Hoofdstuk 5
De buidelrat had de tafel in de tuin uitgekozen om het geamputeerde lichaamsdeel te verslinden. Hij schudde genoeg heen en weer om de bewegingssensor van de veranda te activeren en door de lichtbundel was het gruwelijke tafereel vanuit het huis goed te zien.
Ted stond binnen bij de glazen schuifdeur. Hij keek vol ongeloof toe hoe de buidelrat zijn scherpe tanden in het dode vlees zette, met die onnatuurlijke ogen die zomaar wat rondkeken, bijna ongeïnteresseerd, terwijl hij de roze huid losrukte van Holly’s been. Want hij wist heel goed dat dat het been van zijn echtgenote was. Haar tenen waren nu opgezwollen en bloederige morellen, het slordige snijvlak onder de knie was een bosje gerafelde pezen en gespleten bot. Maar hij wist het evengoed. Hij had geen moedervlek of een ander kenmerk nodig. Ontelbare keren had hij dat been gestreeld, hij had het gekust en aangekleed; hij zou het overal herkennen, zelfs in een droom. Die gore buidelrat kauwde op het been van Holly! Ted sloeg met zijn vlakke hand tegen het glas. De buidelrat draaide onmiddellijk zijn kop naar het raam, keek naar de gestalte achter het glas, maar scheen zich niet bedreigd te voelen. Rond zijn muil zat een donkerrode cirkel als groteske schmink. Zodra zijn nieuwsgierigheid was bevredigd, ging hij verder met knagen aan het been. Ted sloeg nogmaals tegen het raam, maar nu keek het dier niet op of om.
Toen hoorde hij de zee. De Atlantische Oceaan lag verscheidene kilometers van zijn huis af, maar dat maakte niet uit. Hij reikte met zijn arm naar het lichtknopje om de buitenverlichting aan te doen, en de lampen in de tuin lieten zien dat er buiten daadwerkelijk een zee was, in zijn eigen tuin. De zachte glooiing met bomen waar hij elke ochtend van genoot als hij de economische bijlage las, was veranderd in een massa ruisend water en lachend schuim. Aan de oever van zand en geraniums stond Holly, onbeweeglijk als een wassen beeld. De buidelrat had een flink stuk uit haar kuit gevreten, waardoor het ronde uiteinde van een glanzend bot werd blootgelegd. Ze droeg haar rode bikini – Teds favoriet – en hield haar armen langs haar lichaam, dat iets naar links overhelde. Haar haar zweefde rond haar hoofd alsof het in onzichtbare handen rustte. Ze keek heel vrolijk, ondanks haar geamputeerde been.
Ted schoof de glazen deur open. De buidelrat deinsde achteruit tot aan het achterste deel van de tafel. Nu leek Teds aanwezigheid hem wel te verontrusten. Maar niet genoeg om zijn voedsel achter te laten. Hij bleef afwachtend ineengedoken zitten en liet zijn tanden zien, klaar om weg te springen als dat nodig was. Ted maakte een bruuske beweging die nergens toe leidde en keek vervolgens rond of hij iets zag waarmee hij het dier kon wegjagen. Naast de barbecue lag een houten doos die hij onmiddellijk herkende en hoewel hij zich daar eigenlijk over zou moeten verbazen, want hij had de doos sinds hij klein was niet meer gezien, leek het hem volkomen normaal dat hij er in zijn volwassen leven toevallig tegenaan liep. Hij kwam dichterbij en pakte de doos op alsof het een relikwie was – en dat was het in feite ook. Het bord was op het deksel en aan de onderkant geschilderd, zodat je het hele bord zag als je de doos openklapte. De binnenkant was met groen fluweel bekleed en elk stuk had zijn eigen plek. Ted pakte een loper en wierp het stuk met een zwieper van zijn rechterarm. Maar hij miste. Hoe was het mogelijk dat hij dat walgelijke dier op minder dan twee meter afstand niet raakte? Hij pakte een ander stuk en probeerde het opnieuw, nu met aanzienlijk meer kracht dan nodig was. En weer miste hij. Bij al zijn pogingen gebeurde er iets wat hem in de war maakte. De voorwerpen beschreven een onvoorspelbare boog met als enige doel, zo leek het, de buidelrat te ontwijken vlak voordat hij geraakt werd. Maar Ted gaf zich niet gewonnen en bleef stukken gooien, het ene na het andere, als een bezetene. De buidelrat merkte blijkbaar dat de wet van de zwaartekracht in zijn voordeel was omgebogen, want hij liep loom terug naar het midden van de tafel om zijn feestmaal voort te zetten. Zijn dikke witte staart kronkelde als een slang achter zijn harige lijf aan. Toen Ted zo’n honderdmaal had geworpen – allemaal mis – gaf hij het op en liet hij de doos vallen. Toen hij naar de doos op de grond keek, bleken alle stukken op hun plaats te zitten.
Hij richtte zijn blik op Holly. Hij wilde zeggen dat het hem speet, dat hij al het mogelijke had gedaan om haar been terug te krijgen. Wat was hij nou voor een echtgenoot als hij niet eens de behoeften van zijn gezin kon vervullen? Hij voelde zich afschuwelijk en de tranen sprongen hem in de ogen, maar opeens begreep hij dat er wel een uitweg was. Hoe kon hij dat nou niet eerder hebben gezien! Zijn arm werd steeds zwaarder en hij voelde de kolf van de Browning in zijn hand. Hij bracht het pistool ter hoogte van zijn gezicht en keek er gefascineerd naar. Met een bijna poëtisch trage beweging richtte hij met twee handen op de buidelrat, genietend van het moment vlak voor het schot. Het dier had zijn kop opgericht alsof het zijn einde voelde naderen. De kogel trof hem vol in zijn rug, waardoor hij als een ballon vol bloed en ingewanden uit elkaar spatte. Ted liet het pistool vallen en liep naar de tafel zonder zijn ogen van Holly’s been af te houden; hij pakte het met beide handen vast, zoals een arts een orgaan vasthoudt dat getransplanteerd moet worden. Nu hij het van dichtbij kon bestuderen, zag hij dat er aan het uiteinde van het been een schroef zat, precies zoals hij had verwacht. Alles kwam goed, dacht hij. Hij hoefde alleen maar naar Holly toe te gaan en haar been op de juiste plek te schroeven. Hij zou een goede echtgenoot zijn.
Hij liep de twee treden van de veranda af en keek omhoog. Holly was er nog, alleen hing er nu een gigantische glimmend gele schilderijlijst tussen hen in. De onderkant bevond zich op ongeveer vijftig centimeter van de grond en Ted wist dat hij er zonder problemen doorheen kon, maar evengoed stond hij even stil voor hij verderging. Achter Holly, op ongeveer tien meter afstand, was het wilde golven van de zee, en de behoefte het been aan haar terug te geven en haar in zijn armen te nemen werd ondraaglijk. Hij hief zijn eigen been en tilde het over de gele lijst. Even had hij het gekke gevoel dat hij er niet doorheen kon, maar dat kon wel. Hij wist dat er niets zou gebeuren zolang hij het niet aanraakte. Toen hij door de gele lijst heen was kwam er nog een, nu een groene, en weer verrichtte hij dezelfde handeling en weer keek hij omhoog en zag Holly op dezelfde plek tien meter verder op hem wachten, en nog een lijst, en nog een, rood, paars, Ted hoefde niet meer op te letten bij het nemen van de barrières, hij deed het bijna ongemerkt, met zijn blik vooruit, op Holly gericht, nog een keer geel, hemelsblauw, ‘Ik kom eraan liefste,’ tien meter nog, een lijst zo zwart als de nacht. ‘Holly…’ Ted liep niet meer, hij rende en sprong door de lijsten die elkaar eindeloos opvolgden, de een na de ander, als een atleet bij een hordeloop, zonder te stoppen, Holly, zonder te stoppen, Holly…
De laatste lijst verslond hem waardoor hij met een schreeuw ergens anders terechtkwam.
Hij lag op de bank.
Ted kwam met een schok overeind. Hij wreef verwoed met zijn handen over zijn been. Het was er nog. Had hij nou gedroomd dat hij een been miste? Hij was het al bijna vergeten. Hij tuurde rond in de donkere kamer en keek vervolgens naar zijn gekreukelde T-shirt en de ongemakkelijke spijkerbroek die hij droeg. Hij stond op en liep zonder goed te weten waarom naar de glazen deur aan de zijkant van het huis. Daar bleef hij een hele poos staan, turend naar de heuvel die in het donker verdween. Toen hij in de buurt van het raam kwam, werd de bewegingssensor geactiveerd waardoor het licht op de tafel en de stoelen buiten viel. Ted werd overvallen door het vreemde beeld van een vrouwenbeen. Had hij gedroomd dat Holly een been miste? Hij glimlachte en schreef het op zodat hij het ’s avonds aan haar kon vertellen wanneer ze elkaar spraken. Hij vroeg zich af hoe laat het was; vast nog geen zeven uur, bedacht hij, want het was nog donker. Hij keek onwillekeurig naar zijn pols, maar hij had zijn horloge niet om.
En toen, als een pijl die de barmhartige sluier van de vergetelheid doorboorde, baande een herinnering zich een weg. Hij keek plotseling naar het onderstel van de barbecue. De houten doos met schaakstukken lag er niet meer, maar de herinnering was te scherp om te vergeten. Hoewel hij net een nachtmerrie had gehad waarin Holly een been miste, deed het detail van de schaakdoos zijn bloed pas echt stollen.