48


Trevize wierp af en toe een blik op Blits' gezicht, maar deze leek zich geheel op Bander te concentreren. Trevize wist nu heel zeker wat er aan de hand was.

Ondanks zijn heftige pleidooi voor vrijheid, vond Bander deze unieke kans om te showen onweerstaanbaar. Met robots kon hij niet op basis van intellectuele gelijkwaardigheid spreken, en zeker niet met zijn dieren. Een gesprek met zijn mede-Soiarianen was naar hij zelf gezegd had onaangenaam en hun communicatie was altijd opgelegd en nimmer spontaan.

Trevize, Blits en Pelorat mochten voor Bander dan half-menselijk zijn en betekenden voor hem wellicht een even geringe beknotting van zijn vrijheid als bijvoorbeeld een robot of geit, maar evenzogoed waren ze zijn intellectuele gelijken (althans bijna gelijkwaardig) en de kans met hen te spreken was een luxe waar hij zich nog nooit aan had kunnen overgeven.

Geen wonder, dacht Trevize, dat hij het er nu even van nam. En Blits (dat wist Trevize zeker) moedigde dit aan. Ze manoeuvreerde behoedzaam Banders geest naar een richting die hij toch al graag wilde inslaan.

Blits ging vermoedelijk van de veronderstelling uit dat Bander, als hij maar door bleef ratelen, hun vanzelf wel iets nuttigs over Aarde kon vertellen. Dit kon Trevize begrijpen. Hoewel hij niet te springen stond om te converseren over het door Bander aangesneden thema, wilde hij toch het gesprek op gang houden.

'Wat doen die hersenlobben?' vroeg Trevize.

Bander zei: 'Dit zijn transductie-lobben. Ze worden geactiveerd door de verplaatsing van warmte die ze in energie omzetten.'

'Dat kan ik niet geloven. Daarvoor is die hittestroom veel te gering.'

'Kleine halfmens, u denkt niet na. Als er inderdaad talloze Solarianen waren, die allemaal van die warmtestroom gebruik maakten, tja, dan zou de voorraad onvoldoende zijn. Maar ik heb echter in mijn eentje de beschikking over veertigduizend vierkante kilometer die ik met niemand hoef te delen. Ik kan hieruit zoveel energie putten als ik wil en niemand houdt me tegen. Daarom heb ik voldoende, begrijpt u het nu?'

'Is het zo gemakkelijk om warmte-stroom over zo'n groot oppervlak te vergaren? Het concentreren alleen al vergt toch heel veel energie.'

'Dat kan best, maar ik ben me er niet van bewust. Mijn transductie-lobben concentreren voortdurend die hitte-stroom. Als er dus energie nodig is, dan staat die ter beschikking. Toen ik uw wapens liet vliegen, verloor een bepaald volume van door de zon verhitte atmosfeer iets van zijn overtollige warmte aan een beschaduwde plek. Ik heb in dit geval dus zonne-energie gebruikt. Hiertoe heb ik geen mechanisch of elektronisch hulpmiddel gebruikt, maar een neuronisch middel.' En hij tikte zacht op een van zijn lobben. 'Het werkt snel, efficiënt en voortdurend - zonder enige inspanning mijnerzijds.'

'Ongelooflijk,' mompelde Pelorat.

'Helemaal niet ongelooflijk,' antwoordde Bander. 'Ik zal een voorbeeld geven: neem eens de delicate werking van oog en oor, hoe die kleine hoeveelheden fotonen en luchttrillingen in informatie kunnen omzetten. Dat zou ook ongelooflijk klinken als u het nooit eerder had meegemaakt. En deze transductie-lobben zijn evenmin ongelooflijk. Maar u hebt er geen enkele ervaring mee, daarom reageert u zo.'

Trevize zei: 'Maar wat doet u met die constant werkende transductie-lobben?'

'Daarmee bestieren we onze wereld,' zei Bander. 'Elke robot op dit kolossale landgoed ontleent energie aan mij, liever gezegd, aan die natuurlijke warmte-verplaatsing. Als een robot een contact in werking stelt, of een boom velt, wordt de benodigde energie ontleend aan mentale transductie: mijn mentale transductie, wel te verstaan.'

'En als u slaapt?'

'Het transductie-proces gaat door, of ik nu wakker ben of slaap, kleine halfmens,' zei Bander. 'U blijft toch ook ademhalen als u slaapt! En houdt uw hart op met kloppen? 's Nachts werken mijn robots ten koste van het afkoelen van Solaria. Die verandering is onmeetbaar klein, globaal bekeken, en we zijn maar met twaalfhonderd. Alle energie die wij verbruiken verkort het leven van onze zon, maar dit verlies is vrijwel niet te meten. En dat gaat ook voor de hitte van de planeetkern op.'

'Is het bij u opgekomen dat u hiermee een wapen hebt?'

Bander staarde Trevize aan alsof die iets totaal onbegrijpelijks had gezegd. 'Ik neem aan,' zei hij tenslotte, 'dat u daarmee bedoelt of wij van Solaria een confrontatie met andere werelden aankunnen, gebruik makende van transductie-wapens. Maar waarom zouden we? Zelfs als we hun op andere principes gebaseerde energie-wapens kunnen verslaan - en dat staat allesbehalve vast - dan nog zouden wij er niets wijzer van worden. Wat hebben wij te winnen? De heerschappij over andere werelden? Wat moeten wij met andere werelden als we zelf een ideale wereld hebben? Moeten we soms half-mensen onze wil opleggen, hen dwangarbeid laten verrichten of iets dergelijks? Wij hebben robots die voor dat doel veel geschikter zijn dan halfmensen. Wij hebben alles. Wij willen niets. We willen alleen met rust gelaten worden. Luister, ik zal u nog een verhaal vertellen.'

'Gaat uw gang,' zei Trevize.

'Twintigduizend jaar geleden, toen de halfschepsels van Aarde over de ruimte uitzwermden en wij ondergronds gingen leven, besloten de overige Ruimterwerelden om zich tegen de nieuwe Aardse kolonisten teweer te stellen. Ze vielen Aarde aan.'

'Aarde,' herhaalde Trevize, opgetogen dat het onderwerp eindelijk te berde was gebracht.

'Inderdaad, in het hart. Op zekere hoogte is dat een verstandige methode. Als je iemand wilt doden, richt je niet op een vinger of een hiel, maar op het hart. En onze mede-Ruimters die qua hartstochten niet zo bar veel van menselijke wezens verschilden, slaagden erin om het oppervlak van Aarde radioactief te maken, zodat de planeet grotendeels onbewoonbaar werd.'

'Aha, dus dat is er gebeurd,' zei Pelorat. Hij balde een vuist en maakte daar hevige gebaren mee alsof hij een stelling wilde vastspijkeren. 'Ik wist al dat het geen natuurlijke oorzaak kon hebben. Hoe hebben ze het gedaan?'

'Ik weet niet hoe ze het gedaan hebben,' zei Bander onverschillig, 'en de Ruimters hebben er trouwens weinig aan gehad. Dat is de kern van mijn verhaal. De Kolonisten bleven uitzwermen en de Ruimters... stierven uit. Ze hadden geprobeerd zich te meten, en ze verdwenen. Wij Solarianen daarentegen trokken ons terug en weigerden ons met Aarde te meten. En wij bestaan nog steeds.'

'Net als de Kolonisten,' zei Trevize grimmig.

'Jawel, maar niet voor altijd. Zwermen moeten uitvliegen, zich meten, en uiteindelijk zullen ze eraan bezwijken. Dat kan tienduizenden jaren duren, maar wij kunnen wachten. En als dat gebeurt zijn wij Solarianen tenslotte volledig bevrijd. Dan hebben we de Galaxis voor ons alleen. Wij kunnen dan eventueel werelden aan de onze toevoegen.'

'Maar om op die Aarde terug te komen,' zei Pelorat en hij knipte ongeduldig met zijn vingers. 'Is wat u ons verteld hebt legende of geschiedenis?'

'Wie weet het verschil, half-Pelorat?' zei Bander. 'Alle geschiedenis is min of meer legende.'

'Maar wat vermelden uw archieven hierover? Mogen wij dat onderwerp bestuderen, Bander? Begrijp alstublieft dat mythen, legenden en voor-historische geschiedenis mijn vakterrein zijn. Ik ben een wetenschapper die zich met dergelijke zaken bezighoudt en wel vooral met zaken die Aarde betreffen.'

'Ik herhaal alleen maar wat ik gehoord heb,' zei Bander. 'Over dat onderwerp bestaat bij ons geen officiële geschiedschrijving. Onze geschiedschrijving gaat uitsluitend over Solaria. En werelden worden alleen dan terloops vermeld als ze een raakvlak met ons gemeen hebben.'

'Maar Aarde heeft toch zeker raakvlakken met Solaria?' zei Pelorat.

'Misschien wel, maar dat is dan heel, heel lang geleden geweest. En van alle planeten is Aarde voor ons het afstotelijkst geweest. Zo wij over enig materiaal over Aarde zouden beschikken, zou die al lang uit pure walging vernietigd zijn.'

Trevize knarsetandde. 'Door uzelf?' vroeg hij.

Bander richtte zijn aandacht weer op Trevize. 'Er is toch niemand anders die het kan vernietigen?'

Maar Pelorat gaf het niet zomaar op. 'Wat hebt u nog meer over Aarde vernomen?'

Bander dacht na. Hij zei: 'Toen ik nog jong was, heb ik eens een verhaal van een robot gehoord over een Aardman die Solaria bezocht heeft; het ging over een Solariaanse vrouw die met hem is meegegaan en zij is een belangrijk iemand in de Galaxis geworden. Maar dat verhaal is naar mijn mening verzonnen.'

Pelorat beet op zijn lippen. 'Weet u dat zeker?'

'Hoe kan ik in zulke zaken zeker zijn?' zei Bander. 'Maar het is welhaast ondenkbaar dat een Aardman naar Solaria zou durven komen of dat Solaria dit zomaar zou accepteren. En het is nog onwaarschijnlijker dat een Solariaanse vrouw we waren toen nog halfmensen, maar evenzogoed - dat die vrijwillig haar planeet zou verlaten. Maar komt u toch mee. Ik wil u mijn huis laten zien.'

'Uw huis?' vroeg Blits en keek om zich heen. 'Zijn we dan niet in uw huis?'

'Helemaal niet,' zei Bander. 'Dit is slechts een voorvertrek. Het is een viewing-ruimte waarvan ik gebruik maak als ik andere Solarianen wil spreken, wanneer ik daar niet onderuit kan. Hun beeltenis verschijnt op die muur, of driedimensionaal in de ruimte voor die muur. Deze ruimte is een openbaar vertrek en daarom bepaald geen deel van mijn huis te noemen. Kom mee.'

Hij liep door zonder om te kijken of hij gevolgd werd, maar de vier robots kwamen uit hun hoek naar voren en Trevize wist dat ze hen voorzichtig mee zouden nemen als hij en zijn metgezellen niet spontaan Bander zouden volgen.

Ook de andere twee kwamen overeind en Trevize fluisterde in Blits' oor: 'Heb je hem aan de praat gehouden?'

Blits kneep in zijn hand en knikte. 'Maar ik zou toch graag willen weten wat hij van plan is,' voegde ze er bezorgd aan toe.

De Foundation en Aarde
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml