37


Trevize was niet in de positie om de situatie logisch te analyseren. Hij kreeg daarentegen plotselinge gedachten, vreemd en lukraak ingegeven en als hij meer tijd had gehad om ze te analyseren...

Blits had eerder opgemerkt dat mensen die een planeet aan hun eigen, Aardse behoeften aanpasten, de ecologie van die planeet zouden verstoren en alleen door onophoudelijke inspanning kon men voorkomen dat de zaak uit de hand liep. Zo had geen enkele Kolonist ook een van de grote roofdieren geïmporteerd. Sommige kleintjes waren niet te vermijden geweest. Insecten, parasieten . .. zelfs kleine haviken, spitsmuizen, en zo.

Maar die dramatische beesten uit de legenden en vage verhalen: tijgers, grizzlyberen, orca's, krokodillen? Wie zou die meezeulen van planeet tot planeet zonder dat dat enige zin had?

Dat betekende dat van de grote roofdieren alleen de mens overbleef en die moest al die planten en dieren binnen de perken houden die, zonder ingreep, in hun eigen wildgroei zouden smoren.

En als de mens om de een of andere reden verdween, dan moesten andere roofdieren hun plaats innemen. Maar welke dan? De door de mens getolereerde roofdieren waren honden en katten, getemd en levend van de overvloed van die mens.

Maar als er geen mensen meer waren om hen te voeden? Dan moesten ze hun eigen voedsel gaan zoeken om te overleven, en, om eerlijk te zijn, ook hun prooi te laten overleven, want hun aantal moest in toom gehouden worden, wilde overbevolking niet honderdmaal de schade van roofdieren aanrichten.

En honden zouden zich dus vermeerderen met allerlei varianten. De grote zouden de grote planteneters aanvallen, de kleinere vogels en knaagdieren. Katten zouden 's nachts jagen en honden overdag; de eerste in hun eentje, de laatste in meutes.

En de evolutie zou dan wellicht nog meer soorten produceren en daar weer hokjes voor zoeken. Sommige honden kregen dan eigenschappen om in zee te leven waardoor ze van vis konden leven; sommige katten kregen het vermogen om te vliegen, om de onhandiger vogels niet alleen op de grond, maar ook in de lucht te grijpen.

Al deze gedachten schoten in chaotische flitsen door Trevize heen terwijl hij worstelde met een systematischer aanpak van zijn probleem.

Er kwamen steeds meer honden bij. Hij telde er nu drieëntwintig onder aan de stam en er naderden nog andere. Hoe groot was de meute? Wat deed het er toe. Er waren er toch al teveel.

Hij trok zijn straalpistool, maar het solide gevoel van de kolf gaf hem toch niet de zekerheid die hij wenste. Wanneer had hij er voor het laatst een accu ingezet en hoe vaak zou hij kunnen schieten. Toch zeker geen drieëntwintig keer.

En hoe zat het met Pelorat en Blits? Zouden die door de honden aangevallen worden als ze terugkwamen. En waren ze veilig ook als ze niet verschenen? Als de honden de aanwezigheid van twee mensen in de ruïnes voelden, wat kon hen dan nog weerhouden? Er waren geen deuren die hen buiten konden houden.

Kon Blits ze tegenhouden, misschien wegjagen? Kon ze door de hyper-ruimte heen wel zoveel energie aan Gaia ontlenen? En hoe lang kon ze haar vermogens aanhouden?

Als hij nu eens om hulp riep? Zouden ze dan aankomen en zouden de honden wegvluchten voor Blits' woedende blik? (Zou het alleen maar een blik zijn of een mentale actie die voor buitenstaanders niet waarneembaar was?) Of zouden ze verscheurd worden onder de ogen van Trevize die hulpeloos vanuit de betrekkelijke veiligheid van zijn post hoog in de boom moest toezien?

Nee, dan zou hij zijn straalpistool gebruiken. Een hond doodschieten waardoor de rest een poos werd tegengehouden, dan omlaag klimmen, gillen naar Pelorat en Blits, desnoods een tweede hond neerknallen en dan met zijn drieën terugstuiven naar het schip.

Hij schoof de intensiteitspal van de microgolfstraal op driekwart. Dat moest voldoende zijn om een grote hond met veel lawaai te doden. Van de knal zouden ze schrikken en er vandoor gaan. Zo bespaarde hij energie.

Hij mikte zorgvuldig op een hond in het midden van de meute die in zijn fantasie nog boosaardiger leek dan de rest, vermoedelijk omdat hij er rustiger bijzat en daardoor gericht was op zijn prooi. De hond keek nu recht naar het wapen alsof hij minachting koesterde voor het ergste wat Trevize hem kon aandoen.

Trevize bedacht opeens dat hij nooit op een menselijk wezen had geschoten of dit iemand had zien doen. Ze hadden op met water gevulde poppen van leer en plastic geschoten tijdens hun opleiding. Het water was vrijwel terstond gaan koken en had het leer uit elkaar gerukt toen het explodeerde.

Maar wie zou in tijden van vrede op een mens schieten! En welke mens zou het tegen een straalpistool durven opnemen! Alleen hier, op een planeet die pathologisch was gemaakt door het vertrek van mensen ...

Met die zonderlinge hoedanigheid van zijn hersens om iets op te merken dat op dat moment absoluut niet relevant was, had Trevize gezien dat een wolk voor de zon was geschoven. En toen schoot hij.

De lucht trilde op de rechte lijn tussen de loop van het wapen en de hond; een vage vonk die onmerkbaar was geweest als de zon nog ongehinderd geschenen had.

De hond moest die eerste hittevonk gevoeld hebben, want hij maakte een beweging alsof hij wilde springen. En toen spatte hij uit elkaar en bloed en weefsel verdampte.

De knal was teleurstellend zwak, want de huid van de hond was niet zo taai als die van de oefenpoppen. Maar vlees, huid, bloed en botten spatten weg en Trevize voelde zijn maag tekeergaan.

De honden deinsden naar achteren. Sommige waren met onaangenaam hete fragmenten gebombardeerd. Maar hun aarzeling duurde slechts even. Ze verdrongen elkaar om op te vreten wat hun soortgenoot had aangeleverd. Trevize voelde zich nu echt misselijk worden. Hij joeg hen geen angst aan; hij gaf ze te eten. En zo zouden ze nooit weggaan. Bovendien zou de geur van vers bloed en warm vlees nog meer honden aantrekken en wie weet kleinere roofdieren.

Een stem riep uit: Trevize, wat...'

Trevize keek op. Pelorat en Blits waren uit de ruïnes gekomen. Blits stond roerloos en hield Pelorat met haar armen tegen. De situatie was glashelder. Ze hoefde niets te vragen.

Trevize gilde: ik heb ze weg willen jagen zonder jou en Janov erbij te halen. Kun je ze tegenhouden?'

'Nauwelijks,' zei Blits zonder te gillen, zodat Trevize haar boven al dat gegrom van de honden moeilijk kon verstaan, een gegrom dat overigens merkwaardig dof was geworden alsof er een geluidswerende deken overheen geworpen was.

Blits zei: 'Er zijn er teveel en ik ken het patroon van hun neuronische activiteiten niet. Wij kennen zulke woeste wezens op Gaia niet.'

'Op Terminus ook niet. Op geen enkele beschaafde wereld trouwens,' gilde Trevize terug. 'Ik schiet er zoveel neer als ik kan en jij doet de rest. Met een kleiner aantal honden heb je denk ik minder moeite.'

'Nee Trevize. Als je ze neerschiet, trek je juist andere aan. Blijf achter me, Pel. Je kunt me toch niet beschermen. Trevize, je andere wapen.'

'De neuronenzweep?'

'Ja, die pijn bezorgt. Zet hem op laag, heel laag!'

'Ben je bang om ze pijn te doen?' schreeuwde Trevize woedend terug. 'Is dit het moment om over de heiligheid van het leven te praten?'

'Ik denk over Pels leven. En het mijne. Doe wat ik zeg. Laag vermogen en maar één hond. Ik kan ze niet langer tegenhouden.'

De honden waren nu van de boom weggelopen en hadden Blits en Pelorat omsingeld die met hun rug tegen een vervallen muur stonden. De dichtstbijzijnde honden deden aarzelend een poging naderbij te komen. Ze jammerden zacht alsof ze erachter probeerden te komen wat hen tegenhield, want ze roken niets dat hiertoe bij machte was. Sommige probeerden vergeefs tegen de muur op te klimmen om het tweetal van achteren aan te vallen.

Trevizes hand trilde toen hij de neuronenzweep op laag zette. De neuronenzweep verbruikte veel minder energie dan het straalpistool en een enkele accu kon honderden zweepslagen geven, maar hij wist niet meer wanneer hij dit wapen bijgevuld had.

Met de zweep hoefde hij niet zo te richten. Aangezien hij niet zuinig met energie hoefde te zijn, kon hij over de hele meute striemen. Dat was de gebruikelijke manier om opstandige menigten tot de orde te roepen.

Maar hij volgde toch maar Blits' advies op. Hij richtte op één hond en vuurde. De hond viel met spartelende poten opzij en begon hoog en ijl te piepen.

De andere honden deinsden achteruit met de oren plat tegen hun kop. Toen begonnen ook zij te piepen; ze draaiden zich om en gingen ervandoor, eerst langzaam, toen snel en tenslotte zo hard ze konden. De hond die getroffen was, krabbelde moeizaam overeind en hinkte als allerlaatste jankend weg.

Het lawaai verdween in de verte en Blits zei: 'We moeten maar naar het schip gaan. Ze komen terug. Of wie weet andere.'

Trevize bedacht later dat hij nog nooit zo snel het openingsmechanisme van het schip had bediend. En hij zou dit vermoedelijk ook nooit meer zo snel doen.

De Foundation en Aarde
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml