XV

Mos


66


Trevize zag er grotesk uit in zijn ruimtepak. Het enige van hem wat er nog uitstak waren zijn holsters; niet het gewone stel, maar een zwaardere uitvoering die bij het pak hoorde. Voorzichtig stopte hij het straalpistool in de rechterholster en de neuronische zweep in de linker. Ze waren weer opgeladen en deze keer, dacht hij vastbesloten, pakt niemand ze van mij af.

Blits moest glimlachen. 'Draag je altijd wapens op een planeet zonder lucht of.. . vergeet het maar. Ik zou zoiets niet meer vragen.'

Trevize zei: 'Mooi zo!' en draaide zich om om Pelorat met zijn helm te helpen.

Pelorat die nog nooit een ruimtepak had gedragen zei klaaglijk: 'Kan ik wel lucht krijgen in dit ding, Golan?'

'Dat garandeer ik je,' zei Trevize.

Blits keek toe terwijl alles getest en gekoppeld werd. Ze hield haar arm om Falloms schouders. De jonge Solariaan keek duidelijk geschrokken naar de twee gedaanten in hun ruimtepak. Ze beefde en Blits streelde haar tot rust.

De luchtsluis ging open en het tweetal stapte naar buiten. Hun opgezwollen armen zwaaiden een groet. De sluis ging dicht. De buitendeur ging open en onhandig stapten ze op de bodem van een dode wereld.

Het was dageraad. De hemel was natuurlijk glashelder, ietwat purper gekleurd, maar de zon was nog niet zichtbaar. Bij het lichtere deel van de horizon waar de zon moest verschijnen hing een lichte nevel.

Pelorat zei: 'Het is koud.'

'Voel jij kou?' vroeg Trevize verbaasd. De pakken waren uitstekend geïsoleerd en het enige probleem dat zich kon voordoen was hoe je je van lichaamshitte kon ontdoen.

Pelorat zei: 'Helemaal niet, maar kijk daar eens.' Zijn radiostem was duidelijk in Trevizes oor te horen. Hij wees.

In het purperen ochtendgloren zagen ze een gescheurd, scheefhangend gebouw dat onder de rijp zat.

Trevize zei: 'Met een ijle atmosfeer wordt het 's nachts kouder dan je verwacht en warmer overdag. Dit is het koudste uur van de dag. Over enkele uren zal het wel te heet voor ons zijn. Dan moeten we uit de zon.'

Alsof dit magische woorden waren, verscheen nu de rand van de zon aan de horizon.

'Kijk er maar niet naar,' zei Trevize ontspannen. 'Het glas van je helm reflecteert en laat ultraviolet niet door, maar je kunt niet weten.'

Hij keerde zijn rug naar de rijzende zon en zijn lange schaduw viel over het gebouw. Het zonlicht liet onder zijn ogen de rijp verdwijnen. Even zag de muur er donker uit van het vocht en toen verdween ook dat.

Trevize zei: 'Die gebouwen zien er hierbeneden niet zo gaaf uit als van boven. Ze zijn gescheurd en dreigen in elkaar te vallen. Dat komt door de wisselingen van temperatuur, neem ik aan. Het water bevriest elke nacht en smelt overdag en dat gaat zo wie weet al twintigduizend jaar.'

Pelorat zei: 'Boven de ingang staan letters gegraveerd, maar die steen is zo verweerd dat ik het nauwelijks kan lezen.'

'Kun je er iets uit opmaken, Janov?'

'Een soort van financieel instituut. Ik zie tenminste een woord dat "bank" kan betekenen.'

'Wat is dat?'

'Een gebouw waar activa en passiva worden verhandeld, opgeslagen, opgevraagd, geleend, geïnvesteerd ... dat geloof ik tenminste.'

'Een heel gebouw alleen daarvoor? Geen computers?'

'Geen computers tenminste die het hele zaakje overzien.'

Trevize haalde zijn schouders op. Hij kon de details van de oeroude geschiedenis niet inspirerend vinden.

Ze liepen met toenemende haast verder en hadden steeds minder oog voor de gebouwen. De stilte, de doodsheid, was uitermate deprimerend. De trage, millennia durende ondergang die zij met hun komst verstoord hadden, gaf de stad het uiterlijk van een skelet. Alles was weg behalve de botten.

Ze liepen nu in de schaduw, maar toch beeldde Trevize zich in dat hij de zon op zijn rug voelde branden.

Pelorat die op honderd meter aan zijn rechterzijde liep, zei opeens gespannen: 'Kijk daar eens!'

Trevizes oren dreunden. Hij zei: 'Je moet niet schreeuwen, Janov. Ik kan je gefluister horen, hoe ver je ook bent. Wat is er?'

Pelorat zwakte terstond zijn stem af. 'Dit gebouw wordt de "Hal van de Werelden" genoemd. Ik geloof tenminste dat dat de betekenis van de inscriptie is.'

Trevize ging naar Pelorat. Ze stonden voor een gebouw van drie verdiepingen. De lijn van het dak was onregelmatig en bezaaid met grote rotsblokken alsof daar een of ander beeldhouwwerk in elkaar was gestort.

'Weet je dat zeker?' vroeg Trevize.

'Dat weten we pas als we naar binnen gaan.'

Ze beklommen de vijf ondiepe, brede treden en staken een ruimte-verkwistende piazza over. In de ijle lucht veroorzaakten hun schoenen met metalen zolen eerder een trilling dan een geluid.

'Ik begrijp nu wat je bedoelt met groot, nutteloos en duur,' mompelde Trevize.

Ze betraden een grote, hoge hal. Het zonlicht viel door talloze ramen naar binnen en het interieur werd fel verlicht, maar de voorwerpen in de schaduwen bleven onduidelijk. De ijle atmosfeer verspreidde de lichtbundels nauwelijks.

In het midden stond een meer dan levensgrote afbeelding van een mens, vervaardigd uit wat een kunstmatig gesteente leek. Een arm was er afgevallen. De andere arm was bij de schouder ingescheurd en Trevize had het gevoel dat hij die arm met een tik kon afbreken. Hij deed een stap naar achteren alsof hij anders te zeer verleid zou worden tot een onverdraaglijke barbarenstreek.

'Ik vraag me af wie dat is,' zei Trevize. 'Ik zie geen begeleidende tekst. Ik denk dat hij zo beroemd is geweest dat verdere identificatie onnodig was, maar evenzogoed...' Hij constateerde het gevaar dat hij nog filosofisch zou worden en concentreerde zich op iets anders.

Pelorat keek omhoog en Trevizes ogen volgden de hoek van Pelorats hoofd. Op de muur stonden woorden gegraveerd die Trevize niet lezen kon.

'Verbazingwekkend,' zei Pelorat. 'Mogelijk twintigduizend jaar oud en hier, enigszins tegen zon en vocht beschermd, nog steeds leesbaar.'

'Niet voor mij,' zei Trevize.

'Het is in een oud schrift en zelfs daarvoor te gedetailleerd. Even kijken, zeven, een, twee...' Zijn stem stierf in gemompel af en toen begon hij weer te praten. 'Daar staan vijftig namen vermeld die de Vijftig Ruimterwerelden voorstellen en dit is de "Hal van de Werelden". Ik vermoed dat de planeten op datum van kolonisatie staan gerubriceerd. Aurora is de eerste en Solaria de laatste. Je ziet dat er zeven kolommen zijn, met zeven namen in de eerste zes kolommen en acht in de laatste. Het lijkt wel of ze een rooster van zeven bij zeven voor ogen hadden en er toen maar Solaria aan vast hebben

geplakt. Als je het mij vraagt, ouwe jongen, dateert die lijst van voor de kolonisatie van Solaria.'

'En op welke planeet staan we nu? Kun je dat lezen?'

Pelorat zei: 'Kijk eens naar die vijfde naam in de derde kolom, de negentiende vanaf het begin. Die letters zijn wat groter dan de rest. De lijst-opstellers zijn kennelijk zo egocentrisch dat ze een mooi plekje voor zichzelf hebben uitgezocht. Bovendien...'

'Hoe heet deze planeet?'

'Voor zover ik kan nagaan, Melpomenia. Die naam zegt me absoluut niets.'

'Zou het Aarde kunnen zijn?'

Pelorat schudde heftig zijn hoofd, maar dat ging onopgemerkt in de helm. Hij zei: 'Er bestaan tientallen woorden voor Aarde in de oude legenden. Gaia is daar een van, zoals je weet. Net als Terra, Erda, ga maar door. Ze zijn allemaal kort. Ik ken geen een lange naam, of iets wat op een korte versie van Melpomenia lijkt.'

'We zijn dus op Melpomenia en niet op Aarde?'

'Inderdaad. En bovendien - zoals ik net wilde zeggen - is er nog een betere indicatie dan die grote letters. De coördinaten van Melpomenia zijn 0,0,0 zoals je van je eigen planeet mag verwachten.'

'Coördinaten.' Trevize wist niet wat hij hoorde. 'Geeft die lijst ook coördinaten?'

'Bij elke naam staan drie cijfers en ik neem aan dat dat coördinaten zijn. Wat kunnen het anders zijn?'

Trevize gaf geen antwoord. Hij opende een klein vakje in zijn ruimtepak en haalde daar een apparaat uit dat door een snoer met het vak verbonden was. Hij hield het voor zijn ogen en stelde zorgvuldig scherp op de teksten. Met zijn gehandschoende vingers leek het karwei moeilijker dan het was.

'Camera?' vroeg Pelorat overbodig.

'Het beeld wordt direct naar de computer verzonden,' zei Trevize.

Hij nam verschillende foto's uit telkens andere hoeken en zei toen: 'Wacht even, ik moet wat hoger staan. Help me een handje, Janov.'

Pelorat sloeg zijn handen ineen en bood Trevize een "stijgbeugel"' aan, maar deze schudde zijn hoofd. 'Jouw handen kunnen mijn gewicht niet dragen. Ga op je handen en knieën staan.'

Moeizaam gehoorzaamde Pelorat en nadat Trevize de camera in het vak had gestopt, beklom hij even moeizaam Pelorats schouders en bereikte de sokkel van het standbeeld. Hij voelde of het beeld stevig genoeg was, zette toen zijn voet op een gebogen knie waarna hij zich omhoogdrukte naar de armloze schouder. Hij zette zijn tenen in een spleet in de borst en slaagde er tenslotte in zich omhoog te hijsen tot hij op de schouder zat. Voor de doden van weleer die het beeld verafgood hadden zou dit blasfemie geweest zijn en Trevize was zich daar zo van bewust dat hij bepaald niet ontspannen zat.

'Kijk maar uit dat je niet valt,' riep Pelorat angstig van beneden.

'Ik val niet, maar als jij niet uitkijkt, maak je me nog doof.' Trevize pakte zijn camera en stelde nogmaals scherp. Hij nam diverse foto's, stopte de camera weer weg en liet zich behoedzaam zakken tot zijn voeten de sokkel weer beroerden. Hij sprong op de grond en de trilling was kennelijk de laatste strohalm, want de nog intacte arm van het beeld brak af en vormde een hoopje puin aan de voet van het beeld. Maar de val veroorzaakte vrijwel geen geluid.

Trevize verstijfde. Zijn eerste gedachte was een schuilplaats te vinden voordat de boeman hem kon pakken. Vreemd toch, bedacht hij later, hoe snel de gewoonten van je jeugd in zo'n situatie terugkomen. Het duurde maar even, maar de emotie was intens.

Pelorats stem klonk hol zoals te verwachten is van iemand die zich zojuist medeplichtig had gemaakt aan een vandalenstreek, maar hij kon nog woorden van troost vinden: 'Dat... dat geeft niet, Golan. Die arm zou vanzelf wel omlaaggekomen zijn.'

Hij liep naar de brokstukken op de sokkel en de vloer alsof hij daarmee zijn woorden wilde bewijzen. Hij pakte een van de grotere stukken op en zei toen: 'Kom eens gauw, Golan.'

Trevize liep op Pelorat af die een stuk steen in de hand hield dat kennelijk een deel van de bovenarm was geweest. Hij zei: 'Wat is dit?'

Trevize staarde. Hij zag een heldergroene vlek die korrelig leek. Hij wreef er met zijn gehandschoende vinger over en het spul liet terstond los.

'Dat lijkt wel mos,' zei hij.

'Het leven zonder geest waar jij het over had?'

'Ik weet niet of het wel helemaal zonder geest is. Volgens Blits zou het bewustzijn hebben, maar dat zou ze ook van die steen hier zeggen.'

Pelorat zei: 'Denk jij dat dit mos de steen heeft ondermijnd?' Trevize zei: 'Het zou me niets verbazen als dat het proces versneld heeft. Deze wereld barst van het zonlicht en heeft een beetje water. De helft van de atmosfeer is waterdamp, de rest bestaat uit stikstof en inerte gassen. Er is nog een spoor carbondioxide waardoor je tot de conclusie zou kunnen komen dat er geen plantaardig leven is, maar het is ook mogelijk dat dat koolzuurgehalte zo laag is omdat het vrijwel in zijn totaal door de rotsbodem is geabsorbeerd. Wie weet heeft deze steen ook carbonaten in zich die door het mos worden afgebroken om zuur af te scheiden, waarna het gebruik maakt van het aldus opgewekte carbondioxide. Dit kan best de dominantste levensvorm op deze planeet zijn.'

'Fascinerend,' zei Pelorat.

'Ongetwijfeld,' zei Trevize, 'maar dan wel in beperkte zin. De coördinaten van de Ruimterwerelden vind ik heel wat interessanter, maar wat we echt nodig hebben, dat zijn de coördinaten van Aarde. Die zijn misschien niet in deze hal, maar ergens anders in het gebouw. Of in een ander gebouw. Kom mee, Janov.'

'Maar weet je...' wilde Pelorat zeggen, maar Trevize onderbrak hem bruusk. 'Nee, nee. We praten later wel. We moeten eerst zien wat dit gebouw nog meer kan opleveren. En het wordt al warmer.' Hij keek op de kleine thermometer op de rug van zijn linkerhandschoen. 'Kom mee, Janov.'

Ze stampten door de zalen waarbij ze zo weinig mogelijk lawaai probeerden te maken, niet lawaai in de gebruikelijke betekenis van het woord of omdat iemand hen kon horen, maar omdat ze niet graag door trillingen nog meer schade wilden aanrichten.

Ze trapten wat stof op dat even opsteeg en toen snel weer neerkwam en ze lieten voetsporen achter.

Af en toe in een donker hoekje wees de een zwijgend de ander nog meer mos aan. Aan dit teken van leven ontleenden ze een heel klein beetje morele steun, want hoe laag dat leven ook op de ladder stond, toch werd er iets van het verstikkende gevoel dat ze door een dode wereld liepen, opgeheven, vooral omdat alle voorwerpen er zo overduidelijk van getuigden dat dit eens een bloeiende maatschappij was geweest.

En toen zei Pelorat: ik geloof dat dit een Bibliotheek is.'

Trevize keek nieuwsgierig om zich heen. Hij zag overal planken en toen hij wat gerichter keek zag hij dat wat hij uit zijn ooghoek voor versieringen had versleten, best boekfilms konden zijn. Voorzichtig pakte hij er een op. Ze waren dik en onhandig om aan te pakken en hij begreep dat het slechts hoezen waren. Met veel inspanning peuterde hij er een open en in de hoes zag hij verschillende discs. Ook die waren dik en, naar hij vermoedde, broos, hoewel hij dat niet uitprobeerde.

Hij zei: 'Wat ongelooflijk primitief!'

Twintigduizend jaar oud,' zei Pelorat verontschuldigend alsof hij de oude Melpomenianen wilde verdedigen tegen de beschuldiging achterlijk te zijn wat hun technologie betrof.

Trevize wees naar de spoel van de film waar weer die oude, krullerige tekens op stonden, is dat soms de titel? Wat staat erop?'

Pelorat bestudeerde het. ik weet het niet zeker, ouwe jongen, maar ik geloof dat een van de woorden naar microscopisch leven refereert. Het kan het woord voor "micro-organisme" zijn, maar er staan technische microbiologische termen die ik zelfs in het Standaard Galactisch niet begrijp.'

'Kan zijn,' zei Trevize somber. 'En het kan even goed zijn dat we er niets aan hebben, ook al konden we het lezen. We zijn niet in bacteriën geïnteresseerd. Doe me een lol, Janov. Neus eens door een paar boeken en kijk eens of er eentje bij zit met een interessante titel. Ondertussen zal ik kijken of ik zo'n boekprojector aan de praat kan krijgen.'

'O, zijn dat projectoren?' vroeg Pelorat. Het waren platte, vierkante constructies met bovenop een gekanteld scherm en een uitsteeksel dat misschien kon dienen om de elleboog te steunen of om een elektro-notitieblok op te leggen, als die dingen tenminste in Melpomenia bekend waren.

Trevize zei: 'Als dit een bibliotheek is, dan moeten er ook bijpassende boek projectoren zijn en zo te zien past deze.'

Hij veegde uiterst behoedzaam het stof van het scherm en voelde zich opgelucht toen het scherm niet door zijn aanraking verpulverde. Hij probeerde een voor een de schakelaars uit, maar er gebeurde niets. Hij probeerde een andere boekprojector en nog een, met een even negatief resultaat.

Het verbaasde hem allesbehalve. Zelfs als dit apparaat na twintigduizend jaar in een ijle atmosfeer nog werkte en niet gevoelig was voor waterdamp, dan was er nog steeds de kwestie van de energie waarop het ding liep. Opgeslagen energie lekt onveranderlijk na verloop van tijd weg, welke maatregelen er ook tegen genomen werden. Dat was een ander aspect van de allesomvattende, onweerstaanbare tweede wet van de thermodynamica.

Pelorat stond achter hem. 'Golan?'

'Ja?'

'Ik heb hier een boekfilm.'

'Wat voor een?'

'Ik geloof dat het de geschiedenis van de ruimtevaart is.'

'Prachtig, maar als ik deze machine niet aankrijg, hebben we er nog niets aan.' Zijn handen balden zich in frustratie.

'We kunnen de film toch meenemen naar het schip?'

ik weet niet hoe ik hem op onze viewer kan afdraaien. De systemen komen gegarandeerd niet overeen en ook het opzoekmechanisme zal afwijkend zijn.'

'Maar is dat allemaal wel nodig, Golan? Als wij...'

'Het is echt nodig, Janov, geloof me. En onderbreek me alsjeblieft niet. Ik tracht tot een beslissing te komen. Ik kan natuurlijk proberen de viewer van stroom te voorzien. Dat is misschien het enige wat eraan mankeert.'

'Waar haal je die stroom vandaan?'

'Nou eh ...' Trevize trok zijn wapens, bekeek ze even en stopte het straalpistool toen weer in zijn holster. Hij brak zijn neuronische zweep open en bestudeerde het energie-niveau. Dat stond op maximum.

Trevize wierp zich plat op de grond en voelde achter zich naar de viewer (hij ging er maar van uit dat dit een viewer was) en probeerde hem naar voren te schuiven. Het apparaat bewoog een beetje en toen Trevize nader keek, vond hij wat hij zocht.

Een van die snoeren moest de stroom leveren en dat was ongetwijfeld de kabel die uit de muur kwam. Hij zag geen steker of verbindingsstuk. (Hoe kon je werken met een vreemde, oeroude cultuur, waar de eenvoudigste zaken onherkenbaar gemaakt zijn?)

Hij trok zacht aan het snoer en toen harder. Hij draaide hem naar de ene kant en toen naar de andere kant. Hij betastte de muur in de buurt van het snoer en het snoer in de buurt van de muur. Hij concentreerde zich zo goed hij kon op de halfzichtbare achterkant van de viewer maar wat hij ook deed, ook daar gebeurde er niets.

Hij drukte zich met een hand tegen de vloer omhoog en toen hij ging staan, kwam het snoer mee. Hij had er geen flauw idee van hoe hij het losgekregen had.

Het snoer leek nergens afgerukt of beschadigd. Het uiteinde leek glad en het had een gladde plek in de muur achtergelaten.

Pelorat zei zacht: 'Golan, mag ik even ...'

Trevize zwaaide gebiedend naar de ander. 'Niet nu, Janov. Toe nou!'

Opeens zag hij het groene spul in de plooien van zijn handschoen. Hij moest wat mos opgepikt hebben toen hij met de achterkant van de viewer bezig was. Zijn handschoen glansde vochtig, maar terwijl hij keek droogde dat op en de groenige vlek werd bruin.

Hij concentreerde zich weer op het snoer en bekeek zorgvuldig het uiteinde. Daar zag hij twee kleine gaatjes, die konden voor stroomdraden gebruikt worden.

Hij ging weer op de vloer zitten en opende het accu-vak van zijn neuronische zweep. Uiterst behoedzaam de-polariseerde hij een van de draden en trok hem los. Toen duwde hij hem voorzichtig en welhaast teder in het gat tot de draad stopte. En toen hij de draad voorzichtig probeerde los te trekken, bleef hij vastzitten alsof hij gevangen was. Hij onderdrukte zijn eerste opwelling om de draad er met geweld uit te rukken. Hij de-polariseerde de andere draad en stak die in de tweede opening. Wie weet ontstond zo het stroomcircuit en kon de viewer draaien.

'Janov,' zei hij. 'Je hebt je hele leven met allerlei boekfilms gespeeld. Probeer eens hoe je dat boek in de viewer moet stoppen.'

'Is dat echt nodig?'

'Toe nou, Janov, stel geen onnodige vragen. We hebben niet zoveel tijd meer. Ik wil niet tot de avond wachten tot het gebouw weer voldoende is afgekoeld.'

'Hij moet er zo in,' zei Janov, 'Maar .. .'

'Mooi,' zei Trevize. 'Als dit de historie van de ruimtevaart is, zullen we met Aarde beginnen aangezien de ruimtevaart zich op Aarde heeft ontwikkeld. Laten we eens kijken wat dat ding doet.'

Met een rood hoofd stopte Pelorat de boekfilm in wat kennelijk een opvang-eenheid was en toen bekeek hij de tekens op de knoppen om te zien hoe het apparaat bediend moest worden.

Op zachte toon, deels wachtend, deels om zijn spanning te breken, zei Trevize: 'Ik ga ervan uit dat er ook op deze planeet robots zijn - her en der - en in redelijke staat omdat hier bijna een vacuüm bestaat. Het probleem is dat ook hun energievoorraad allang uitgeput zal zijn en ik vraag me af hoeveel schade de hersenen hebben opgelopen als ze weer aan de gang gebracht kunnen worden. Knoppen en hendels kunnen het misschien wel millennia uithouden, maar hoe zit het met die microschakelaartjes en sub-atomische troep? Die zullen langzamerhand wel weggerot zijn en zo niet, wat weten zij dan van Aarde. Wat zouden zij...'

Pelorat zei: 'De viewer doet het, ouwe makker. Kijk maar.'

In het schemerlicht begon het scherm van de projector te flikkeren. Het was maar heel zwak en Trevize draaide de energie-uitstoot van zijn neuronische zweep hoger tot het scherm oplichtte. De ijle lucht rondom hen hield hun plek buiten de lichtbundels van het zonlicht redelijk in het donker. De zaal was donker en het scherm leek door het contrast helder.

Hij bleef maar flikkeren. Af en toe dreven er schaduwbeelden over het scherm.

'Hij moet scherp gesteld worden,' zei Trevize.

'Dat weet ik,' zei Pelorat, 'maar meer krijg ik er niet uit. Ik denk dat de film verrot is.'

De schaduwen volgden elkaar nu sneller op en af en toe kwam er een bleek karikatuur van een tekst op het scherm. Een kortstondig ogenblik was het scherp en dan werd het beeld weer wazig.

'Spoel dat terug, Janov, en zet het beeld dan stil,' zei Trevize.

Maar Pelorat was al bezig. Hij draaide de film terug en toen weer vooruit, kreeg de tekst weer te pakken en zette het beeld stil.

Trevize probeerde de tekst te lezen, maar riep toen gefrustreerd uit: 'Kun jij er iets van maken, Janov?'

'Niet helemaal,' zei Pelorat en hij tuurde naar het scherm. 'Het gaat over Aurora, dat zie ik wel. Ik geloof dat het iets met de eerste hyperruimtelijke expeditie te maken heeft, de oer-uitstoot, zoals hier staat.'

Hij draaide de film door en het beeld werd weer wazig. Na enige tijd zei hij: 'Alles wat ik kan lezen schijnt met de Ruimterwerelden te maken te hebben, Golan. Over Aarde vind ik niets.'

Trevize zei verbitterd: 'Nee, dat zou ook wel te veel gevraagd zijn. Alles hier is net als op Trantor uitgewist. Zet dat ding maar af.'

'Maar het is niet belangrijk,' begon Pelorat weer en zette de machine uit.

'Omdat we andere bibliotheken kunnen proberen? Daar is alles over Aarde ook verdonkeremaand. Overal. Weet je...' Hij had bij deze woorden naar Pelorat gekeken en zijn blik was vol afgrijzen. 'Wat is er met jouw helmglas gebeurd?' vroeg hij.

De Foundation en Aarde
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml