68
Het was voorbij. Het ultraviolette licht had zijn plicht gedaan. Officieel volgens de ingewikkelde instructiefilms die bij de Verre Ster hoorden, was dat licht er uitgerekend voor dat doel. Trevize vermoedde echter dat de verleiding groot was om met de straling modieus bruin te worden en sommigen gaven daar ook aan toe, vooral bewoners van een wereld die op zo'n teint prijs stelden. Het licht desinfecteerde dan ook.
Ze gingen met het schip de ruimte in en Trevize manoeuvreerde het zo dicht bij Melpomenia's zon als draaglijk was. Hij draaide het schip naar alle kanten om er zeker van te zijn dat de gehele scheepswand in ultraviolet werd gedrenkt.
Tenslotte haalden ze de twee ruimtepakken die in de luchtsluis waren achtergebleven en controleerden alles tot Trevize helemaal tevreden was.
'Al dat gedoe vanwege wat mos,' zei Blits. 'Dat heb je toch zelf gezegd, Trevize? Mos?'
'Ik noem het mos,' zei Trevize, 'omdat het me daaraan doet denken. Maar ik ben geen botanist. Ik kan alleen maar zeggen dat het intens groen is en dat het met een heel klein beetje lichtenergie al tevreden is.'
'Waarom heel weinig?'
'Het mos is gevoelig voor ultraviolet en kan niet groeien of zelfs in leven blijven in direct licht. De sporen zijn overal en het groeit in verborgen plekjes, in spleten van standbeelden, onderaan gebouwen, en het voedt zich met de energie van verspreide lichtfotonen waar maar een bron van carbondioxide is.'
Blits zei: 'En jij denkt dat het gevaarlijk is?'
'Ik denk het wel. Als enkele sporen met ons naar binnen waren gekomen, op ons lijf, of met de luchtstroom, dan hadden ze een rijke bron van licht aangetroffen zonder het schadelijke ultraviolet. Ze zouden voldoende water hebben gevonden en een bijna onuitputtelijke bron van carbondioxide.'
'Maar 0,03 procent van onze atmosfeer,' zei Blits.
'Voor hen meer dan voldoende, en 4 procent in de door ons uitgeademde lucht. Hoe zou je het vinden als sporen in je neusgaten en op je huid zouden groeien? En wat als ze zouden ontbinden en ons voedsel vernietigen? En wat als ze voor ons dodelijke vergiften zouden produceren? En al roeiden we ze bijna allemaal uit, dan nog zouden er een paar sporen overblijven, en dat zou voldoende zijn. Wij zouden ze naar een andere planeet vervoeren en die besmetten en vandaar zou het spul naar weer andere werelden gaan. Wie weet hoe groot dan de schade zou zijn geweest.'
Blits schudde haar hoofd. 'Het leven is niet automatisch gevaarlijk als het afwijkend is. Jij bent er zo happig op om te doden.'
'Dat is Gaia aan het woord,' zei Trevize.
'Natuurlijk, maar ik hoop toch dat je me begrijpt. Het mos heeft zich aan de condities van die wereld aangepast. Evenzogoed als het slechts van heel weinig licht gebruik maakt, wordt het door te veel licht gedood; het kan af en toe een snuifje carbondioxide gebruiken, maar bij grotere hoeveelheden overleeft het misschien niet. Het kan best zijn dat het alleen op Melpomenia kan bestaan.'
'En moet ik dat risico nemen?' wilde Trevize weten.
Blits haalde haar schouders op. 'Zoals je wilt. Je hoeft je niet zo te verdedigen, ik begrijp wel waar je naar toe wilt. Jij bent een Geïsoleerde, jij kunt nu eenmaal die dingen niet anders zien.'
Hier had Trevize wel een antwoord op, maar hij werd onderbroken door het hoge stemmetje van Fallom dat in haar eigen taal sprak.
Trevize zei tegen Pelorat: 'Wat zegt ze?'
Pelorat zei: 'Fallom zegt dat. . .'
Maar Fallom tot wie het kennelijk was doorgedrongen dat haar eigen taal hier niet goed werd verstaan, begon opnieuw. 'Was Jemby daar, waar jullie naar toe zijn gegaan?'
De woorden werden onberispelijk uitgesproken en Blits straalde. 'Wat spreekt ze toch goed Galactisch! En in zo'n korte tijd!'
Trevize zei: 'Ik kan het niet goed uitleggen, Blits, dat wordt toch niks, maar wil jij haar zeggen. Blits, dat wij op die planeet geen robots hebben gevonden?'
'Ik zal het haar wel uitleggen,' zei Pelorat. 'Kom mee, Fallom.' Hij sloeg vriendelijk een arm om het kind heen. 'Kom naar onze hut, dan krijg je een ander boek van mij.'
'Een boek? Over Jemby?'
'Niet helemaal...' En de deur sloot zich achter hen.
'Ik vind dat we onze tijd verspillen,' zei Trevize ongeduldig. 'We zitten alsmaar kindermeisje te spelen.'
'Is dat tijd verspillen! Wordt jouw speurtocht naar Aarde er soms één seconde door opgehouden, Trevize? Als we kindermeisje spelen brengen we communicatie tot stand, we verjagen vrees, we geven liefde. Is dat soms niks?'
'Alweer Gaia aan het woord.'
'Jazeker,' zei Blits. 'Laten we dan praktisch zijn. We hebben drie van de oude Ruimterwerelden bezocht en we hebben er niets aan gehad.'
Trevize knikte. 'Dat is helaas waar.'
'Alle drie zijn ze trouwens gevaarlijk gebleken, of niet? Op Aurora waren er levensgevaarlijke honden; op Solaria vreemde en gevaarlijke menselijke wezens en op Melpomenia een bedreigend mos. Als een wereld aan zichzelf wordt overgelaten, wordt het kennelijk gevaarlijk voor de interstellaire gemeenschap, of er nu mensen wonen of niet.'
'Dat mag je niet zo algemeen stellen.'
'Drie uit drie lijkt me bepaald indrukwekkend.'
'En welke indruk wekt het op jou, Blits?'
'Dat zal ik je zeggen. En probeer je nu eens open te stellen. Stel, je hebt miljoenen werelden in de Galaxis die met elkaar te maken hebben. Dat is trouwens het geval. En als elk van die werelden uitsluitend uit Geïsoleerden bestaat, zoals ook het geval is, dan is op elke planeet de mens de dominante levensvorm die zijn wil aan niet-menselijke levensvormen kan opleggen, aan de geologische achtergrond, ja, zelfs aan elkaar. De Galaxis is derhalve uiterst primitief en functioneert chaotisch. Dat kun je van Galaxia absoluut niet zeggen. Dat is het begin van een eenheid. Begrijp je wat ik wil zeggen?'
'Ik zie waar je naar toe wilt, maar dat wil niet zeggen dat ik het helemaal met je eens ben.'
'Luister alsjeblieft. Je hoeft het niet met me eens te zijn, maar je moet wel luisteren. De enige manier waarop de Galaxis het redt, is als een proto-Galaxia en hoe minder proto en hoe meer Galaxia, des te beter. Het Galactische Imperium was een poging om tot een krachtig proto-Galaxia te komen en toen dat uiteenviel, werd het al heel snel veel erger en werd het concept van een proto-Galaxia bedreigd. De Confederatie van de Foundation is ook zo'n poging, net als het Rijk van het Muildier. En net als het Imperium dat de Tweede Foundation voor ogen staat. Maar al waren er geen Imperiums of Foundations en was de hele Galaxis in rep en roer, dan zou het nog een chaos zijn die om zich heen zou slaan, die elke wereld op den duur zou bedreigen. Op zich mag je dit al een soort band noemen, en het kan nog erger.'
'Wat zou dan nog erger zijn?'
'Dat antwoord weet je, Trevize. Je hebt het gezien. Als een door mensen bewoonde wereld uiteenvalt, wordt die waarlijk Geïsoleerd en verliest hij alle interactie met andere werelden. Dan wordt hij een . .. kwaadaardig gezwel.'
'Een kanker?'
'Ja. Dat hebben we toch op Solaria gezien! Die is tegen de rest van de Galaxis. En op de planeet zelf heeft elke bewoner zich tegen de rest gekeerd. Dat heb je gezien. En als menselijke wezens helemaal verdwijnen, dan verdwijnt het laatste restje discipline. Dan verdwijnt de ratio, is het ieder tegen ieder, dan is er geen denkkracht, zoals bij die honden. Dan heb je in wezen hetzelfde als met dat mos. Weet je, hoe dichter we bij Galaxia zijn, hoe beter de maatschappij wordt. Waarom zou je dan met minder dan Galaxia genoegen nemen?'
Geruime tijd staarde Trevize zwijgend naar Blits. 'Ik zal erover nadenken. Maar waarom die vooronderstelling van hoe meer hoe beter; dat, als een beetje goed is, nog meer beter is en dat alles ook het beste is. Jij was toch degene die erop wees dat het mos misschien wel heel weinig carbondioxide nodig had en dat het door overdaad gedood zou worden. Een menselijk wezen van twee meter is beter af dan een mens van een meter, maar hij is ook beter af dan een mens van drie meter. Een muis wordt er niet beter op als hij het formaat van een olifant aanneemt. Dan zou hij niet kunnen leven. En ook een olifant zo klein als een muis zou het niet redden.
Er bestaat een natuurlijk formaat, een natuurlijke complexheid, een optimale kwaliteit voor alles, of dat nu ster dan wel atoom is, en het gaat zeker op voor levende dingen en levende maatschappijen. Ik beweer niet dat het oude Galactische Imperium ideaal was en ik zie heus wel fouten in de Confederatie van de Foundation, maar ik ga niet zover dat ik zeg dat, omdat totale isolatie slecht is, totale eenwording automatisch goed is. De extremen kunnen allebei afgrijselijk zijn. En een ouderwets Galactisch Imperium, hoe onvolmaakt ook, is misschien het hoogst bereikbare.'
Blits schudde haar hoofd. 'Ik vraag me af of je dat zelf gelooft, Trevize. Je wilt toch niet beweren dat een virus en een menselijk wezen allebei niet deugen en dat je daarom voor iets daartussenin opteert, zoals een slijmschimmel.'
'Nee, maar ik zou wel kunnen zeggen dat een virus en een supermens allebei niet deugen en dat ik voor iets daartussenin opteer, zoals een gewoon mens. Maar een discussie hierover heeft toch geen zin. Ik vind mijn oplossing pas als ik Aarde bereik. Op Melpomenia hebben we de coördinaten van zevenenveertig andere Ruimterwerelden gevonden.'
'En ga je die allemaal bezoeken?'
'Als het moet, ja.'
'En elke planeet kan een risico zijn?'
'Ja, als dat de prijs is die ik voor Aarde moet betalen.'
Pelorat was zonder Fallom uit zijn hut gekomen. Hij wilde iets zeggen, maar kon niet tussen de razendsnelle dialoog van Trevize en Blits komen. Hij staarde van de een naar de ander.
'Hoe lang denk je nodig te hebben?' vroeg Blits.
'Zolang als nodig is," zei Trevize, 'en wie weet vinden we wat we nodig hebben op de volgende planeet.'
'Of op geen enkele.'
'Dat weten we pas als we gezocht hebben.'
En toen kreeg Pelorat de kans iets te berde te brengen. 'Maar je hoeft toch niet te zoeken, Golan. We hebben het antwoord al.'
Trevize zwaaide ongeduldig naar Pelorat, maar maakte zijn beweging niet af. Hij draaide zijn hoofd om en vroeg nietbegrijpend: 'Watte?'
'Ik zeg je dat we het antwoord hebben. Dat heb ik je minstens vijf keer op Melpomenia willen zeggen, maar je was zo met jezelf bezig.'
'Welk antwoord hebben we? Waar heb je het over?'
'Over Aarde. Ik geloof dat ik weet waar Aarde is.'