84
De drie Buitenwerelders staarden geruime tijd roerloos naar Hiroko. Toen zei Trevize: 'Weet gij zeker dat uw volk ons doden zal?'
Terwijl de tranen over haar wangen biggelden, zei Hiroko: 'Gijzelve zijt reeds op weg naar de dood, hoogvereerde Trevize. En met u de anderen ... Lang, heel lang geleden, ontwierpen wijzen onder ons een virus, voor ons onschadelijk, maar dodelijk voor Buitenwerelders. Wij zijn immuun gemaakt.' Ze greep Trevize ontredderd bij zijn arm. 'Gij, gij zijt geïnfecteerd.'
'Hoe?'
'Toen wij elkander genoegen schonken. Dat is een manier.'
Trevize zei: 'Maar ik voel me uitstekend.'
'Het virus is nog niet actief. Het zal actief zijn tegen de tijd dat de vissersvloot terugkeert. Volgens onze wetten moet iedereen meebeslissen, zelfs de mannen. Maar allen zullen een iegelijk gelijk tot dezelfde conclusie komen, twee ochtenden van nu. Verlaat ons nu het nog donker is en niemand vermoedens koestert.'
Blits zei op scherpe toon: 'Waarom doen jullie dat?'
'Voor onze veiligheid. Wij zijn slechts met enkelen en bezitten veel. Wij willen geen inmenging van Buitenwerelders. Als er een komt en ons lot doorgeeft, dan komt niet lang daarna de rest. Somwijlen landt een schip hier en wij zorgen ervoor dat het nimmermeer opstijgt.'
'Maar waarom heb je ons dan gewaarschuwd?' vroeg Trevize.
'Vraag mij niet waarom. Neen, ik zal het u vertellen, want ik hoor het weer. Luister ...'
Uit de andere kamer hoorden ze Fallom zacht spelen, oneindig lieflijk.
Hiroko zei: 'Ik kan de vernietiging van die muziek niet verdragen, want ook het kinderken zal sterven.'
Trevize zei op barse toon: 'Heb je daarom die fluit aan Fallom gegeven? Omdat je toch wist dat je hem weer snel terug zou hebben?'
Hiroko keek vertwijfeld. 'Nee, dat was niet in mijn geest. En toen de gedachte ten laatste mijn geest bereikte, wist ik dat het niet gebeuren mocht. Gaat henen, met het kind, en neem de fluit mee opdat ik die nimmermeer zie. Gij zult in de ruimte veilig zijn. En het virus, inactief gelaten, zal na verloop van tijd uw lichaam verlaten. Ik vraag u in weerdienst dat gij nimmer rept van deze wereld, opdat niemand anders het weten zal.'
'We zullen er niet over spreken,' zei Trevize.
Hiroko keek op. Met zachte stem vroeg ze: 'Mag ik u niet nog eenmaal kussen eer gij vertrekt?'
Trevize zei: 'Nee, ik ben eenmaal besmet en dat is meer dan voldoende.' En iets minder bars voegde hij hieraan toe: 'Huil nou maar niet. De mensen vragen je waarom je huilt en dat antwoord kun je niet geven. Ik vergeef je wat je me aangedaan hebt gezien je poging ons te redden.'
Hiroko ging rechtop staan, veegde zorgvuldig haar wangen droog met haar hand, haalde diep adem en zei: 'Ik dank u daarvoor.' Snel ging ze weg.
Trevize zei: 'We doen het licht uit, wachten hier even en vertrekken dan. Blits, zeg Fallom dat ze moet ophouden. En neem natuurlijk ook die fluit mee. Dan gaan we naar het schip als we dat tenminste in het donker vinden kunnen.'
'Ik vind het wel,' zei Blits. 'Er is kleding van mij aan boord en hoe zwak ook, ook dat is Gaia. Gaia kan zonder moeite Gaia vinden.' En ze verdween in haar kamer om Fallom te halen.
Pelorat zei: 'Denk je dat ze iets met ons schip gedaan hebben om te voorkomen dat we weggaan?'
'Daar hebben ze de technologie niet voor,' zei Trevize grimmig. Toen Blits weer naar binnen kwam met Fallom aan de hand deed Trevize de lichten uit.
Ze zaten zwijgend in het duister voor wat de halve nacht leek, maar misschien een half uur was. Toen ging Trevize langzaam staan en opende de deur. De hemel leek iets meer bewolkt, maar er schenen sterren. Hoog aan de hemel stond Cassiopeia met wat de Aardse zon kon zijn, helder schijnend onderaan. Het was doodstil.
Voorzichtig stapte Trevize naar buiten en gebaarde de anderen dat ze hem volgen moesten. Een van zijn handen viel al haast werktuiglijk op de kolf van zijn neuronische zweep. Hij wist zeker dat hij hem niet nodig zou hebben, maar evenzogoed ...
Blits ging voorop. Ze hield Pelorat bij de hand die weer die van Trevize vasthield. Met haar andere hand leidde Blits Fallom en Falloms andere hand hield de fluit vast. Behoedzaam met haar voeten tastend ging Blits de anderen voor in de bijna totale duisternis, geleid, uiterst zwak, door het Gai-aanse van haar kleding aan boord van de Verre Ster.