76
Er was geen tijd om op die opmerking te reageren, want er kwamen anderen aan. Tientallen. Dat moesten de bewoners zijn die niet op zee of op de akkers werkzaam waren, constateerde Trevize en die hier vlak in de buurt woonden. De meesten arriveerden te voet, maar ook zag hij twee grond wagens, nogal oud en lomp.
Dit was kennelijk een maatschappij met een lage technologie, maar evenzogoed konden zij het klimaat beheersen.
Het was allang bekend dat technologie niet noodzakelijkerwijs een totaal moest bestrijken; een achterstand op sommige gebieden hield niet automatisch in dat de rest van de technologie op een achterlijk niveau stond, maar een dergelijk voorbeeld van een uiterst ongelijkmatige ontwikkeling was toch bepaald niet gewoon.
De helft van de toeschouwers bestond uit oudere mannen en vrouwen; hij zag maar drie, vier kinderen. Er waren meer vrouwen dan mannen en geen van hen toonde vrees of onzekerheid.
Op gedempte toon zei Trevize tegen Blits: 'Manipuleer jij ze? Ze lijken me zo... sereen.'
'Ik manipuleer ze absoluut niet,' zei Blits. 'Alleen in uiterste noodzaak kom ik aan breinen. Maar ik maak me bezorgd over Fallom.'
Hoewel het aantal nieuwsgierigen bij een landing van een vreemd schip doorgaans heel groot is, daar kon elke ervaren ruimtereiziger van getuigen, was het hier op Nieuwe Aarde bepaald niet druk. Voor Fallom echter moest het een hele menigte lijken, want die was nu hooguit aan de drie volwassenen aan boord van de Verre Ster gewend. Ze ademde snel en oppervlakkig en haar ogen waren half gesloten. Ze leek bijna in een shocktoestand.
Blits streelde haar zacht en ritmisch en maakte sussende geluidjes. Trevize wist zeker dat ze delicate mentale trilhaartjes bijna onmerkbaar her-arrangeerde.
Fallom haalde plotseling diep adem. Het was bijna een snik en toen leek ze een huivering niet te kunnen onderdrukken. Ze hield haar hoofd nu rechtop en keek naar de aanwezigen met wat bijna een normale blik genoemd mocht worden. Toen verborg ze haar hoofd in de ruimte tussen Blits' arm en lichaam.
Blits liet dit even toe. Haar arm hield ze strak rond Falloms schouder geslagen alsof ze hiermee van haar beschermende aanwezigheid wilde getuigen.
Pelorat leek nogal onder de indruk. Zijn ogen gingen van de ene Alphaan naar de andere. Hij zei: 'Golan, geen twee zijn hier hetzelfde.'
Dat was Trevize ook opgevallen. Hij had verschillende huidtinten gezien en haarkleuren. Zo zag hij iemand met helrood haar, blauwe ogen en sproeten. Minstens drie volwassenen waren net zo klein als Hiroko en een paar waren langer dan Trevize. Nogal wat mannen en vrouwen hadden ogen die op die van Hiroko leken en Trevize herinnerde zich dat op de drukbevolkte werelden van de Fili-sector dergelijke ogen karakteristiek waren, maar hij was daar zelf nooit geweest.
Alle Alphanen waren naakt boven het middel en bij al de vrouwen leken de borsten maar klein. Dit was voor zover hij kon zien het meest uniforme lichaamsdeel.
Blits zei plotseling: 'Mejuffrouw Hiroko, dit kind hier is niet aan reizen door de ruimte gewend en ze doet meer indrukken op dan ze verwerken kan. Mag ze misschien even gaan zitten en is er iets voor haar te eten en te drinken?'
Hiroko leek verbaasd en Pelorat herhaalde Blits' woorden, maar in het elegantere Galactisch van het midden-Imperiaanse tijdperk.
Hiroko's hand vloog naar haar mond en ze zonk sierlijk op de knieën. 'Vergeef me, hooggeëerde vrouwe,' zei ze. ik heb de behoeften van dit kind verwaarloosd evenals de uwe. Ik was te zeer overweldigd door zulk een uitzonderlijke gebeurtenis. Wilt gij, wilt gijlieden onze eetzaal betreden voor een ochtendmaal? Mogen wij ons dan bij u voegen en u bedienen als onze gast?'
Blits zei: 'Dat is erg vriendelijk van u.' Ze sprak langzaam en duidelijk in de hoop zo beter verstaan te worden. 'Het is echter beter als alleen u ons verzorgt, ter wille van het kind dat niet aan zo'n grote menigte gewend is.'
Hiroko rees overeind. 'Uw wil zal geschieden zo gij gezegd hebt.'
En ontspannen en elegant ging ze hen voor over het gras. Andere Alphanen verdrongen zich om hen heen. Ze leken vooral geïnteresseerd in de kleding van de nieuwkomers. Trevize trok zijn lichte jasje uit en overhandigde dat aan een man die op hem afgekomen was en vragend een vinger op de stof had gelegd.
'Alstublieft,' zei hij, 'Bekijk het maar goed, maar ik had het wel graag terug.' En toen tegen Hiroko: 'Wilt u ervoor zorgen dat ik mijn jasje terugkrijg, mejuffrouw Hiroko?'
'Natuurlijk, vereerde heer, het zal u weder gegeven geworden.' En ze knikte ernstig.
Trevize liep glimlachend verder. Hij had het gerieflijker met zijn jasje uit in de lichte, milde bries.
Hij had geen zichtbare wapens ontdekt bij de mensen die hem omringden en hij verbaasde zich erover dat niemand angst voor die van hem leek te hebben. Het kon best zijn dat ze de voorwerpen helemaal niet als wapens hadden onderkend. Van wat Trevize tot dusver had gezien, leek Alpha een wereld die van alle geweld gespeend was.
Een vrouw liep snel naar voren en kwam voor Blits tot stilstand. Ze bekeek haar bloes zorgvuldig en zei toen: 'Hebt gij borsten, vereerde dame?'
En alsof ze niet op het antwoord kon wachten legde ze haar hand luchtig op de borst van Blits.
Deze zei glimlachend: 'Zoals gij gemerkt hebt, bezit ik die inderdaad. Zij zijn wellicht niet zo welgevormd als de uwe, maar om die reden verberg ik ze niet. Op mijn wereld is het niet passend dat ze getoond worden.'
En ze fluisterde terzijde tegen Pelorat: 'Zeg, vind je niet dat ik al aardig Klassiek Galactisch kan babbelen?'
'Je hebt talent, Blits,' zei Pelorat.
De eetzaal was heel groot. Er stonden lange tafels met aan weerszijden lange banken. De Alphanen vormden kennelijk een echte commune.
Trevize voelde zijn geweten knagen. Blits' verzoek om privacy had dit vertrek uitsluitend voor vijf mensen toegankelijk gemaakt en de Alphanen min of meer naar buiten verbannen. Een aantal daarvan had zich echter op eerbiedige afstand voor de ramen verzameld (dat waren hooguit gaten in de muren, zelfs niet door luiken afgeschermd) en keken toe hoe de vreemden aten.
Hij vroeg zich onwillekeurig af wat er zou gebeuren als het zou gaan regenen. Die regen zou zich natuurlijk alleen voordoen als hij gewenst was, licht en mild met bijna geen wind tot er genoeg was gevallen. Bovendien zou het natuurlijk op vaste tijden gaan regenen zodat de Alphanen er rekening mee konden houden.
Het raam waar hij doorheen keek bood uitzicht op zee. Aan de horizon ontwaarde hij wolken die er precies zo uitzagen als de wolken die overal elders het luchtruim vulden, behalve boven deze kleine Hof van Eden.
Klimaatbeheersing had zijn voordelen.
Na enige tijd werden ze bediend door een vrouw die op haar tenen liep. Hun werd niet gevraagd wat ze wilden eten. Ze kregen kennelijk alleen wat de pot schafte. Er was een glaasje melk, een groter glas vruchtensap, en een nog groter glas met water. Op elk bord lagen twee gepocheerde eieren gegarneerd met plakken kaas. Ook waren er grote schotels met gekookte vis en kleine, gebakken aardappels die op koele slablaadjes lagen.
Blits keek onthutst naar de grote hoeveelheid die voor haar stond uitgestald en wist kennelijk niet waar ze moest beginnen, maar Fallom had daar minder moeite mee. Ze dronk dorstig en met smaak van het vruchtensap en stortte zich toen op de vis en aardappels. Ze wilde haar vingers hiervoor gebruiken, maar Blits gaf haar een grote lepel met tanden aan het andere uiteinde zodat hij ook als vork kon dienen.
Pelorat glimlachte tevreden en viel terstond op de eieren aan.
Trevize zei: ik ben vergeten hoe echte eieren smaken,' en volgde Pelorats voorbeeld.
Hiroko die haar eigen maal vergat uit opgetogenheid over de manier waarop haar gasten aten (ook Blits was eindelijk begonnen en genoot zichtbaar), vroeg na enige tijd: 'Is alles naar wens?'
'Het smaakt uitstekend,' zei Trevize met zijn mond vol. 'Dit eiland heeft kennelijk geen voedseltekort. Of serveert u ons meer dan u zich eigenlijk kunt veroorloven, uit beleefdheid?'
Hiroko luisterde gespannen en leek hem te begrijpen want ze zei: 'Nee, vereerde heer. Ons land brengt welig voedsel op en onze zeeën zelfs nog meer. Onze eenden geven eieren, onze geiten melk en kaas. En dan hebben we diverse granen. Maar bovenal kent onze zee ontelbare vissoorten in oneindige hoeveelheden. Het ganse Imperium zou aan onze tafels kunnen aanzitten en nimmer al de vis kunnen consumeren.'
Trevize glimlachte besmuikt. Deze jonge Alphaanse had kennelijk geen flauwe notie van de ware omvang van de Galaxis.
Hij zei: 'Gij noemt dit eiland Nieuwe Aarde, Hiroko? Waar dan, bid ik u, mag Oude Aarde zijn?'
Ze keek hem niet-begrijpend aan. 'Oude Aarde zegt u. Ik vraag u verschoning, vereerde heer, maar ik begrijp niet waar gij op doelt.'
Trevize zei: 'Voor er een Nieuwe Aarde was moet uw volk toch elders geleefd hebben. En waar kan dit elders zich bevinden?'
'Ik ben onwetend hieromtrent, vereerde heer,' zei ze kennelijk in de war gebracht. 'Dit land is immer het mijne geweest en dat van mijn moeder en grootmoeder en, zo twijfel ik geenszins, van hun grootmoeders en overgrootmoeders. Van enigerlei ander land heb ik geen kennis.'
'Maar,' zei Trevize die overgegaan was op een vriendelijke discussie, 'gij spreekt van dit als Nieuwe Aarde. Waarom dan zulks?'
'Omdat, vereerde heer,' zei ze even vriendelijk, 'dit land zodanig is genoemd, daarover kent geen vrouwengeest enigerlei twijfel.'
'Maar dit is toch Nieuwe Aarde en als zodanig moet het een latere Aarde geweest zijn. Er moet een Oude Aarde geweest zijn, een vroegere, naar dewelke het vernoemd is. Elke ochtend is daar een nieuwe dag, hetgeen impliceert dat er een oudere dag heeft bestaan. Begrijpt gij niet dat zulks onweerlegbaar is.'
'In genen dele, vereerde heer, ik weet alleen hoe dit land genoemd is. Kennis van andere landen bezit ik niet, en evenmin vermag ik uw logica te verstaan dewelke bij ons logica met de botte bijl wordt genoemd. Ik wil u evenwel niet krenken, verschoon mij, heer.'
En Trevize schudde het hoofd en wist zich verslagen.