Hoofdstuk 12

 

1994

 

Bij het ochtendgloren werd de campus van de UMass opgeschrikt door het bericht van de moord. Een student, werd er aanvankelijk gezegd, was in de buurt van de bibliotheek dood aangetroffen. De directie van de universiteit vroeg de studenten voor zover mogelijk op hun kamer te blijven, alle academische activiteiten werden opgeschort. Verschillende nieuwszenders berichtten over het voorval. Alle televisies in het Blok stonden aan, al circuleerde het nieuws op de campus zelf sneller. Toen er op de televisie nog werd gezegd dat het een student betrof en dat zijn naam nog niet was vrijgegeven, wisten de studenten al dat dat niet klopte. Het ging om Thomas Tyler, een vooraanstaand docent Engelse letterkunde die al bijna tien jaar aan de UMass doceerde. Dat hij niet onmiddellijk werd herkend, kwam doordat hij om onverklaarbare redenen het jasje en de pet van het universiteitsuniform over zijn gewone kleren droeg, wat de twee meisjes die het lichaam die vrijdagochtend hadden gevonden op het verkeerde been had gezet.

In het Blok was informatie te vinden. Mark Manganiello, een jongen die ook op de vijfde verdieping woonde en door iedereen Marman werd genoemd, ontpopte zich als belangrijkste bron van betrouwbare informatie. Zijn vriendin woonde bijna naast Jules Loughlin, het meisje dat samen met een vriendin het lichaam had gevonden. Volgens Marman had de dode met zijn gezicht omlaag gelegen en daarom hadden ze de docent niet herkend. In eerste instantie dachten ze dat het een jongen was die na een avond zuipen in slaap was gevallen of zoiets, maar toen ze iets dichterbij kwamen zagen ze de plas bloed naast het lichaam. Zijn keel was doorgesneden. Die eerste uren van verwarring werd er ook gezegd dat het motief een kostbare gouden aansteker was die de man altijd bij zich droeg.

Toen de identiteit van het slachtoffer eindelijk bekend werd gemaakt, richtten de media zich op het mysterie dat iedereen begon te intrigeren. Waarom droeg de docent een universiteitsjasje? Thomas Tyler was eenenvijftig en had een vrouw en twee tienerdochters. Verslaggevers postten bij zijn huis om te wachten tot er een gezinslid naar buiten kwam.

De UMass kreeg behoorlijk wat aandacht in de nationale pers. Er was iets met dat jasje. Maar er was nog meer, een gerucht dat in alle studentenkamers rondzong en waarvan de politie waarschijnlijk ook al op de hoogte was. En als de politie het wist, dan was het logisch dat er journalisten waren die het ook wisten. Het scheen dat Tyler een verhouding met een studente had. Dat soort bijzonderheden bij een moord waren voor het grote publiek een onweerstaanbare smaakmaker.

Ted kwam terug van de zesde verdieping, waar het pokeren voor velen een manier was geworden om de tijd te doden, toen Justin met een wilde blik in zijn ogen op hem afkwam. Ted schrok en duwde Justin praktisch kamer 503 in, de kamer ze samen deelden, en deed de deur achter hen dicht.

‘Wat is er aan de hand, Justin? Met zo’n gezicht kun je je niet op de campus vertonen, niet vandaag.’

‘Sorry, maar ik hou het niet meer uit, Ted.’ Justin ijsbeerde door de kamer.

‘Ga even zitten.’

Justin ging op het bed zitten.

‘Jij hebt niks gedaan,’ zei Ted en hij keek hem strak aan. ‘Toch?’

‘Natuurlijk niet!’

‘Dan hoef je je geen zorgen te maken en is er geen reden om met zo’n gezicht rond te lopen.’

‘Je hebt Marman nog niet gesproken, hè?’

‘Nee, ik kom van de zesde verdieping.’

‘Dat meisje met wie Tyler een verhouding had… dat is Georgia.’

Ted trok een wenkbrauw op, zonder zijn kalmte te verliezen.

‘Van wie heb je dat gehoord?’

‘Dat zeg ik net: van Marman. Je lijkt niet erg verbaasd.’

Ted ging op het bed zitten.

‘Ik denk na. De politie zal me dan wel komen halen,’ zei hij. ‘Maak je geen zorgen, het komt goed.’

‘Dus je wist het al? Dat van die verhouding, bedoel ik.’

‘Nee. Het ging niet zo goed tussen ons. Ik geloof dat we eigenlijk al uit elkaar waren, ik weet het niet. Maar dat maakt niet veel uit; de politie wil me vast het een en ander vragen. Doe vooral rustig, Justin. Zet een ander gezicht op. We moeten ons normaal gedragen.’

‘Maar… Ted, ik moet je wat zeggen.’

‘Wat dan?’

Justin keek naar de dichte deur alsof er elk moment iemand kon binnenkomen. Hij slikte.

‘Ik wist het wel van Georgia en die docent, Ted. Ik heb ze een paar keer in het plantsoen achter de bibliotheek gezien. Dat ik er niks van heb gezegd is –’

‘Justin, laat maar, ik snap waarom je me niets hebt verteld. Het gaat erom of de politie denkt dat je het me hebt verteld of niet.’

‘Dat denken ze vast niet.’

‘En jij hoeft het ze niet te vertellen.’ Ted keek hem strak aan.

‘Dat was ook mijn idee, Ted. Maar een heleboel mensen hebben me ’s nachts weleens in het park gezien. En als ik het niet zeg, maakt dat het nog erger.’

Ted stond op en ijsbeerde door de kamer. Hij overwoog hardop: ‘Dat jij ze hebt gezien maakt het inderdaad ingewikkeld.’

Hij was een hele tijd stil.

‘Waar was jij gisteren?’ vroeg Ted zijn kamergenoot ineens.

‘Ik heb tot halfelf in de gemeenschappelijke ruimte zitten studeren.’

‘Dan heb je een alibi.’

‘Ik weet het niet. Hoe kunnen we zeker weten wanneer hij precies vermoord is?’

‘De man droeg het jasje en de pet en dat was alleen omdat hij met… Georgia was. Hoe laat zag je ze meestal?’

‘Nooit na achten.’

‘Zie je wel? Bovendien zal zij dat bevestigen.’

‘En als ze elkaar ook weleens later zagen en ik ze nooit heb gezien?’

‘Justin, het is ondenkbaar dat Georgia op een later tijdstip in haar eentje over de campus loopt. Het meest waarschijnlijke is dat het ging zoals de andere keren. Zij ging weg en die vent bleef daar nog een tijdje hangen, liep een beetje rond om de aandacht af te leiden, voor hij in zijn auto stapte en wegreed. Dat is wat er is gebeurd. In die tijdspanne werd hij overvallen en vermoord. En jij was op de gemeenschappelijke verdieping aan het studeren, verschillende mensen waren daar getuige van. Ben je de ruimte niet uit geweest?’

‘Nee.’

‘Perfect. Dat moet je ook tegen de politie zeggen als ze ernaar vragen. Je kwam wel vaak in dat park, maar je hebt ze nooit gezien. Nooit. En dus heb je me ook nooit over ze verteld, omdat je het niet wist.’

Ted sprak die laatste woorden heel langzaam en met veel nadruk uit. Justin knikte. Zijn gezicht ontspande een beetje, maar niet erg.

‘Ik weet het niet. Heeft de politie geen leugendetector en dat soort dingen?’

‘Luister, Justin, kijk me aan.’ Ted pakte hem bij zijn schouders. ‘Je verzwijgt alleen maar dat je ze een paar keer hebt gezien, gewoon om te voorkomen dat het onderzoek naar jou en mij wordt verplaatst, zodat ze de echte moordenaar kunnen pakken.’ Justin schudde zijn hoofd. ‘Luister, we hebben het over het ongunstigste scenario. Misschien heeft de politie al een verdachte of onomstotelijk bewijs en zit jij je voor niks druk te maken.’

‘Dat zou kunnen.’

‘Natuurlijk. En onthoud dat je een alibi hebt. Gezien de weinige tijd die je de laatste tijd aan je studie besteedt is het wel een enorm geluk dat je juist die avond een studeerclubje had georganiseerd, vind je ook niet?’

Justin liet voor het eerst een nerveuze glimlach zien.

‘Daar heb je gelijk in. Als ik die avond op de campus had rondgeslenterd zou ik het nu in mijn broek doen van angst.’

‘Precies. Maar nu hoef je je geen zorgen te maken. Als iemand naar de politie gaat om te zeggen dat jij graag in het park rondhing, dan zeg jij dat dat waar is, maar dat je ze nooit hebt gezien en niets van die verhouding afwist. En wat gisteravond betreft, je vertelt ze gewoon wat je gedaan hebt. Komt allemaal wel goed.’

Als Ted het op die manier bracht, leek het heel simpel. En was dat niet gewoon zo? Justin had Tyler niet vermoord en hij had niets tegen zijn vriend gezegd, dus die had het ook niet gedaan.

‘En jij dan, Ted, waar was jij gisteravond? Ik neem aan op de zesde verdieping, toch?’

Teds gezicht betrok.

‘Klopt, ik was op de zesde verdieping. Maar tegen zessen stapte ik op.’

Er viel een zware stilte tussen hen.

‘En daarna?’ vroeg Justin onheilspellend.

‘Ik heb hier gestudeerd… dus ik vrees dat er voor mij geen waterdicht alibi in zit.’

Ted begon te lachen.

De laatste uitweg
titlepage.xhtml
jacket.xhtml
Hoofdstuk-01.xhtml
Hoofdstuk-02.xhtml
Hoofdstuk-03.xhtml
Hoofdstuk-04.xhtml
Hoofdstuk-05.xhtml
Hoofdstuk-06.xhtml
Hoofdstuk-07.xhtml
Hoofdstuk-08.xhtml
Hoofdstuk-09.xhtml
Hoofdstuk-10.xhtml
Hoofdstuk-11.xhtml
Hoofdstuk-12.xhtml
Hoofdstuk-13.xhtml
Hoofdstuk-14.xhtml
Hoofdstuk-15.xhtml
Hoofdstuk-16.xhtml
Hoofdstuk-17.xhtml
Hoofdstuk-18.xhtml
Hoofdstuk-19.xhtml
Hoofdstuk-20.xhtml
Hoofdstuk-21.xhtml
Hoofdstuk-22.xhtml
Hoofdstuk-23.xhtml
Hoofdstuk-24.xhtml
Hoofdstuk-25.xhtml
Hoofdstuk-26.xhtml
Hoofdstuk-27.xhtml
Hoofdstuk-28.xhtml
Hoofdstuk-29.xhtml
Hoofdstuk-30.xhtml
Hoofdstuk-31.xhtml
Hoofdstuk-32.xhtml
Hoofdstuk-33.xhtml
Hoofdstuk-34.xhtml
Hoofdstuk-35.xhtml
Hoofdstuk-36.xhtml
Hoofdstuk-37.xhtml
Hoofdstuk-38.xhtml
Hoofdstuk-39.xhtml
Hoofdstuk-40.xhtml
Hoofdstuk-41.xhtml
Hoofdstuk-42.xhtml
Hoofdstuk-43.xhtml
Hoofdstuk-44.xhtml
Hoofdstuk-45.xhtml
Hoofdstuk-46.xhtml
Hoofdstuk-47.xhtml
Hoofdstuk-48.xhtml
Hoofdstuk-49.xhtml
Hoofdstuk-50.xhtml
Hoofdstuk-51.xhtml
Hoofdstuk-52.xhtml
Hoofdstuk-53.xhtml
Hoofdstuk-54.xhtml
Hoofdstuk-55.xhtml
Hoofdstuk-56.xhtml
Hoofdstuk-57.xhtml
Hoofdstuk-58.xhtml
Hoofdstuk-59.xhtml
Hoofdstuk-60.xhtml
Hoofdstuk-61.xhtml
Hoofdstuk-62.xhtml
Hoofdstuk-63.xhtml
Hoofdstuk-64.xhtml
Hoofdstuk-65.xhtml
Hoofdstuk-66.xhtml
Hoofdstuk-67.xhtml
Hoofdstuk-68.xhtml
Hoofdstuk-69.xhtml
Hoofdstuk-70.xhtml
Hoofdstuk-71.xhtml
Hoofdstuk-72.xhtml
Hoofdstuk-73.xhtml
Hoofdstuk-74.xhtml
Hoofdstuk-75.xhtml
Hoofdstuk-76.xhtml
Hoofdstuk-77.xhtml
Hoofdstuk-78.xhtml
Hoofdstuk-79.xhtml
Hoofdstuk-80.xhtml
Hoofdstuk-81.xhtml
Hoofdstuk-82.xhtml
Hoofdstuk-83.xhtml
Hoofdstuk-84.xhtml
Hoofdstuk-85.xhtml
Hoofdstuk-86.xhtml
Hoofdstuk-87.xhtml
Hoofdstuk-88.xhtml
Hoofdstuk-89.xhtml
Hoofdstuk-90.xhtml
Hoofdstuk-91.xhtml
Hoofdstuk-92.xhtml