XI
Ondergronds
47
Trevize voelde zich verstijven. Hij probeerde normaal door te ademen en keek naar Blits.
Die stond met haar arm beschermend om Pelorat geslagen en zo te zien leek ze volstrekt ontspannen. Ze glimlachte en haar knikje was nauwelijks te zien.
Trevize wendde zich tot Bander. Hij had de reactie van Blits als bemoedigend geïnterpreteerd en hoopte nu maar dat hij gelijk had. Grimmig zei hij: 'Hoe hebt u dat gedaan, Bander?'
Bander glimlachte. Hij was kennelijk in zijn nopjes. 'Zeg eens, kleine Buitenwerelder, gelooft u in tovenarij? In magie?'
'Nee, kleine Solariaan, dat doen we niet,' snauwde Trevize.
Blits trok aan Trevizes mouw en fluisterde: irriteer hem nou niet, want hij is heel gevaarlijk.'
'Dat kan ik ook zien,' gromde Trevize en hij probeerde om zijn stem zacht te houden. 'Doe dan iets.'
Nauwelijks hoorbaar lispelde Blits: 'Nog niet. Hij is minder gevaarlijk als hij zich veilig voelt.'
Bander besteedde geen aandacht aan deze woordenwisseling tussen de Buitenwerelders. Hij liep onverschillig van hen weg. Zijn robots gingen opzij om hem door te laten.
Toen keek hij om en kromde loom een vinger. 'Kom mee. Volg me. Alle drie. Ik heb jullie een verhaal te vertellen dat jullie misschien niet interesseert, maar mij hooglijk.' En hij liep ontspannen verder.
Trevize bleef enige tijd waar hij was. Hij wist niet precies wat hem te doen stond. Maar toen Blits naar voren stapte en Pelorat meetrok, had Trevize geen keuze. Het alternatief was om bij de robots te blijven.
Blits zei op luchtige toon: 'Als Bander zo vriendelijk wil zijn om ons dat verhaal dat ons niet interesseert te vertellen ...'
Bander draaide zich om en keek strak naar Blits alsof hij haar nu pas voor de eerste keer echt zag. 'U bent de vrouwelijke halfmens,' zei hij. 'Dat is toch zo, hè. De kleinste helft.'
'De kleinste helft, Bander. Inderdaad.'
'Die twee anderen zijn de mannelijke half mensen?'
'Inderdaad.'
'Hebt u al een kind gehad, vrouw?'
'Mijn naam, Bander, is Blits. Ik heb nog geen kind gehad. Dit is Trevize. En dat is Pel.'
'En welk van deze masculienen zal u bij de geboorte assisteren? Beiden? Of geen van beiden?'
'In dat geval zal Pel me assisteren, Bander.'
Bander wendde zich tot Pelorat. 'U hebt wit haar, zie ik.'
Pelorat zei: 'Dat klopt.'
'Heeft het altijd die kleur gehad?'
'Nee Bander. Naarmate ik ouder werd is het zo gekomen.'
'En hoe oud bent u?'
'Ik ben tweeënvijftig, Bander,' zei Pelorat en voegde toen hier haastig aan toe: 'Ik bedoel Galactische Standaard Jaren.'
Bander onderbrak geen seconde zijn pas. Hij was, vermoedde Trevize, op weg naar zijn landgoed, maar had alle tijd. Bander zei: 'Ik weet niet hoe lang een Galactisch Standaard Jaar duurt, maar veel langer of korter dan ons jaar zal het wel niet zijn. En hoe oud zult u zijn, Pel, als u sterft?'
'Dat kan ik niet zeggen. Misschien leef ik nog dertig jaar.'
'Tweeëntachtig jaar dus. Zeer kort, en in tweeën gedeeld. Ongelooflijk, en toch zijn mijn verre voorouders op Aarde als u geweest. Toch hebben sommigen de Aarde verlaten om nieuwe werelden te stichten tussen de sterren, prachtige werelden, zeer goed georganiseerd, in groten getale.'
Trevize zei luidkeels: 'Niet zoveel. Vijftig.'
Bander keek Trevize hooghartig aan. Hij scheen nu niet zo'n goed humeur te hebben. 'Trevize. Zo heet u.'
'Mijn volledige naam luidt Golan Trevize. Ik zeg dat er vijftig werelden van Ruimters zijn. Wij daarentegen hebben wel miljoenen werelden.'
'Kent u dan al het verhaal dat ik u vertellen ga?' vroeg Bander zacht.
'Als dat het verhaal is dat er vijftig Ruimterwerelden zijn, inderdaad, dat kennen we.'
'Wij rekenen niet alleen in getallen, kleine halfmens,' zei Bander. Wij rekenen ook met de kwaliteit. Er zijn er inderdaad vijftig, maar al uw miljoenen kunnen daar niet tegenop. En Solaria is de vijftigste geweest en derhalve de beste. Solaria is veel verder dan die andere Ruimterwerelden, zoals die op hun beurt verder dan Aarde zijn. Alleen wij op Solaria weten hoe er geleefd dient te worden. Wij schuilen niet in kudden als dieren bij elkaar, als op Aarde en de andere planeten, ja, zelfs zoals op de andere Ruimterwerelden. Wij leven allemaal op onszelf. We laten ons door robots helpen en zoeken elkaar zo vaak we willen elektronisch op, maar vrijwel nooit zoeken we elkaar in natura op. Het is al heel wat jaren geleden dat ik echte menselijke wezens heb gezien. U mag daaronder geschikt worden, maar u bent slechts half-menselijk en derhalve belemmert uw aanwezigheid mijn vrijheid niet meer dan een koe zou doen, of een robot. Maar toch zijn ook wij eens half mensen geweest. Hoe volmaakt we ook onze vrijheid georganiseerd hadden, hoezeer we ook solitair heer en meester waren over talloze robots, die vrijheid is nimmer absoluut geweest. Om een nageslacht te produceren waren twee individuen wel gedwongen elkaar op te zoeken en samen te werken. Uiteraard was het mogelijk om eicellen en sperma bijeen te brengen, teneinde het bevruchtingsproces te laten verlopen en het hieruit voortkomende embryonale groeisel kunstmatig met behulp van automaten tot wasdom te brengen. Ook kon het aldus ontstane kind zeer bevredigend door robots opgevoed worden. Alles was mogelijk, maar de halfmensen bleken niet van zins het genoegen dat met biologische bevruchting gepaard ging op te geven. Een perverse, emotionele band werd hierdoor bevorderd met als gevolg dat vrijheid teloorging. U begrijpt zeker wel dat dit allemaal moest verdwijnen.'
Trevize zei: 'Nee Bander, want wij meten vrijheid niet met uw normen.'
'Omdat u niet weet wat ware vrijheid is. U hebt uitsluitend in zwermen geleefd. U kent geen andere levenswijze dan constant uw wil aan die van anderen te onderwerpen, of, en dat is even verwerpelijk, anderen uw wil op te leggen. Hoe kan onder die omstandigheden vrijheid mogelijk zijn? Vrijheid betekent niets als het niet de mogelijkheid inhoudt om te leven zoals u dat wilt. Precies zoals u dat wilt.
Toen brak de tijd aan dat de Aardbewoners voor de tweede keer uitzwermden, en ze weer massaal door de ruimte tuimelden. Die andere Ruimters die niet zo samenschoolden als de Aardbewoners, maar toch, zij het in mindere mate, samen optrokken, probeerden zich met hen te meten.
Wij Solarianen deden dat niet. Wij voorzagen een onvermijdelijke ondergang door het opgaan in een massa. Wij gingen de grond in en verbraken alle contacten met de rest van de Galaxis. Wij waren vastbesloten om koste wat kost onszelf te blijven. Wij ontwikkelden speciale robots en wapens om ons schijnbaar lege oppervlak te beschermen en hierin zijn we bewonderenswaardig geslaagd. Schepen kwamen en werden vernietigd en toen kwamen ze niet meer. De planeet werd als verlaten beschouwd zoals we hadden gehoopt.
En ondertussen werkten we ondergronds aan de oplossing van onze problemen. Wij veranderden uiterst behoedzaam onze genen. Soms mislukte het, maar we boekten ook enkele successen en op die successen borduurden wij voort. Het kostte ons vele eeuwen, maar uiteindelijk werden wij complete menselijke wezens. De mannelijke en vrouwelijke principes werden in één lichaam gebundeld. Wij konden zelf voor ons volmaakte genot zorgen. En zo wij wensten, konden wij ons vermenigvuldigen met bevruchte eieren onder zorgvuldig toezicht van de robots.'
'Hermafrodieten,' zei Pelorat.
'Heet dat zo in uw taal?' vroeg Bander onverschillig. 'Ik heb dat woord nog nooit gehoord.'
'Hermafroditisme is in de evolutie een doodlopende weg,' zei Trevize. 'Elk kind is het genetische evenbeeld van een hermafroditische ouder.'
'Kom nou,' zei Bander. 'U doet net of de evolutie volstrekt willekeurig is. Wij kunnen, zo wij dat willen, kinderen ontwerpen. We kunnen genen veranderen en aanpassen en dat doen we soms ook. Maar laat ik doorgaan met mijn verhaal. Kom, we gaan naar binnen. De zon geeft al te weinig warmte af en binnen is het gerieflijker.'
Ze gingen door een deur die helemaal geen sloten had, maar die zich opende toen ze naar voren liepen en die zich sloot toen ze binnen waren. Ze bevonden zich in een enorme zaal zonder ramen. De muren gloeiden lichtgevend op. De vloer leek kaal, maar voelde zacht en veerkrachtig aan. In elk van de vier hoeken stond een roerloze robot.
'Die muur,' zei Bander wijzend op de muur tegenover hen - een muur die zich op geen enkele wijze van de overige drie leek te onderscheiden - 'dat is mijn scherm. Via die monitor staat de wereld voor me open, maar mijn vrijheid wordt er op geen enkele wijze door belemmerd, want ik ben niet verplicht om hem te gebruiken.'
Trevize zei: 'En evenmin kunt u een ander verplichten de zijne te gebruiken als u hem via dat scherm wilt spreken.'
'Verplichten?' zei Bander uit de hoogte. 'Laat ieder doen wat het wil, zolang het er maar geen bezwaar tegen maakt dat ik doe wat ik wil. Ik hoop dat het u opvalt dat wij geen geslachtelijke voornaamwoorden gebruiken.'
Er bevond zich slechts één stoel in de kamer, vlak tegenover het scherm, en Bander ging erop zitten.
Trevize keek om zich heen alsof hij verwachtte dat er nog meer stoelen uit de grond zouden springen. 'Mogen wij ook gaan zitten?' vroeg hij.
'Zoals u wilt,' zei Bander.
Blits ging glimlachend op de grond zitten en Pelorat zette zich naast haar neer, maar Trevize bleef koppig staan.
Blits zei: 'Vertel eens, Bander, hoeveel mensen telt deze planeet?'
'Zeg toch Solarianen, half menselijke Blits. De term "menselijk" is besmet door het feit dat ook halfmensen zich zo noemen. Wij zouden ons compleet-mensen kunnen noemen, maar dat is wat onhandig. Solariaan is het juiste woord.'
'Hoeveel Solarianen wonen er dan op deze planeet?'
'Ik weet het niet zeker. Wij tellen onszelf niet. Misschien twaalfhonderd.'
'Slechts twaalfhonderd op de hele planeet?'
'De volledige twaalfhonderd. U telt weer in getallen, waar wij in kwaliteit tellen. En evenmin begrijpt u wat absolute vrijheid inhoudt. Als er een Solariaan zou zijn die mijn absolute heerschappij over mijn grond, robots, elk levend wezen hier, ter discussie zou stellen, dan zou mijn vrijheid inderdaad beperkt zijn. Aangezien we met andere Solarianen te maken hebben, moet die beperking van vrijheid zoveel mogelijk ongedaan gemaakt worden. Om die reden behouden wij een dermate grote afstand tot elkaar dat contact vrijwel niet voorkomt. Solaria kan ongeveer twaalfhonderd Solarianen bevatten onder condities die het optimum benaderen. Als er meer bijkomen, wordt onze vrijheid voelbaar beperkter en dit is onverdraaglijk.'
'Dat betekent dat elk kind geteld moet worden en dat er een evenwicht met de dood gehandhaafd wordt,' zei Pelorat plotseling.
'Inderdaad. Dat geldt voor elke wereld met een stabiele bevolking, zelfs voor de uwe, neem ik aan.'
'En aangezien de dood slechts sporadisch plaatsvindt, zullen er maar heel weinig kinderen zijn.'
'Dat klopt.'
Trevize zei: 'Wat ik graag wil weten is hoe u mijn wapens door de lucht kunt laten vliegen. Dat hebt u nog niet uitgelegd.'
'Ik heb u tovenarij of magie aangeboden bij wijze van verklaring. Maar die neemt u niet aan?'
'Natuurlijk neem ik die niet aan. Waar ziet u mij voor aan?'
'Maar gelooft u wel in het behoud van energie en in de noodzakelijke toename van entropie?'
'Dat zeker. En ik kan ook niet aannemen dat u zelfs in twintigduizend jaar deze wetten veranderd hebt, u hebt ze nog geen micrometer kunnen veranderen.'
'Dat is inderdaad zo, halfpersoon. Maar denk nu eens na. Buiten, daar is zonlicht.'
Weer maakte Bander dat vreemde, elegante gebaar alsof hij daarmee al het zonlicht omvatte. 'En er is schaduw. Het is warmer in het zonlicht dan in de schaduw en hitte stroomt spontaan van het planetaire oppervlak de ruimte in.'
'Vertel me iets wat ik niet weet.'
'Maar misschien weet u het zo goed dat u er niet meer over nadenkt. En 's nachts is het oppervlak van Solaria warmer dan dat van de objecten buiten onze atmosfeer, zodat hitte spontaan stroomt van het planetaire oppervlak de ruimte in.'
'Dat is mij ook bekend.'
'En dag en nacht is de kern van onze planeet warmer dan het oppervlak. Hitte stroomt spontaan van die kern naar het oppervlak. Ik neem aan dat dit u ook bekend is.'
'En wat wilt u daarmee zeggen, Bander?'
'De verplaatsing van energie van heter naar kouder, die plaatsvindt tengevolge van de tweede wet van de thermodynamica, kan benut worden.'
'In theorie wel, maar het zonlicht is verdund, de hitte van het planetaire oppervlak is zelfs nog meer verdund en de snelheid waarmee hitte uit de kern ontsnapt maakt die hitte helemaal verdund, verspreid, niet geconcentreerd. De hoeveelheid hitte-energie die afgetapt kan worden is vermoedelijk nog te weinig om een steen op te tillen.'
'Maar dat hangt van het gebezigde apparaat af,' zei Bander. 'Ons apparaat is over duizenden jaren ontwikkeld. En het is niets anders dan een deel van ons brein.'
Bander duwde het haar aan weerszijden van zijn hoofd op, waardoor de schedel achter zijn oren bloot kwam. Hij draaide zijn hoofd van links naar rechts. Achter elk oor bevond zich een knobbel ter grootte van een kippenei.
'Dat deel van mijn hersenen, en het feit dat u het niet hebt, markeert het verschil tussen een Solariaan en u.'