VI
Het raadsel van Aarde
22
Trevize voelde zich bijna verdoofd en vroeg zich af hoeveel tijd er inmiddels verstreken was.
Naast hem lag Mitza Lizalor, minister van Transport. Ze lag op naar buik met haar hoofd opzij en snurkte hoorbaar met haar mond open. Trevize was opgelucht dat ze nog in slaap was. En wanneer ze ontwaakte hoopte hij dat ze goed begrepen had dat ze al die tijd geslapen had.
Trevize hunkerde ernaar om zelf te gaan slapen, maar hij had het gevoel dat hij dit onder geen voorwaarde mocht doen. Ze mocht hem niet slapende aantreffen. Het moest tot haar doordringen dat hij heel veel had moeten doorstaan, terwijl zij zich aan de vergetelheid had kunnen overgeven. Ze zou zo'n uithoudingsvermogen van een immorele figuur uit de Foundation verwachten en op dit punt kon hij haar beter niet teleurstellen.
Maar alles bij elkaar had hij het toch niet gek gedaan. Hij had terecht vermoed dat Lizalor met haar grote lijf en kracht, haar politieke macht, haar verachting voor de Comporelliaanse mannen waarmee ze ervaring had gehad en haar mengsel van afgrijzen en fascinatie voor de verhalen (wie had haar die verteld?) over de seksuele vaardigheid van de decadentelingen op Terminus, gedomineerd wilde worden. Ze zou het misschien verwachten, al had ze dit verlangen nooit onder woorden kunnen brengen.
Hij was van die veronderstelling uitgegaan en tot zijn geluk had hij goed gegokt. (Trevize, altijd het grootste gelijk, spotte hij.) De vrouw was nu bevredigd en Trevize had haar tot daden kunnen aanzetten die haar uitputten terwijl hij er niet al te zeer door vermoeid werd.
Maar het was niet gemakkelijk geweest. Ze had een schitterend lijf (zesenveertig, had ze gezegd, maar een vijfentwintigjarige atlete had er zich niet voor hoeven te schamen) en een enorm uithoudingsvermogen: een uithoudingsvermogen dat alleen door haar roekeloze overgave werd overtroffen.
Als hij haar enige beheersing kon bijbrengen (maar kon hij dit wel overleven?), en als ze na wat oefening een beter begrip van haar eigen vermogens had gekregen (en nog belangrijker: van die van hem), dan kon het best aangenaam worden.
Het snurken hield plotseling op en ze draaide zich om. Hij legde zijn hand op haar schouder en begon die te strelen. Haar ogen gingen open. Trevize steunde op zijn elleboog en deed zijn best om ontspannen en vol levenslust te kijken.
'Ik ben blij dat je even geslapen hebt, liefje,' zei hij. 'Je had die rust hard nodig.'
Ze glimlachte slaperig tegen hem en een ogenblik had Trevize het angstige vermoeden dat ze klaar was voor een volgende ronde, maar ze draaide zich om tot ze op haar rug lag. Met lome, bevredigde stem zei ze: 'Ik had het meteen al door toen ik je zag, jij bent de koning van de seks.'
Trevize probeerde bescheiden te kijken. 'Ik had me meer moeten matigen.'
'Onzin. Zo was het precies goed. Ik was bang dat die jonge vrouw je helemaal leeg gevreeën had, maar jij had gezegd dat dat niet waar was geweest. Dat is toch zo, hè?'
'Heb ik soms gedaan alsof ik maar halfvol zat?'
'Nee, dat kan ik niet zeggen,' en haar lach dreunde.
'En denk je nog steeds aan die Psychische Aftaster?'
Ze lachte weer. 'Ben je gek! En jou kwijtraken?'
'Toch zou het beter zijn als je me tijdelijk kwijt was.'
'Wat bedoel je?' Ze begreep hem niet.
'Als ik hier voortaan zou blijven, hoe lang liefje, zou het dan duren eer we van die vragende ogen kregen en het gefluister begon? Maar als ik op mijn missie vertrek, dan kan ik natuurlijk af en toe terugkeren om vorderingen te melden en dan zou het de gewoonste zaak van de wereld zijn als we ons af en toe afzonderden... en, mijn missie is inderdaad van het grootste belang.'
Daar moest ze even over nadenken. Ze krabde zich over haar rechterheup. Toen zei ze: 'Je zult wel gelijk hebben, ik vind het wel een afschuwelijke gedachte ... maar je hebt natuurlijk gelijk.'
'En je hoeft niet bang te zijn dat ik je zal vergeten,' zei Trevize. 'Ik ben niet zo stom dat ik ooit kan vergeten wat hier voor mij klaarligt.'
Ze glimlachte tegen hem, streek zacht over zijn wang en zei, terwijl ze hem in de ogen keek: 'Vond je het fijn, liefje?'
'Veel meer dan fijn, schat.'
'Maar jij bent nog wel een inwoner van de Foundation. Een man op het hoogtepunt van zijn jeugd, afkomstig van Terminus zelf. Je moet toch allerlei soorten vrouwen gehad hebben die er ook heel veel van afweten en ...'
'Ik heb nooit iemand zoals jij meegemaakt, niemand die maar aan jou kan tippen,' zei Trevize met een felheid die vanzelf kwam, want het was nog waar ook.
Lizalor zei inschikkelijk: 'Nou ja, als jij het zegt... Maar weet je, het is heel moeilijk van je oude gewoonten af te komen en ik kom er niet toe om zomaar een man op zijn woord te geloven. Ik moet enige zekerheid hebben. Ik kan me voorstellen dat ik jou en je vriend dr. Pelorat laat gaan als ik weet wat die missie inhoudt, maar ik hou die jonge vrouw voor alle zekerheid hier. Wees maar niet bang, ze zal uitstekend behandeld worden, maar ik ga ervan uit dat Pelorat haar graag terug wil en hij zal er wel voor zorgen dat jullie op gezette tijden naar Comporellen teruggaan, zelfs als jij in je enthousiasme de tijd vergeet.'
'Maar dat is onmogelijk, Lizalor.'
'O ja?' Wantrouwen sijpelde terstond in haar ogen. 'Waarom? Waar heb je die vrouw voor nodig?'
'Niet voor de seks, dat heb ik je al verteld. Ze is van Pelorat en ik zie niets in haar. Bovendien weet ik zeker dat ze in tweeën zou breken als zij meemaakte wat jij zo triomfantelijk hebt doorstaan.'
Bijna moest Lizalor glimlachen, maar ze liet zich niet gaan en zei op strenge toon: 'Wat voor belang heb je er dan bij dat zij meegaat?'
'Ze is van essentiële betekenis voor de missie. Daarom moet ze mee.'
'Nou, wat is die missie dan? Het wordt langzamerhand tijd dat ik dat te horen krijg.'
Trevize aarzelde maar kort. Het zou de waarheid moeten worden. Geen enkele leugen zou zo effectief zijn.
'Luister,' zei hij. 'Comporellen is dan misschien wel een heel oude wereld, misschien wel een van de alleroudste, maar hij kan niet de oudste zijn. Het menselijke leven is niet op deze planeet ontstaan. De vroegste mensen zijn hier vanaf een andere planeet gekomen. En misschien is ook daar het menselijke leven niet ontstaan, maar op weer een oudere planeet en ga zo maar door. Ergens kom je bij het begin. Wij moeten die allereerste wereld vinden, de wereld waarop het menselijke ras ontstaan is. Ik zoek Aarde.'
Hij werd overrompeld door de plotselinge verandering die over Mitza Lizalor kwam.
Haar ogen stonden groot, ze begon zwaar te ademen en elke spier van haar lijf leek te verstijven terwijl ze op bed lag. Haar armen schoten omhoog en de twee eerste vingers van elke hand maakten een kruis.
'Jij hebt de Naam gezegd,' fluisterde ze hees.