40
Trevize wreef over zijn voorhoofd alsof hij pijn had. Hij zei: 'Een robot? Heb jij een robot gezien?'
'Inderdaad,' zei Pelorat en hij knikte heftig.
'Hoe weet je dat?'
'Dat het een robot was? Hoe zou ik dat niet kunnen zien?'
'Heb je ooit een robot gezien?'
'Nee, maar het was een metalen voorwerp dat er als een menselijk wezen uitzag. Hoofd, armen, benen, romp. Als ik metaal zeg bedoel ik natuurlijk roest. En toen ik ernaartoe liep, is hij door de trilling van mijn voeten denk ik helemaal beschadigd, want toen ik hem aanraakte...'
'Waarom heb je hem aangeraakt?'
'Nou ja, ik kon mijn ogen niet geloven. Het was een intuïtieve reactie. En toen ik hem aanraakte, verpulverde hij. Maar...'
'Ja?'
'Voordat hij helemaal weg was, leken zijn ogen heel zwak te glinsteren en hij maakte een geluid of hij iets wilde zeggen.'
'Je bedoelt dat hij nog steeds werkte?'
'Nauwelijks, Golan. Toen is hij verpulverd.'
Trevize wendde zich tot Blits. 'Kun jij dat bevestigen, Blits?'
'Het is een robot geweest en we hebben hem gezien, ja,' zei Blits.
'En hij deed het nog steeds?'
Blits zei toonloos: 'Toen hij verpulverde ving ik heel zwak neuronische activiteit op.'
'Hoe weet je dat dat neuronische activiteit is geweest? Een robot heeft geen uit cellen opgebouwd organisch brein.'
'Het computerale equivalent, neem ik aan,' zei Blits, 'en dat zou ik wel voelen.'
'Heb je dan een robotische mentaliteit gevoeld, geen menselijke?'
Blits perste haar lippen op elkaar. 'Het was zo zwak dat ik niets meer heb kunnen voelen. Maar het was er wel.'
Trevize keek naar Blits en toen naar Pelorat en zei toen geïrriteerd: 'Maar dit verandert alles.'