29
Blits zei: 'Kijk nou toch eens, Pel.'
Ze had wat doelloos gespeeld met de telescoop om eens met iets anders bezig te zijn dan met Pelorats bibliotheek over Aardse legenden.
Pelorat liep op haar af, legde een arm over haar schouder en keek naar de monitor. Een van de gas-reuzen van het zonnestelsel van Comporellen was in beeld en zo sterk vergroot dat hij bijna levensecht leek.
Hij was zacht-oranje gekleurd en had strepen in blekere tinten. Gezien vanuit het vlak van de planeet en omdat hij verder van de zon af lag dan het schip, leek het bijna een volledige cirkel van licht.
'Prachtig,' zei Pelorat.
'Die middelste streep reikt voorbij de planeet, Pel.'
Pelorat trok rimpels in zijn voorhoofd en zei: 'Weet je, Blits, ik geloof dat je gelijk hebt.'
'Denk je dat het een optische illusie is?'
Pelorat zei: 'Ik weet het niet zeker, Blits. Ik ben net zo'n nieuweling in de ruimte als jij... Golan!'
Trevize reageerde met een zwak uitgebracht: 'Watte?' en betrad de cockpit. Hij zag er wat verfomfaaid uit alsof hij zojuist een dutje had gedaan met zijn kleren nog aan, en dat was ook zo.
Nogal knorrig zei hij: 'Doe me een lol en blijf van de instrumenten af.'
'We hebben alleen de telescoop gebruikt,' zei Pelorat. 'Kijk nou eens!'
Trevize zei: 'Dit is een gas-reus. Volgens mijn inlichtingen noemen ze hem Gallia.'
'Hoe kun je dat zo zeggen? Je hebt alleen maar gekeken.'
'Om te beginnen,' zei Trevize, 'gezien onze afstand ten opzichte van de zon, bovendien vanwege de grootte van de planeten en hun banen die ik heb bestudeerd om mijn koers uit te zetten. En dat is de enige die je zo sterk kunt uitvergroten. En dan heb je nog die ring.'
'Ring?' vroeg Blits perplex.
'Het enige wat jullie nu zien is een bleke aanduiding omdat we er bijna haaks op staan. Maar ik kan wel even uit dat planetaire vlak zoomen, dan kun je het beter zien. Zou je dat willen?'
Pelorat zei: 'Ik wil niet dat jij posities en koersen telkens opnieuw moet uitrekenen, Golan.'
'Ach, de computer doet het wel voor mij en het kost hem geen enkele moeite.' Hij ging voor de computer zitten en plaatste zijn handen op de silhouetten. De computer die haarfijn op zijn geest stond afgestemd, deed de rest.
De Verre Ster die geen last had van brandstof problemen of inertie, accelereerde en voor de zoveelste maal voelde Trevize een liefde voor zijn computer en schip die zo volmaakt op hem reageerden; alsof ze door zijn wil en gedachten geleid werden, alsof ze een machtige, gehoorzame uitbreiding van zijn wil waren.
Geen wonder dat de Foundation het schip terug wilde hebben; geen wonder dat Comporellen het voor zichzelf had willen behouden. Het enige verbazingwekkende was het feit dat bijgeloof zo sterk op die planeet heerste dat ze hen had laten gaan.
Met goede wapens was er geen schip in de Galaxis tegen opgewassen, zelfs geen combinatie van schepen, vooropgesteld dat het geen soortgelijke schepen waren.
Maar natuurlijk waren er geen zware wapens aan boord. Burgemeester Branno was wel zo wijs geweest alle wapens te verwijderen toen ze hem het schip gaf.
Pelorat en Blits keken gespannen toe terwijl de planeet Gallia langzaam, langzaam, naar hen toe kantelde. De bovenste pool (welke die ook mocht wezen) werd zichtbaar en daaronder was een vlek te zien waar de atmosfeer hevig in beroering was. De lagere pool verdween achter de massa van de bol.
Bovenaan drong de nachtzijde van de planeet het oranje gebied binnen en de prachtige lichtcirkel begon scheef te trekken.
Maar nog opwindender was het feit dat de middelste streep niet meer recht was, maar begon te krommen, evenals de andere strepen, hoewel niet zo opvallend.
'Zo krijg je wel een aardig idee,' zei Trevize. 'Als we over de planeet zouden vliegen, zou je een echte ring kunnen zien met daarbinnen de planeet en nergens zou die ring geraakt worden. Dat is geen illusie; het is duidelijk een natuurkundig verschijnsel. Het is een ring uit materie opgebouwd.'
'Hoe is zoiets nu mogelijk?' vroeg Pelorat. 'Hoe blijft dat ding zweven?'
'Door dezelfde kracht die een satelliet in zijn baan houdt,' zei Trevize. 'Het is niet één ring, het zijn er meer als je goed kijkt. Ze zijn uit kleine deeltjes opgebouwd. De ringen staan zo dicht bij hun planeet dat getijwerking verhindert dat ze tot een enkel lichaam samensmelten.'
Pelorat schudde zijn hoofd. 'Wat indrukwekkend! En dan te bedenken dat ik mijn hele leven in een studeerkamer heb doorgebracht. En toch weet ik niets van astronomie.'
'En ik weet niets van de mythen van het menselijke ras. Geen mens kan alles weten. Maar weet je wat ik eigenlijk zeggen wil, dat soort planetaire ringen is niet uniek. Vrijwel elke gas-reus heeft ze, al is het soms maar een dunne ring van stof. Toevallig heeft de zon van Terminus geen echte gas-reuzen in zijn planetaire familie. En als een Terminiaan geen ruimtereiziger is of astronomie heeft gestudeerd, dan weet hij meestal niet van het bestaan van dergelijke ringen af. Wel ongewoon is een ring die zo breed en duidelijk is als deze. Het is een schoonheid. Hij moet zeker een paar honderd kilometers breed zijn.'
Toen knipte Pelorat met zijn vingers. 'Dat is het dus!'
Blits schrok zichtbaar. 'Wat is er, Pel?'
Pelorat zei: 'Ik ben een keer tegen een heel oud gedicht aangelopen. Het was in een archaïsche versie van het Galactisch geschreven die heel moeilijk te ontcijferen was, je kon zo wel zien dat het vreselijk oud was. Maar ik mag geen denigrerende opmerkingen over archaïsmen maken. Mijn werk heeft me genoopt om me in varianten van het Oud-Galactisch te verdiepen en dat is op zich al heel bevredigend hoewel natuurlijk buiten mijn terrein. Waar had ik het over?'
Blits zei: 'Over een heel oud gedicht, Pel.'
'O ja. Bedankt.' En tegen Trevize: 'Zij houdt mij in het gareel, want als ik me laat gaan verlies ik vaak het uitgangspunt.'
'Dat is een deel van jouw charme, Pel,' zei Blits met een glimlach.
'Hoe dan ook, dit gedicht heeft misschien betrekking op het planetaire stelsel waarvan Aarde deel uitmaakte. Het was een beschrijving, waarvan weet ik niet, want het gedicht was niet volledig, ik heb tenminste nooit de rest kunnen vinden. Alleen een deel ervan heeft het overleefd, vermoedelijk vanwege de astronomische inhoud. Hoe het ook zij, dat gedicht rept van een schitterende, drievoudige ring rond de zesde planeet, "zowel breit als daar is groot en de waereld verzinkt daarbij tot generlei is". Je ziet, ik kan het nog citeren. En ik begreep toen niet wat een planetaire ring kon zijn. Ik stelde me drie cirkels achter elkaar voor op de planeet zelf en dat leek zo'n nonsens dat ik het niet eens in mijn bibliotheek heb opgenomen. Dat spijt me nu zeer.' Hij schudde zijn hoofd. 'Een mytholoog is vandaag de dag in de Galaxis zo zeldzaam dat hij het altijd alleen moet doen en dan ben je weleens geneigd om niet verder te vragen.'
Trevize zei troostend: 'Ik denk dat het heel verstandig is geweest om dat gedicht te negeren, Janov. Je mag poëzie nooit letterlijk nemen.'
'Maar zo was het wel bedoeld,' zei Pelorat en wees naar het scherm. 'Daar heeft het gedicht het over. Drie ringen, concentrisch, breder dan de planeet zelf.'
Trevize zei: 'Van zoiets heb ik nooit gehoord. Ik kan me die brede ringen niet voorstellen. Vergeleken met de planeet waar ze omheen cirkelen zijn ze altijd erg smal.'
Pelorat zei: 'Wij hebben nooit van een bewoonbare planeet met een gigantische satelliet gehoord. Of van een met een radioactief oppervlak. En dit is unicum nummer drie. Als we een radioactieve wereld vinden die op dat punt na bewoonbaar is, en hij heeft een gigantische satelliet en een andere planeet in zijn stelsel met een kolossale ring, dan is dat ongetwijfeld Aarde.'
Trevize glimlachte: 'Ik ben het helemaal met je eens, Janov. Als we alledrie vinden, hebben we Aarde gevonden.'
'Als!' zei Blits met een zucht.