15
Voor iedereen die in de ruimte is geweest en die de onveranderlijkheid daar heeft meegemaakt, komt de werkelijke opwinding pas als het tijd wordt op een nieuwe planeet te landen. De grond snelt onder je weg. Je vangt flarden op van land en water, van geometrische vlakken en lijnen die akkers en wegen zijn. Dan word je je bewust van het groen van groeiende dingen, het grijs van beton, het bruin van kale grond, het wit van sneeuw. Maar bovenal is daar de sensatie van bevolkte gebieden; steden die op elke planeet hun eigen karakteristieke geometrie en architecturale varianten hebben.
In een gewoon schip komt daar de opwinding bij van het aanraken van de grond en het razen over een landingsbaan. Voor de Verre Ster was het anders. Die zweefde door de lucht, werd opgehouden door een zorgvuldig balanceren van luchtweerstand en zwaartekracht. En tenslotte kwam hij boven de ruimtehaven tot stilstand. Er stond een stevige bries en dit riep een complicatie op. De Verre Ster was, als hij ingehouden reageerde op de zwaartekracht, niet alleen abnormaal laag in gewicht maar evenzeer in massa. En als zijn massa te dicht bij nul kwam, kon de wind hem wegblazen. Derhalve moest de gravitische respons verhoogd worden en de boeg-jets werden af en toe uiterst omzichtig in werking gesteld als verweer tegen niet alleen de aantrekkingskracht van de planeet, maar tevens tegen de stoten van de wind en dit laatste was natuurlijk een kracht die van moment tot moment anders was. Zonder een behoorlijke computer was het karwei niet te klaren.
Langzaam zakte het schip met kleine, onvermijdelijke schommelingen totdat het eindelijk tot rust kwam op een gemarkeerd gebied.
De hemel was bleekblauw, vermengd met een ononderbroken wit toen de Verre Ster tot stilstand kwam. Zelfs op grondniveau bleef de wind tekeergaan en hoewel dit nu geen gevaar meer voor de navigatie opleverde, werd het zo gemeen koud dat Trevize begon te rillen. Hij begreep terstond dat hun kledingvoorraad totaal ontoereikend was voor het klimaat van Comporellen.
Pelorat daarentegen keek waarderend om zich heen en haalde diep en met kennelijk genoegen adem door zijn neus. Hij vond de kou verrukkelijk, althans de eerste minuten. Hij deed zelfs bewust zijn jas open om de wind tegen zijn borst te voelen. Maar al snel daarna, dat wist hij, zou hij het welletjes vinden en weer gauw zijn jas dichtknopen en zijn sjaal omdoen, maar nu wilde hij toch even echt de atmosfeer voelen. Aan boord was zoiets ondenkbaar.
Blits sloeg haar jas strak om zich heen en trok met handschoenen aan haar hoed tot over haar oren. Haar gezicht was vertrokken van ellende en ze kon elk ogenblik in tranen uitbarsten.
Ze mompelde: 'Deze wereld deugt niet. Hij haat ons, hij wantrouwt ons.'
'Helemaal niet, schatje,' zei Pelorat ernstig. 'Ik weet zeker dat zijn bewoners van hun wereld houden en die eh... houdt van hen als je het zo wilt stellen. Trouwens, we zijn zo binnen en daar zal het warm zijn.'
En terloops alsof het nu pas bij hem opgekomen was, sloeg hij aan een kant zijn jas open en sloeg die om haar heen. Ze kroop tegen zijn overhemd aan.
Trevize deed zijn best de temperatuur te negeren. Hij kreeg een gemagnetiseerde kaart van de havenautoriteiten, controleerde die met zijn zakcomputer om zich ervan te vergewissen dat alle details voorhanden waren: zijn 'parkeernummer', de naam en het motornummer van zijn schip, enzovoort. Hij controleerde nog een keer of zijn schip stevig verankerd was en nam maximale voorzorgsmaatregelen (volstrekt overbodig omdat de Verre Ster onkwetsbaar zou zijn gezien de vermoedelijke stand van technologie op Comporellen, en als hij dat niet zou zijn, was reparatie volstrekt onbetaalbaar).
Trevize vond het taxistation waar dat behoorde te zijn. (Veel faciliteiten op ruimtehavens waren gestandaardiseerd in positie, uiterlijk en gebruik. Dat moest ook wel, gezien de multi-planetaire aard van zijn clientèle.)
Hij riep een taxi op en drukte als bestemming alleen maar 'centrum' in.
Op diamagnetische ski's gleed een taxi op hen af. De wind duwde hem een beetje opzij en het vehikel trilde door de bepaald niet geruisloze motor. Hij was donkergrijs en had de taxitekens op zijn achterdeuren. De chauffeur droeg een donkere jas en witte bontmuts.
Pelorat werd hierdoor getroffen. Hij zei: 'Het planetaire decor schijnt zwart en wit te zijn.'
Trevize zei: 'Misschien is het wat levendiger in het stadscentrum.'
De chauffeur sprak in een kleine microfoon, vermoedelijk om zijn raam niet open te hoeven draaien. 'Naar de stad, mensen?'
Zijn Galactische dialect had een zangerige klank die best aangenaam was en hij was goed te verstaan: altijd een opluchting op een nieuwe wereld.
Trevize zei: 'Inderdaad' en de achterdeur schoof open.
Blits stapte in, gevolgd door Pelorat en tenslotte door Trevize. De deur ging dicht en warme lucht kolkte omhoog.
Blits wreef in haar handen en slaakte een diepe zucht van opluchting.
De taxi trok langzaam op en de chauffeur zei: 'Dat schip van jullie is gravitisch, hè?'
Trevize antwoordde droog: 'Gezien de manier waarop hij landde, zou je iets anders verwacht hebben?'
De chauffeur zei: 'Hij komt van Terminus?'
Trevize zei: 'Ken jij soms nog een wereld die er een kan bouwen?'
De chauffeur leek dit antwoord te verwerken terwijl de taxi snelheid vermeerderde. Toen zei hij: 'Beantwoordt u altijd een vraag met een vraag?'
Trevize kon de verleiding niet weerstaan. 'Waarom niet?'
'In dat geval, wat zou u zeggen als ik u vroeg of uw naam Golan Trevize was.'
'Dan zou ik antwoorden: waarom vraag je dat?'
De taxi kwam bij de rand van de ruimtehaven tot stilstand en de chauffeur zei: 'Nieuwsgierigheid! Ik vraag het nog een keer. Bent u Golan Trevize?'
Trevizes stem werd bits. 'Wat heb jij daar mee te maken?'
'Luister vriend,' zei de chauffeur. 'We rijden geen meter verder tot ik het antwoord weet. En als je niet binnen twee seconden duidelijk ja of nee zegt, zet ik de kachel in de passagiersruimte uit en blijven we rustig wachten. Bent u Golan Trevize, Raadsheer van Terminus? Als uw antwoord ontkennend is, zult u mij uw identiteitsbewijs moeten tonen.'
Trevize zei: 'Ja, ik ben inderdaad Golan Trevize, Raadsheer van de Foundation en ik verwacht met alle egards die mij krachtens mijn rang toekomen, behandeld te worden. En als je dat niet kunt opbrengen, vriend, dan zul je nog eens wat beleven. Wat nu?'
'Nu kunnen we opgewekt verder rijden.' De taxi zette zich weer in beweging. 'Ik kies mijn passagiers zorgvuldig uit en ik had alleen maar twee mannen verwacht. De vrouw kwam als een verrassing en ik dacht dat ik me vergist kon hebben. Maar als u bent wie u zegt te zijn, dan moet u zelf maar een verklaring geven voor die vrouw als u uw bestemming bereikt hebt.'
'Jij kent mijn bestemming niet.'
'Toevallig wel. U gaat naar het Ministerie van Transport.'
'Dat is niet waar ik naartoe wil gaan.'
'Dat doet er geen zier toe, Raadsheer. Als ik taxichauffeur zou zijn, zou ik u overal brengen waar u wilde. Maar aangezien ik dat niet ben, bepaal ik waar wij naartoe gaan.'
'Neemt u me niet kwalijk,' zei Pelorat die naar voren leunde. 'Maar u lijkt echt op een taxichauffeur. U rijdt een taxi.'
'Iedereen kan een taxi rijden. Maar niet iedereen heeft er een licentie voor. En niet iedere auto die er als een taxi uitziet, is een taxi.'
Trevize zei: 'Laten we ophouden met dat spelletje. Wie bent u en wat bent u van plan? En vergeet niet dat u hiervoor rekenschap tegenover de Foundation moet afleggen.'
'Ik niet,' zei de chauffeur. 'Maar misschien mijn superieuren. Ik ben lid van de veiligheidspolitie van Comporellen. Ik heb opdracht u met het respect te bejegenen dat u gezien uw rang toekomt, maar u zult wel met me mee moeten gaan. En let een beetje op uw daden, want dit voertuig is bewapend en ik heb opdracht me tegen een aanval te beschermen.'