XII
Naar het oppervlak
51
Trevize keek terstond naar Blits. Haar gelaat bevatte geen uitdrukking, maar stond wel gespannen, ze hield haar ogen strak op Bander gericht. Het was duidelijk dat de rest haar nu totaal ontging.
Pelorats ogen werden groot van ongeloof.
Trevize, die niet wist wat Blits kon - of wilde - doen, vocht tegen een alles overweldigend gevoel van verlies (niet zozeer door de gedachte aan sterven, als wel aan sterven zonder Aarde gevonden te hebben, zonder te weten waarom hij Gaia had gekozen als de toekomst van de mensheid). Hij moest tijd winnen.
In een poging om rustig en duidelijk over te komen, zei hij: 'U hebt u tot dusverre een gastvrije en minzame Solariaan getoond, Bander. U bent niet boos geworden omdat wij uw wereld binnengedrongen zijn. U bent zo vriendelijk geweest ons uw landgoed te laten zien en u hebt onze vragen beantwoord. Het past uw karakter beter als u ons nu laat gaan. Niemand hoeft te weten dat we op deze planeet geweest zijn en we hebben geen reden om terug te keren. Wij zijn argeloos hier geland, alleen maar op zoek naar informatie.'
'Wat u zegt is waar,' zei Bander, 'en tot dusverre heb ik u uw leven geschonken. Maar uw leven was al verloren op het ogenblik dat u onze atmosfeer binnenkwam. Ik had u terstond kunnen en moeten doden. Dan zou ik een robot opdracht gegeven hebben om uw lichamen te ontleden om mogelijke informatie over Buitenwerelders te verkrijgen.
Maar dat heb ik niet gedaan. Ik heb aan mijn eigen nieuwsgierigheid toegegeven, ik ben te gemakkelijk geweest, maar nu is dat afgelopen. Ik kan het niet langer meer volhouden. In feite heb ik al de veiligheid van Solaria in gevaar gebracht. Want als ik u toch zou laten gaan, uit de goedheid van mijn hart, dan komen anderen van uw soort gegarandeerd later, wat u me ook belooft.
Maar ik kan u dit wel toezeggen. Uw dood zal pijnloos zijn. Ik verhit uw hersenen een beetje waardoor ze gede-activeerd worden. U zult er niets van voelen, het leven zal slechts ophouden. En als de studie en ontleding afgelopen zijn, zal ik middels een intense hitte uw lichamen cremeren en dan is er niets meer van uw komst over.'
Trevize zei: 'Als we dan toch moeten sterven, en ik heb geen argumenten tegen een snelle, pijnloze dood, maar waarom moeten wij sterven, wij hebben u geen kwaad gedaan.'
'Uw komst heeft ons kwaad berokkend.'
'Wij konden niet weten dat dit een misdrijf was en zijn derhalve niet schuldig.'
'De maatschappij bepaalt wat een misdrijf is. Voor u is dit wellicht irrationeel en willekeurig, maar voor ons niet. En aangezien dit onze wereld is, hebben wij het volste recht om onze eigen wetten te maken, wetten die u overtreden hebt en waarvoor u de doodstraf verdient.'
Bander glimlachte alsof dit een gesprek van vrienden onder elkaar was en hij vervolgde: 'En u kunt zich ook niet beklagen op grond van deugdzaamheid. U hebt een straalpistool dat met microgolf een straal van intense, dodende hitte produceert. Het doet wat ik ga doen, maar, en dat weet ik zeker, veel wreder en pijnlijker. U zou geen seconde aarzelen het wapen op mij te gebruiken, als ik de energie er niet aan had onttrokken en ik zo dwaas was geweest toe te staan dat u het wapen uit uw holster trok.'
Trevize zei wanhopig, zonder zelfs naar Blits te durven kijken, om Banders aandacht niet op haar te richten: ik vraag u dan als een daad van genade om het niet te doen.'
Bander werd plotseling grimmig. 'Ik moet allereerst genadig voor mezelf en mijn wereld zijn, en hiertoe zult u moeten sterven.'
Hij stak zijn hand op en op hetzelfde moment daalde duisternis op Trevize neer.