Hoofdstuk 18

 

Walter was een intelligent en gevoelig kind, een beetje teruggetrokken in bepaalde opzichten. In het weekend deed Laura hem in bad, dan liet ze het bad vollopen met water en schuim, haalde wat van zijn favoriete speelgoed en ging naast hem zitten om met hem te kletsen. De plastic badeendjes van een paar jaar eerder hadden plaatsgemaakt voor oorlogsschepen, ruimtevaartuigen en Tranformers, en een paar maanden geleden had Walter heel serieus gezegd dat hij niet meer bloot kon zijn waar zij bij was, dat hij een zwembroek aan moest. Met dezelfde ernst had Laura hem geantwoord dat ze het met hem eens was.

Terwijl ze de shampoo in zijn haar masseerde, voorzichtig het schuim uit zijn ogen weghoudend, beschreef Walter enthousiast wat hij die dag allemaal met zijn vader had gedaan. In zijn verhalen waren alle dingen die Scott deed die van een almachtige god. Het was alleen jammer dat er telkens wat tussenkwam bij papa en dat hij dan weg moest voor zijn werk. Laura klemde haar lippen op elkaar terwijl ze het aanhoorde. De bewonderende toon waarmee Walter over zijn vader sprak was vertederend en verdrietig tegelijkertijd; het maakte niet uit hoe vaak hij hem teleurstelde, plannen wijzigde, niet bij schoolvoorstellingen kwam opdagen of zijn beloftes niet hield. Walter had er altijd begrip voor. Laura had Scott er meer dan eens op aangesproken, en het feit dat Walter zich altijd zo begripvol toonde, was de troef waarmee Scott elke keer op de proppen kwam wanneer ze er een conflict over hadden. ‘Nou, ik heb het er anders met Walt over gehad en hij begrijpt het heel goed.’ Laura zei dan dat het feit dat een kind van negen zijn vader adoreert en al zijn stomme smoesjes slikt hem niet het recht gaf zich als een onverantwoordelijke idioot te blijven gedragen. Maar die weg hadden ze al vaak bewandeld en er veranderde niets. Met gespreide armen hief Scott zijn ogen ten hemel en zei iets in de trant van: ‘Kom nou niet met die stomme psychologietjes van de koude grond. Het kind is intelligent genoeg en begrijpt alles heel goed.’ Aan het eind van zulke gesprekken dacht Laura altijd hetzelfde. Stomme trut, je bent zelf met hem getrouwd. Kies volgende keer niet weer zo’n stoere bink op een motor.

Er komt geen volgende keer.

‘Mam, het water is koud.’

‘Dan is het tijd om uit bad te komen.’

Walter trok de stop eruit en samen keken ze hoe het schuim zakte. Laura zette de douche aan om het kind af te spoelen. Toen hij klaar was sloeg ze een badlaken om hem heen, droogde zijn haar en wikkelde het in een handdoek.

‘Ik ben heel trots op je,’ zei ze tegen hem.

‘Waarom?’

Om maar niet te klagen over die vader van je.

‘Om alles.’

Een uur later sliep Walter. Laura besloot de raad van Marcus op te volgen en niet aan Ted te denken. Een deel van haar wilde de video’s bekijken waarin haar patiënt over het nachtelijke bezoek aan Blaine vertelde, maar ze dwong zich het te laten rusten. Ze schonk zichzelf een glas wijn in en pakte een roman van Robin Cook uit haar bescheiden collectie boeken. Ze had hem van iemand voor haar verjaardag gekregen. Toen ze het boek opensloeg, zag ze Marcus’ nette handschrift op de eerste pagina: De hoofdpersoon van dit boek deed me erg aan jou denken. Je zult het wel zien. Ze staarde er een tijd naar. Dat had ze niet eerder gelezen, dat wist ze zeker, wat betekende dat ze het boek zelfs nooit had opengeslagen. Ze stelde zich Marcus voor op het moment dat hij haar het boek gaf, of misschien de dagen erna, terwijl hij een reactie verwachtte op het boek of de hoofdpersoon, en nieuwsgierig was of ze zichzelf erin herkende. Haar verjaardag was zeven maanden geleden. Ze schudde haar hoofd. Ze realiseerde zich dat ze zich tegenover Marcus gedroeg als een… liever niet aan denken.

Ze begon te lezen. Na de eerste alinea stopte ze.

Opgeilertje.

‘Ik ben geen opgeilertje,’ zei ze tegen haar glas wijn.

Een beetje wel.

‘Niet waar.’

Ze zat net helemaal in het boek toen haar telefoon ging. Onwillekeurig keek ze op haar horloge; ze wist dat het na tienen was. Ze rende naar de keukentafel en nam direct op. Het was iemand uit het ziekenhuis. Een nachtverpleegkundige van paviljoen C zei met vermoeide stem dat een van de patiënten haar wilde spreken en dat er op zijn kaart stond dat –’

‘Ja, geef hem maar even.’

‘Laura,’ fluisterde Ted. ‘Ze zijn dood, hè? Holly, Cindy, Nadine… ze zijn dood.’

‘Ted, wat is er aan de hand?’

‘Ik wist het opeens. Ik lag in mijn kamer en de waarheid kwam in één klap binnen, opeens wist ik het. Ze zijn dood.’

‘Je vrouw en je dochters zijn niet dood,’ verzekerde Laura hem. ‘Hoor je me, Ted? Zou ik soms over zoiets liegen?’

‘Ik weet het niet.’

‘Over zoiets zou ik nooit liegen.’

‘Maar dan –’

‘Het gaat goed met ze.’

Er viel een stilte.

‘Ted?’

‘Ik moet ze zien.’

‘Ted, kunnen we hier morgen over praten?’

‘Nee. Ik moet ze zien.’

‘Ted, ik kan je dit beloven: morgenochtend praat ik met Holly, ik zal zeggen dat het beter met je gaat en dat je hen wilt zien. We zullen zien wat ze zegt.’

Weer een stilte.

‘Waarom zou ze me niet willen zien?’

Laura had spijt van het glas wijn. Onder invloed van alcohol en overmand door slaap ging ze niet met de situatie om zoals ze zou willen.

‘Ze wil graag dat het goed met je gaat als de meisjes je zien,’ zei Laura. ‘De afgelopen maanden… je herinnert je de video’s toch nog, die ik je heb laten zien?’

‘Ja.’

‘Je gaat vooruit. Je moet sterk zijn. Ik praat met Holly en we zullen zien wat ze zegt, ik zal proberen haar ervan te overtuigen dat het goed voor je is als je de meisjes ziet. Zij willen je vast en zeker dolgraag zien. Maar je begrijpt toch wel hoe belangrijk het voor ze is dat het goed met je gaat?’

Bij het uitblijven van een antwoord drong Laura aan: ‘Dat begrijp je toch wel, Ted?’

‘Het spijt me dat ik je thuis heb gebeld, maar ik wist zeker dat –’

‘Niet zeggen. En maak je geen zorgen. Morgen praat ik met Holly en daarna kijken jij en ik wat ze gezegd heeft, vind je dat goed?’

‘Dank je wel, Laura.’

Ze namen afscheid. Laura bleef nog een poosje in gedachten verzonken in de keuken staan. Ze wist dat dit moment vroeg of laat moest komen.

De laatste uitweg
titlepage.xhtml
jacket.xhtml
Hoofdstuk-01.xhtml
Hoofdstuk-02.xhtml
Hoofdstuk-03.xhtml
Hoofdstuk-04.xhtml
Hoofdstuk-05.xhtml
Hoofdstuk-06.xhtml
Hoofdstuk-07.xhtml
Hoofdstuk-08.xhtml
Hoofdstuk-09.xhtml
Hoofdstuk-10.xhtml
Hoofdstuk-11.xhtml
Hoofdstuk-12.xhtml
Hoofdstuk-13.xhtml
Hoofdstuk-14.xhtml
Hoofdstuk-15.xhtml
Hoofdstuk-16.xhtml
Hoofdstuk-17.xhtml
Hoofdstuk-18.xhtml
Hoofdstuk-19.xhtml
Hoofdstuk-20.xhtml
Hoofdstuk-21.xhtml
Hoofdstuk-22.xhtml
Hoofdstuk-23.xhtml
Hoofdstuk-24.xhtml
Hoofdstuk-25.xhtml
Hoofdstuk-26.xhtml
Hoofdstuk-27.xhtml
Hoofdstuk-28.xhtml
Hoofdstuk-29.xhtml
Hoofdstuk-30.xhtml
Hoofdstuk-31.xhtml
Hoofdstuk-32.xhtml
Hoofdstuk-33.xhtml
Hoofdstuk-34.xhtml
Hoofdstuk-35.xhtml
Hoofdstuk-36.xhtml
Hoofdstuk-37.xhtml
Hoofdstuk-38.xhtml
Hoofdstuk-39.xhtml
Hoofdstuk-40.xhtml
Hoofdstuk-41.xhtml
Hoofdstuk-42.xhtml
Hoofdstuk-43.xhtml
Hoofdstuk-44.xhtml
Hoofdstuk-45.xhtml
Hoofdstuk-46.xhtml
Hoofdstuk-47.xhtml
Hoofdstuk-48.xhtml
Hoofdstuk-49.xhtml
Hoofdstuk-50.xhtml
Hoofdstuk-51.xhtml
Hoofdstuk-52.xhtml
Hoofdstuk-53.xhtml
Hoofdstuk-54.xhtml
Hoofdstuk-55.xhtml
Hoofdstuk-56.xhtml
Hoofdstuk-57.xhtml
Hoofdstuk-58.xhtml
Hoofdstuk-59.xhtml
Hoofdstuk-60.xhtml
Hoofdstuk-61.xhtml
Hoofdstuk-62.xhtml
Hoofdstuk-63.xhtml
Hoofdstuk-64.xhtml
Hoofdstuk-65.xhtml
Hoofdstuk-66.xhtml
Hoofdstuk-67.xhtml
Hoofdstuk-68.xhtml
Hoofdstuk-69.xhtml
Hoofdstuk-70.xhtml
Hoofdstuk-71.xhtml
Hoofdstuk-72.xhtml
Hoofdstuk-73.xhtml
Hoofdstuk-74.xhtml
Hoofdstuk-75.xhtml
Hoofdstuk-76.xhtml
Hoofdstuk-77.xhtml
Hoofdstuk-78.xhtml
Hoofdstuk-79.xhtml
Hoofdstuk-80.xhtml
Hoofdstuk-81.xhtml
Hoofdstuk-82.xhtml
Hoofdstuk-83.xhtml
Hoofdstuk-84.xhtml
Hoofdstuk-85.xhtml
Hoofdstuk-86.xhtml
Hoofdstuk-87.xhtml
Hoofdstuk-88.xhtml
Hoofdstuk-89.xhtml
Hoofdstuk-90.xhtml
Hoofdstuk-91.xhtml
Hoofdstuk-92.xhtml