46
Trevize stond met stomheid geslagen. 'U spreekt Galactisch?'
Met een grimmig lachje zei de Solariaan: 'En waarom niet? Ik ben toch niet doofstom?'
'Maar deze hier?' En Trevize gebaarde naar de robots.
'Dat zijn robots. Ze spreken net als ik onze taal. Maar ik ben Solariaan en hoor de hyperruimtelijke communicaties tussen de werelden buiten de mijne. Ik heb me dus net als mijn voorgangers uw taal eigen gemaakt. Mijn voorgangers hebben een beschrijving van uw taal achtergelaten, maar ik verneem constant nieuwe woorden en uitdrukkingen die met de jaren veranderen, alsof jullie Kolonisten wel werelden naar je hand kunnen zetten, maar geen woorden. En waarom staat u zo verbaasd dat ik uw taal versta?'
'Dat is verkeerd van mij geweest,' zei Trevize. 'En ik bied u daarvoor mijn excuses aan. Toen ik uw robots zo hoorde spreken, had ik niet meer verwacht om Galactisch op uw planeet aan te treffen.'
Hij bestudeerde de Solariaan. Die droeg een dun, wijd gewaad dat los over zijn schouder hing met grote openingen voor de armen. Het gewaad stond open waardoor een naakte borst en lendendoek te zien waren. Op lichte sandalen na had hij verder niets meer aan.
Toen merkte Trevize dat hij niet eens kon zien of de Solariaan man of vrouw was. De borsten waren ongetwijfeld mannelijk, maar haarloos en onder die dunne lendendoek puilde niets uit.
Hij richtte zich tot Blits en sprak zacht: 'Dit is misschien ook nog een robot, maar een die heel veel van een mens wegheeft.'
Zonder haar lippen te bewegen zei Blits: 'De geest is die van een mens, niet van een robot.'
De Solariaan zei: 'U hebt nog steeds mijn eerste vraag niet beantwoord. Ik neem aan dat u verrast was en vergeef het u. Maar ik vraag het u nu weer en ditmaal wens ik een antwoord. Wat wilt u van mijn robots?'
Trevize zei: 'Wij zijn reizigers op zoek naar inlichtingen over onze bestemming. Wij hebben uw robots om informatie gevraagd, maar ze bezitten die kennis niet.'
'Wat wilt u dan weten? Misschien kan ik u helpen.'
'We zoeken Aarde. Weet u waar die is?'
De wenkbrauwen van de Solariaan gingen omhoog. 'Ik had gedacht dat uw eerste vraag mij zou betreffen. Ik zal u die informatie verschaffen hoewel u er niet om gevraagd hebt. Mijn naam is Sarton Bander en u bevindt zich op het Banderterrein hetgeen zich uitstrekt tot zover uw ogen kunnen kijken en nog verder, in elke richting. Ik kan niet zeggen dat u welkom bent, want door uw komst hebt u een vertrouwen geschonden. U bent de eerste Kolonisten die in vele duizenden jaren op Solaria zijn geland. Nu blijkt tevens dat u uitsluitend bent uitgestapt om te vragen hoe u het beste een andere wereld kunt bereiken. In de oude dagen, Kolonisten, zouden u en uw schip ogenblikkelijk vernietigd zijn.'
'Dat is toch wel een erg barbaarse wijze om mensen te behandelen die geen kwaad in de zin hebben,' opperde Trevize behoedzaam.
'Dat ben ik met u eens, maar als vertegenwoordigers van een uitdijende maatschappij op een vreedzame, statische wereld landen, betekent dit alleen al dat voor ons gevaar dreigt. Omdat wij dat gevaar vrezen, zijn we bereid om op het eerste gezicht vreemden te vernietigen. Aangezien we nu geen reden tot vrees meer hebben, zijn wij bereid met u te praten, zoals u ziet.'
Trevize zei: 'Ik ben u dankbaar voor de informatie die u ons zo uitvoerig hebt geboden, maar u hebt nog steeds mijn vraag niet beantwoord. Ik zal hem herhalen. Kunt u ons vertellen wat de locatie van de planeet Aarde is?'
'Met Aarde bedoelt u zeker de wereld waar de menselijke soort en de diverse dieren en planten' - zijn hand omvatte met een sierlijk gebaar zijn hele omgeving - 'oorspronkelijk vandaan gekomen zijn?'
inderdaad, meneer, die bedoel ik.'
Een vreemde blik vol walging flitste over het gezicht van de Solariaan. Hij zei: 'Als u per se een vorm van aanspreking wilt hanteren, wees dan zo goed mij Bander te noemen. Spreek me niet aan met enig woord dat een geslacht aanduidt. Ik ben man noch vrouw. Ik ben compleet.'
Trevize knikte. Hij had gelijk gehad. 'Zoals u wilt, Bander. Mag ik u vragen, waar bevindt Aarde zich, de planeet waar we allen van afstammen?'
Bander zei: 'Ik weet het niet. En ik wil het ook niet weten. Als ik het zou weten, of erachter kon komen, dan had u er nog niet veel aan, aangezien Aarde niet meer als planeet bestaat. Aha...' Hij strekte zijn armen. 'Die zon voelt goed aan. Ik ben niet vaak aan het oppervlak en nooit als de zon afwezig is. Ik heb mijn robots gestuurd om u te begroeten toen de zon nog achter de wolken schuilging. Ik ben pas naar buiten gekomen toen het weer opklaarde.'
'Waarom bestaat Aarde niet meer als planeet?' hield Trevize aan en hij vermande zich, want nu zou dat verhaal over die radioactiviteit wel weer komen.
Bander negeerde echter de vraag. 'Dat verhaal voert te ver,' zei hij. 'U hebt me verteld dat u geen kwaad in de zin hebt?'
'Dat is juist.'
'Waarom bent u dan gewapend?'
'Dat is slechts een voorzorgsmaatregel. Ik wist niet wat ik tegen zou komen.'
'Het doet er niet toe. Uw wapentjes betekenen geen gevaar voor mij. Maar ik ben wel nieuwsgierig. Ik heb natuurlijk veel over uw wapens gehoord en uw zonderlinge geschiedenis vol barbarij schijnt volledig op wapens berust te hebben. Evenzogoed heb ik nog nooit een wapen gezien. Mag ik de uwe zien?'
Trevize deed een stap naar achteren, ik vrees van niet, Bander.'
Bander leek geamuseerd, ik heb het slechts uit beleefdheid gevraagd. Ik had het helemaal niet hoeven te vragen.'
Hij stak zijn hand uit en uit Trevizes rechterholster rees het straalpistool op en vanuit de linker zijn neuronenzweep. Trevize griste naar zijn wapens, maar zijn armen werden als door een strak elastiek vastgehouden. Pelorat en Blits deden een stap naar voren, maar het was duidelijk te zien dat ze ook vastgehouden werden.
Bander zei: 'Probeer niet om u te verzetten. Het heeft geen zin.' De wapens vlogen naar zijn handen en hij bekeek ze zorgvuldig. 'Deze hier,' zei hij, wijzend op het straalpistool, 'schijnt een microgolf te produceren die hitte veroorzaakt waarmee een vloeistof bevattend lichaam kan exploderen. Die ander is wat subtieler en ik moet bekennen dat ik niet meteen zie hoe het werkt. Maar aangezien u geen kwaad in de zin hebt, hebt u geen wapens nodig. Ik kan, en zal, echter beide wapens van hun energie ontdoen. Op die manier zijn ze gevaarloos. U kunt ze natuurlijk nog als knuppel gebruiken, maar dat lijkt mij niet zo handig.'
De Solariaan liet de wapens los en weer zweefden die door de lucht, ditmaal naar Trevize. Ze nestelden zich in hun holster.
Trevize voelde dat hij niet meer vastgehouden werd en trok zijn straalpistool, maar dat had geen enkele zin meer. Het contact hing los en de accu was volledig uitgeput. En precies hetzelfde gold voor de neuronische zweep.
Hij keek naar Bander die glimlachend zei: 'U bent volslagen hulpeloos, Buitenwerelder. Ik kan gemakkelijk, zo ik dat wens, uw schip vernietigen en u natuurlijk ook.'