54
Trevize deinsde verbaasd terug. Wat deed een kind hier? Bander was trots op zijn absolute isolatie geweest, daar had hij zo op gehamerd.
Pelorat die minder de neiging had op ijzeren logica terug te vallen als hem iets niet duidelijk was, vond terstond de oplossing. Hij zei: ik denk dat dit de opvolger is.'
'Banders kind,' beaamde Blits. 'Maar te jong, denk ik, om opvolger te zijn. De Solarianen zullen iemand anders moeten vinden.'
Ze keek naar het kind, niet strak, maar vriendelijk, hypnotiserend en geleidelijk aan begon het kind minder lawaai te maken. Het deed zijn ogen open en keek Blits aan. Het gehuil was nu verminderd tot een enkele snik.
Blits maakte nu kleine geluidjes, sussende, korte woordjes die op zich weinig betekenden, maar die dan ook slechts bedoeld waren om het kalmerende effect van haar gedachten te onderstrepen. Het leek of ze mentaal naar emoties in het haar onbekende brein van het kind zocht en ze gladstreek.
Langzaam, zonder de ogen van Blits af te wenden, kwam het kind overeind. Het zwaaide een ogenblik en snelde toen naar de zwijgende, bevroren robot. Het sloeg zijn armen om de stevige benen van de robot alsof het hunkerde naar dit contact.
Trevize zei: 'Ik neem aan dat deze robot zijn ... kindermeisje is. Ik vermoed dat geen enkele Solariaan voor een andere Solariaan wil zorgen, zelfs een ouder niet voor een kind.'
Pelorat zei: 'En dit kind zal ook wel een hermafrodiet zijn.'
'Dat zal wel moeten,' zei Trevize.
Blits die nog steeds volledig in het kind opging, liep er nu behoedzaam op af, de handen half naar boven gekeerd, de palmen naar zichzelf gericht alsof ze zo wilde benadrukken dat het niet haar bedoeling was het kleine wezen te grijpen. Het kind was nu stil en keek toe, maar greep de robot nog steviger vast.
Blits zei: 'Hallo kind ... warm kind ... zacht, warm, fijn, veilig, kind ... veilig, veilig.'
Ze bleef staan en zei zonder om te kijken op bijna onhoorbare toon: 'Pel, spreek het kind in zijn eigen taal aan. Vertel het dat wij robots zijn die voor hem zorgen omdat de stroom uitgevallen is.'
'Robots!' vroeg Pelorat geschokt.
'Wij moeten ons als robots voordoen. Het is niet bang van robots. Het heeft nog nooit een menselijk wezen gezien, en kan zich misschien geen mens indenken.'
Pelorat zei: 'Ik weet niet of ik de juiste uitdrukking kan vinden. Ik ken het archaïsche woord voor robot niet.'
'Zeg dan "robot", Pel. En als dat niet helpt, zeg dan "ijzeren ding". Verzin maar wat.'
Langzaam, woord voor woord, begon Pelorat archaïsch te spreken. Het kind keek hem aan en fronste gespannen het voorhoofd alsof het hem wilde begrijpen.
Trevize vroeg: 'Nu je toch bezig bent, kun je meteen vragen hoe we eruit komen.'
Blits zei: 'Nee, nog niet. Eerst vertrouwen, dan informatie.'
Het kind keek nu alleen naar Pelorat, liet langzaam de robot los en begon toen met een hoog stemmetje te praten.
Pelorat zei angstig: 'Het spreekt te snel voor mij.'
Blits zei: 'Vraag het dan het te herhalen, maar deze keer heel langzaam. Ik doe ondertussen mijn best om zijn angst te verwijderen.'
Pelorat luisterde weer naar het kind en zei: 'Ja, Jemby is de robot. Het kind noemt zichzelf Fallom.'
Blits zei: 'Mooi zo.' En ze glimlachte tegen het kind. Het was een stralende, gelukkige glimlach. Ze wees naar het kind en zei: 'Fallom. Goed Fallom. Zoet Fallom.' Ze legde haar hand op haar borst en zei: 'Blits.'
Het kind glimlachte. Opeens leek het heel aantrekkelijk. 'Blits,' zei het en de s klonk wat sissend.
Trevize zei: 'Blits, als je die robot Jemby kunt activeren, kan die ons misschien vertellen wat we willen weten. Pelorat kan daar net zo gemakkelijk mee spreken als met het kind.'
'Nee,' zei Blits. 'Dat zou verkeerd zijn. De eerste taak van de robot is het kind te beschermen. Als hij geactiveerd wordt en ons hier ziet, weet hij dat we vreemde wezens zijn en dan kan hij ons aanvallen. Hier horen geen vreemde mensen thuis. Als ik dan gedwongen ben om hem uit te schakelen, kan hij ons geen informatie geven, en het kind, voor een tweede keer getuige van de uitschakeling van de enige ouder die het... Nee, ik doe het gewoon niet.'
'Maar we hebben toch gehoord dat robots menselijke wezens geen kwaad kunnen doen,' zei Pelorat inschikkelijk.
'Dat is zo,' zei Blits, 'maar ze hebben ons niet verteld welke robots de Solarianen gemaakt hebben. En zelfs al is deze robot zo ontworpen dat hij ons geen kwaad kan doen, is hij gedwongen een keus tussen ons en zijn kind te maken, althans datgene wat voor hem het equivalent van een kind is. Dan kan hij ons misschien niet als menselijke wezens zien, maar als onwettige binnendringers. Hij kiest dan vanzelf de zijde van het kind en valt ons toch aan.'
Ze richtte zich weer tot het kind. 'Fallom,' zei ze. 'Blits.' Ze wees. 'Pel... Trev.'
Ze was nu vlak bij het kind en stak haar handen langzaam uit. Hij sloeg haar gade en deed toen een stap naar achteren.
'Kalm, Fallom,' zei Blits. 'Mooi, Fallom. Raak me aan, Fallom. Goed zo, Fallom.'
Het kind deed een stap naar voren en Blits zuchtte. 'Mooi zo, Fallom.'
Ze raakte Falloms naakte arm aan, want hij droeg net als zijn ouder, alleen maar een lang gewaad dat van voren open was, en een lendendoek. De aanraking was heel zacht. Ze trok haar arm terug, wachtte even en maakte weer contact. Toen begon ze hem zacht te strelen.
Met halfgeloken ogen onderging het kind het krachtige, kalmerende effect van Blits' geest.
Blits' handen gingen langzaam omhoog, teder, ze beroerden amper het kind, ze voelde Falloms schouders, nek, oren en toen het lange, bruine haar dat even voorbij en achter de oren eindigde.
Haar handen vielen langs haar lichaam en ze zei: 'De transductie-lobben zijn nog maar klein. De schedel is nog niet helemaal ontwikkeld. Ik voel alleen nog maar een leerachtige verdikking die uiteindelijk zal uitgroeien en door bot wordt omgeven. Omdat de lobben nog niet volgroeid zijn, kan het kind nog niet het landgoed of zelfs zijn persoonlijke robot re-activeren. Vraag eens hoe oud het is, Pel.'
Pelorat zei na een woorden-uitwisseling: 'Hij is veertien jaar als ik het tenminste goed heb verstaan.'
Trevize zei: 'Volgens mij is hij hooguit elf.'
Blits zei: 'De lengte van de jaren op deze planeet hoeft niet dezelfde te zijn als het Standaard Galactische Jaar. Bovendien wordt die Ruimters toch een extra lange levensduur toegedicht. En als de Solarianen net als de andere Ruimters zijn, zal ook hun ontwikkeling over een langere tijd verdeeld zijn. Misschien moeten we helemaal niet met jaren rekenen.'
Trevize klikte ongeduldig met zijn tong. 'We hebben nu genoeg antropologie gehad. We moeten naar boven en aangezien we met een kind te maken hebben, verspillen we misschien hier onze tijd. Hij weet misschien de weg naar boven niet. Hij is misschien nooit boven geweest.'
Blits zei: 'Pel!'
Pelorat wist wat ze bedoelde en toen volgde het langste gesprek dat hij met Fallom had gehad.
Tenslotte zei hij: 'Het kind weet wat de zon is. Hij zegt dat hij de zon gezien heeft. Ik voor mij geloof dat hij bomen gezien heeft. Hij reageerde niet precies alsof hij het woord begreep, althans het woord dat ik had willen bezigen ...'
'Inderdaad, Janov,' zei Trevize, 'maar nu graag ter zake.'
'Ik heb Fallom beloofd dat we misschien de robot kunnen reactiveren als we eenmaal boven zijn. Ik heb eigenlijk beloofd dat wij die robot zeker zullen re-activeren. Zou dat kunnen, denk je?'
Trevize zei: 'Dat zien we later wel. Kan hij ons de weg wijzen?'
'Ja. Ik dacht dat het kind meer zou meewerken als ik dat beloofde, van die robot. We lopen natuurlijk het risico dat we hem teleurstellen.'
'Kom op,' zei Trevize. 'We vertrekken. Want als we onder de grond blijven is het toch alleen maar academisch gepraat.'
Pelorat zei iets tegen het kind dat begon te lopen, toen bleef staan en naar Blits keek.
Blits stak haar hand uit en hand in hand liepen ze verder.
'Ik ben de nieuwe robot,' zei ze met een glimlach.
'Zo te zien is hij redelijk ingenomen met jou,' zei Trevize.
Fallom huppelde verder en even vroeg Trevize zich af of hij alleen maar gelukkig was omdat Blits zich zo uitgesloofd had, of omdat hij het opwindend vond om met drie nieuwe robots naar boven te gaan, of omdat hij zijn pleegouder Jemby terugkreeg. Niet dat dat ertoe deed, zolang hij maar de weg wees.
Het kind leek zeker van zijn zaak. Zonder dralen koos hij zijn weg, ook als er meer keuzemogelijkheden waren. Wist hij werkelijk precies waar hij naartoe moest of kon het hem allemaal weinig schelen? Speelde hij een spelletje met een vage afloop?
Maar Trevize merkte aan zijn benen dat ze op een lichte helling waren, dat hij omhoogging. Het kind liep met een gewichtig gezicht voor hen uit terwijl het aan een stuk door kletste.
Trevize keek naar Pelorat die zijn keel schraapte en zei: ik geloof dat hij zonet "deur" zei.'
'Ik hoop maar dat je gelijk hebt,' zei Trevize.
Het kind rukte zich van Blits los en snelde naar voren. Het wees naar een deel van de vloer dat donkerder leek dan de directe omgeving. Het kind ging erop staan, sprong een paar keer op en neer en draaide zich toen beduusd om waarna hij weer hevig begon te kletsen.
Blits zei met een lelijk gezicht: ik zal wel weer stroom moeten leveren. Ik word hier doodmoe van.'
Haar gezicht werd wat roder en de lichten werden zwakker, maar voor Fallom opende zich een deur en hij begon verrukt in heldere sopraanstem te lachen.
Het kind rende naar buiten en de twee mannen volgden. Blits stapte als laatste naar buiten en keek om naar de lichten die uitgingen toen de deur zich sloot. Ze bleef even staan om adem te halen en zag er inderdaad uitgeput uit.
'Mooi,' zei Pelorat. 'We zijn eruit. Waar is het schip?'
Ze werden gebaad in het nog heldere schemerlicht.
Trevize mompelde: 'Ik dacht dat we die kant uit moesten.'
'Dat dacht ik ook,' zei Blits. 'Kom, we gaan lopen,' en ze stak haar hand naar Fallom uit.
Het enige geluid was dat van de wind en de dieren. Na enige tijd passeerden ze een robot die roerloos bij een boom stond met een onduidelijk voorwerp in de hand.
Pelorat deed duidelijk nieuwsgierig een stap naar voren, maar Trevize zei: 'Dat is onze taak niet, Janov. Loop door.'
Ze passeerden een andere robot die gevallen was.
Trevize zei: 'Vermoedelijk is het terrein bezaaid met robots.' En toen, triomfantelijk: 'Aha, daar is het schip.'
Ze versnelden hun tred en bleven toen stokstijf staan. Fallom piepte opgewonden.
Aan de voet van het schip stond iets dat een primitief luchtvoertuig kon zijn, met een energie-verspillende rotor, en het geheel leek bovendien uiterst fragiel. Vier menselijke gedaanten stonden tussen het groepje Buitenwerelders en het schip in.
'Te laat,' zei Trevize. 'We hebben teveel tijd verspild. Wat nu?'
Pelorat zei peinzend: 'Vier Solarianen? Dat kan onmogelijk. Die komen zeker niet in fysiek contact met elkaar. Denk je dat het holo-projecties zijn?'
'Ze zijn door en door materieel,' zei Blits. 'Dat weet ik zeker. En het zijn geen Solarianen. Ik kan me in die hersenen niet vergissen. Het zijn robots.'