkomen, want ze had nogal veel werk van haar uiterlijk gemaakt en dat hoefde niet van hem, daar wilde hij althans niet op wachten. Maar ze waren nu vrienden en hij slikte zijn kritiek in.
Ze zei uitermate vriendelijk: 'En wat kan ik voor je doen, Trevize?'
Trevize wuifde naar de monitor. 'Zoals je ziet passeren we momenteel iets wat er als een volmaakt gezonde planeet uitziet met een weelderige plantengroei. Maar geen lichten aan de nachtzijde en geen technologische straling. Wil jij alsjeblieft even luisteren of je dierlijk leven bespeurt? Ik dacht net een kudde grazende dieren te zien, maar ik ben niet zeker. Misschien wil ik het maar al te graag zien.'
Blits 'luisterde'. Toen trok er een eigenaardige blik over haar gezicht. Ze zei: 'O, dieren genoeg daarbeneden.'
'Zoogdieren?'
'Hoogst waarschijnlijk.'
'Menselijk?'
Nu leek ze zich harder te concentreren. Een volle minuut verstreek en toen weer een. En toen pas ontspande ze zich. 'Ik weet het niet zeker. Soms vang ik een flits op van een concentratie van intelligentie die menselijk kan zijn. Maar het is zo zwak en zo sporadisch dat ik misschien ook alleen maar voel wat ik zo graag wil voelen. Weet je ...'
Ze verzonk even in gepeins en Trevize stootte haar aan. 'Nou?'
Ze zei: 'Wat ik opvang is iets wat ik niet kan plaatsen, ik heb er geen ervaring mee, maar het kan toch onmogelijk iets anders zijn dan ...'
Haar gezicht ging weer strak staan en ze 'luisterde' nu zo mogelijk nog intenser.
'Nou?' vroeg Trevize weer.
Ze ontspande zich. 'Het kunnen alleen maar robots zijn.'
'Robots?'
'Ja, en als ik die kan voelen, moet ik toch zeker ook mensen kunnen voelen. Maar dat doe ik niet.'
'Robots!' zei Trevize weer en hij fronste zijn voorhoofd. 'Inderdaad,' zei Blits, 'en zo te zien zijn het er heel veel.'