49
Ze volgden Bander. De robots bleven op eerbiedige afstand, maar hun aanwezigheid werd als een voortdurende bedreiging ervaren.
Ze liepen nu door een gang en Trevize mompelde lusteloos: 'Op deze planeet komen we niets over Aarde te weten, dat weet ik zeker. Alweer een variatie op dat ouwe radioactieve verhaal.' Hij haalde zijn schouders op. 'We zullen het met die derde set coördinaten moeten proberen.'
Een deur ging voor hen open waardoor een kleine kamer zichtbaar werd. Bander zei: 'Kom mee, halfmensen, ik wil u tonen hoe wij leven.'
Trevize fluisterde: 'Hij schept een kinderlijk genoegen in die demonstratie. Wat zou ik hem graag tegen de grond rammen!'
'Probeer nou niet net zo kinderachtig te zijn,' zei Blits.
Bander leidde hen de kamer in. Een van de robots stapte ook naar binnen. Bander zond de overige robots met een handgebaar weg en stapte toen zelf naar binnen. De deur viel achter hem in het slot.
'Dit is een lift,' zei Pelorat, blij dat hij iets geconstateerd had.
'Inderdaad,' zei Bander. 'Toen we eenmaal ondergronds gingen leven, zijn we nooit meer voor langere tijd naar boven gekomen. Dat wilden we niet, maar ik moet wel bekennen dat ik die zon op mijn huid wel eens prettig vind. Maar ik houd niet van wolken of 's nachts buiten zijn. Dat geeft me het gevoel ondergronds te zijn zonder dat ik echt ondergronds ben, als u begrijpt wat ik bedoel. Dit is in zekere zin cognitieve dissonantie, en ik vind het uiterst onaangenaam.'
'Ook Aarde heeft ondergronds gebouwd,' zei Pelorat. 'Ze noemden het De Stalen Holen. En in de oude dagen van het Imperium heeft Trantor in nog veel heviger mate ondergronds geleefd. En op dit ogenblik bouwt Comporellen ook onder de grond. Het is een trend geworden, als je het zo beziet.'
'Halfmensen ondergronds, op elkaar gedreven, en wij, ondergronds, maar in geïsoleerde pracht en praal, dat zijn twee zaken die je niet met elkaar vergelijken mag,' zei Bander.
Trevize zei: 'Op Terminus staan de woningen boven de grond.'
'Blootgesteld aan het klimaat,' zei Bander. 'Wat primitief!'
De lift, die aanvankelijk een sensatie van geringere zwaartekracht had opgeleverd, waaruit Pelorat zijn juiste conclusie had getrokken, riep nu geen enkel gevoel meer op. Het was zelfs alsof ze zich niet bewogen. Trevize vroeg zich net af hoe diep ze al waren, toen de zwaartekracht iets toenam en de deur openging.
Voor hen bevond zich een groot, uitvoerig gemeubileerd vertrek dat zwak verlicht was, hoewel de lichtbron nergens te zien was. Het leek of de lucht op zich lichtgevend was.
Bander wees met zijn vinger en het licht werd feller. Hij wees naar een andere plek waar hetzelfde gebeurde. Hij legde zijn linkerhand op een dikke stang aan een kant van de deur en beschreef toen met zijn rechterhand een cirkel in de lucht, waarna de hele kamer oplichtte alsof ze in het zonlicht stonden, zonder dat echter een gevoel van hitte ontstond.
Trevize trok een honend gezicht en fluisterde, niet te zacht: 'Die man is een charlatan.'
Bander zei op scherpe toon: 'Niet "die man", maar "die Solariaan". Ik weet niet precies wat het woord charlatan betekent, maar aan uw toon te oordelen is het weinig gunstig.'
Trevize zei: 'Het is iemand die niet echt is, die het in effecten zoekt om groter over te komen dan hij werkelijk is.'
Bander zei: 'Ik geef toe dat ik van een dramatisch gebaar hou, maar wat ik u heb laten zien is geen effect. Het is echt.'
Hij tikte op de stang waar zijn linkerhand nog op rustte. 'Deze hitte-geleidende stang steekt kilometers diep en overal op mijn landgoed heb ik dergelijke stangen binnen handbereik. Ik weet dat er ook van die stangen op andere landgoederen zijn. Deze stangen versnellen het tempo waarmee de hitte van de lagere regionen van Solaria naar de oppervlakte stijgt. Ik kan er gemakkelijker energie mee aftappen. Ik heb dat handgebaar niet nodig om licht te produceren, maar het geheel krijgt iets dramatisch, iets dat, zoals u al zei, niet geheel oprecht is, maar tja, ik hou er toch van.'
Blits zei: 'Bent u vaak in de gelegenheid om het genoegen van dergelijke dramatische gebaartjes te maken?'
'Nee,' zei Bander hoofdschuddend. 'Mijn robots komen er niet van onder de indruk, evenmin als mijn mede-Solarianen. Deze ongewone gelegenheid waarbij ik halfmensen iets kan laten zien is ... hoogst amusant.'
Pelorat zei: Toen wij hier binnenkwamen, was de kamer zwak verlicht. Is het hier altijd licht?'
'Inderdaad. Het kost maar een beetje energie, net zoveel als om die robots aan het werk te houden. Mijn gehele landgoed is continu in werking en de onderdelen die geen directe functie hebben, zijn in elk geval stationair.'
'En u verschaft constant de benodigde energie voor dit kolossale landgoed?'
'De zon en de kern van de planeet verschaffen de energie. Ik ben slechts een geleider. En niet het hele landgoed is productief. Ik heb het grootste deel van de wildernis zo gelaten en ik heb er veel diersoorten in ondergebracht; ten eerste om mijn grenzen te beschermen en ten tweede omdat ik daar een esthetisch genoegen in schep. Mijn akkers en fabrieken zijn maar klein. Ze zijn er alleen voor mijn directe behoeften plus enkele specialiteiten waarmee ik handel drijf. Zo heb ik robots die hitte-geleidende staven kunnen fabriceren. Veel Solarianen moeten daarvoor bij mij terecht.'
'En uw woning?' vroeg Trevize. 'Hoe groot is die?'
Dat moest een goede vraag geweest zijn, want Bander begon te stralen. 'Heel groot. Een van de grootste op mijn planeet, geloof ik. Mijn eigendom strekt zich kilometers uit, in elke richting. Ik heb evenveel robots die werkzaam zijn in mijn ondergrondse huis als voor al die duizenden vierkante kilometers aan de oppervlakte.'
'Maar u gebruikt toch niet alles?' vroeg Pelorat.
'Het is denkbaar dat er kamers zijn die ik nooit betreden heb, maar wat zou dat?' zei Bander. 'De robots houden alles schoon en goed geventileerd. Maar kom mee, door die deur.'
Ze stapten door een deur die niet de deur was waardoor ze waren binnengekomen en ze bevonden zich in een andere gang. Voor hen stond een open grondwagentje dat op rails liep.
Bander gebaarde dat ze moesten gaan zitten en een voor een klommen ze aan boord. Er was te weinig ruimte voor alle vier plus de robot, maar Pelorat en Blits schoven dicht tegen elkaar aan om ruimte voor Trevize te maken. Bander zat gerieflijk voorin met de robot naast zich en de wagen ging als vanzelf rijden. Slechts af en toe maakten Banders soepele handen een gebaar.
'Dit is een robot in de gedaante van een wagen,' zei Bander alsof dat de gewoonste gang van zaken was.
Ze reden statig en uiterst soepel langs deuren die zich bij hun nadering openden en bij hun vertrek sloten. De decoraties verschilden sterk van deur tot deur, alsof robots opdracht hadden gekregen om lukraak patronen aan te brengen.
Voor en achter hen was de gang schemerig. Maar waar ze ook reden, op dat ogenblik werden ze als in zonlicht gedompeld. Ook de kamers waar ze voorbijtrokken, lichtten op. En elke keer maakte Bander een langzaam, gracieus gebaar.
Er scheen geen einde aan de reis te komen. Af en toe kwamen ze in een flauwe bocht die duidelijk maakte dat het landgoed zich over twee dimensies uitstrekte. (Nee, drie, dacht Trevize op een gegeven ogenblik toen ze geleidelijk daalden.)
Waar ze ook gingen, zagen ze robots: tientallen, honderden, ongehaast bezig aan een karwei dat Trevize niet terstond kon plaatsen. Ze passeerden de open deur van een groot vertrek waarin rijen robots geluidloos over bureaus gebogen stonden.
Pelorat vroeg: 'Wat doen die daar, Bander?'
'Boekhouding,' zei Bander. 'Ze leggen alle statistieken vast, financiële kwesties en dat soort dingen waar ik me gelukkig niet mee bezig hoef te houden. Er wordt flink op dit landgoed gewerkt. Een kwart van het oppervlak daarboven is boomgaard. Een tiende is akkerland, maar die boomgaarden, daar ben ik werkelijk trots op. Wij kweken het beste fruit in de wereld en we hebben ook de meeste varianten. Een Banderperzik is de perzik op Solaria. Bijna niemand anders probeert meer om ze ook te kweken. We hebben zevenentwintig soorten appels en dat gaat zo maar door. De robots kunnen u alle informatie verschaffen.'
'Wat doet u met al dat fruit?' vroeg Trevize. 'U kunt het toch niet zelf opeten?'
'Ik peins er niet over. Ik ben maar matig op fruit gesteld. Maar ik handel ermee.'
'Wat vraagt u ervoor in de plaats?'
'Voornamelijk mineralen. Ik heb geen noemenswaardige mijnen op mijn gebied. Ik handel om datgene te krijgen wat voor een gezonde ecologie nodig is. Ik heb een uitermate gevarieerde collectie dieren en planten.'
'En de robots zorgen voor alles?' vroeg Trevize.
'Jazeker. En ze doen het uitstekend.'
'En dat alles voor één Solariaan.'
'Dat alles voor het landgoed en de ecologie. Ik ben toevallig de enige Solariaan die - als ik dat wil - regelmatig bepaalde delen van zijn grond bezoekt. Maar ook dat is onderdeel van mijn absolute vrijheid.'
Pelorat zei: 'Ik neem aan dat die andere - die andere Solarianen - eveneens een ecologische balans nastreven en dat er misschien wel moerassen zijn, bergstreken of zeegebieden?'
Bander zei: 'Dat zal best. Met dat soort zaken houden we ons als het nodig is in mondiale vergaderingen wel eens bezig.'
'Hoe vaak komen jullie bij elkaar?' vroeg Trevize. (Ze reden nu door een heel smalle gang, uiterst lang, en niet door vertrekken geflankeerd. Trevize vermoedde dat ze nu in een gebied waren dat niet zo gemakkelijk te bewerken was en dat dit een verbinding was tussen twee vleugels.)
'Te vaak. Er gaat bijna geen maand voorbij dat ik niet enige tijd moet doorbrengen met een van de commissies waar ik lid van ben. Ik heb dan wel geen moerassen of bergen, maar mijn boomgaarden, mijn visvijvers en mijn botanische tuinen zijn de beste in de wereld.'
Pelorat zei: 'Maar beste man, pardon, ik bedoel Bander, ik neem niet aan dat u daadwerkelijk uw landgoed verlaat en bij anderen op bezoek gaat.'
'Zeker niet,' zei Bander verontwaardigd.
'Ik zei al dat ik dat niet aannam,' zei Pelorat vriendelijk. 'Maar hoe weet u dan zeker dat de uwe de beste zijn als u die van de anderen nooit hebt gezien?'
'Omdat ik dat kan afleiden uit de vraag naar mijn producten,' antwoordde Bander.
Trevize zei: 'En machinerieën en zo?'
Bander zei: 'Er zijn landgoederen waar ze gereedschappen vervaardigen en machines. Zoals ik al zei, bij mij maken we hitte-geleiders, maar die zijn niet moeilijk te maken.'
'En robots.'
'Robots worden overal vervaardigd. De hele geschiedenis door heeft Solaria het voortouw genomen. Onze robots zijn het meest subtiel, hebben de meeste kwaliteiten.'
'En dat geldt ook voor vandaag de dag,' vroeg Trevize en hij zorgde ervoor dat zijn intonatie niet vragend maar bepalend was.
Bander zei: 'Vandaag de dag? Met wie zouden we moeten concurreren? Vandaag de dag is Solaria de enige fabrikant van robots. Als ik uw hypergolf goed beluisterd heb, worden ze niet op uw werelden gemaakt.'
'En de overige Ruimterwerelden?'
'Dat heb ik u al verteld. Die bestaan niet meer.'
'Geen een?'
'Ik denk niet dat er nog ergens behalve op Solaria een Ruimter leeft.'
'En is er dan niemand die de locatie van Aarde kent?'
'Waarom zou iemand de locatie van Aarde willen weten?'
Pelorat kwam tussenbeide, ik wil het weten. Het is mijn terrein.'
'In dat geval,' zei Bander, 'zult u iets anders moeten bestuderen. Ik weet niet wat de plaats van Aarde is en ik heb ook nooit van iemand gehoord die dat wel weet. En de hele kwestie interesseert me nog geen schilfertje robotmetaal.'
De wagen kwam tot stilstand en even dacht Trevize dat Bander beledigd was. Maar de wagen stopte heel geleidelijk en toen Bander uitstapte, keek hij even geamuseerd als voorheen. Hij gebaarde dat ze uit moesten stappen.
Het licht in de kamer die ze betraden was gedempt zelfs toen Bander het met een gebaar had versterkt. De kamer kwam op een brede gang uit met aan weerszijden kleinere vertrekken. In elk van die vertrekken stonden een of meer versierde vazen, soms geflankeerd door voorwerpen die filmprojectoren konden zijn.
'Wat is dit, Bander?' vroeg Trevize.
Bander zei: 'De voorouderlijke dodenkamers, Trevize.'