Hoofdstuk 10

 

Ted pakte het dienblad met zijn lunch, visfilet met doperwten, en koos de meest afgelegen tafel uit. De eetzaal van paviljoen C was niet al te groot, dus van rust was evengoed geen sprake. Aan de tafel naast hem zaten vier bewoners die hem aandachtig opnamen en een gesprek probeerden aan te knopen dat vriendelijk bedoeld leek. Hij zei dat hij geen zin in praten had en ze drongen verder niet aan. De waarheid was dat hij na moest denken. Het begon tot hem door te dringen dat hij zijn opname in het Lavender vrij makkelijk had geslikt, alsof hij eigenlijk wel wist dat hij opgesloten hoorde te worden, en dat ergerde hem. Maar was dat dan niet zo? Zijn hoofd was een zinloze puzzel; hij had geprobeerd zich van het leven te beroven vanwege een tumor die hij niet bleek te hebben… Het was zelfs mogelijk dat hij twee mensen had vermoord! Was dat de reden dat ze hem in paviljoen C hadden opgesloten? Was hij een moordenaar, net als Dawson? Te veel onduidelijkheden om niet te bezwijken en zich bij zijn opsluiting neer te leggen. Hij had zelfs geen energie om te vechten om Holly of de meisjes te mogen zien. Hij miste ze, uiteraard, vooral Cindy en Nadine; de gedachte aan hen deed het meest pijn, maar wat moest hij tegen ze zeggen? Wat moest hij tegen Holly zeggen? Als er geen tumor in zijn hoofd zat, wat was dan de oorzaak van zijn gedrag?

Hij at zwijgend en in gedachten verzonken, en staarde zonder iets te zien naar een van de ramen. Iemand aan de tafel naast hem richtte opnieuw het woord tot hem, wat hij negeerde. Het voorval op zijn kamer had hem van zijn stuk gebracht. Wanneer hield het op? Hij had de buidelrat in de doos gezien en zijn ogen er niet van afgehouden tot Mike in de doos keek, en toen was het dier er opeens niet meer. Hetzelfde verhaal als bij Robichaud, toen het dier in de autoband was gekropen. Elke keer als hij dat misselijkmakende beest zag, meende hij dat het echt was, om zich vervolgens in te prenten dat hij het gewoon gedroomd had, of erger, verzonnen. Wat moest hij er nu van denken? Hij stelde zijn blik scherp. Droomde hij soms? Hij concentreerde zich op het plastic mes waarmee hij at en bestudeerde het met de nauwkeurigheid van een wetenschapper, elk detail, de afgeronde vorm van het heft, de kartels… Hij hield het tegen het dienblad en duwde. Het mes boog dubbel tot het met een droge krak doormidden brak. Er klonk gelach aan de tafel naast hem. Ted bekeek de twee stukken van het gebroken mes, verschoof ze met zijn vinger… Raakte hij die stukjes plastic echt aan?

Zuchtend en gelaten keek hij naar wat er nog van zijn visfilet over was en vervolgens naar het in tweeën gebroken mes.

Hij wilde net weggaan, toen Lester uit het niets verscheen en naast hem kwam zitten. Hij leek niet overstuur, zoals eerder.

‘Ik weet dat je niets met mijn apparatuur van doen had,’ zei hij op verzoenende toon. ‘Die heb ik al gevonden.’

‘Wat kan mij dat schelen?’

Lester had net zulke ogen als Gollem, groot en sluw, en hoe langer Ted ernaar keek, hoe groter ze leken te worden. En als hij nou een stuk van het mes in een van die grote ogen stak?

‘Ik hoorde je vannacht met Dawson praten,’ ging Lester verder. ‘Je vroeg hem naar het schaakspel.’

Ted maakte al aanstalten om op te staan, maar ging weer zitten en knikte.

‘Ik hoorde je in mijn kamer,’ herhaalde het mannetje. ‘Je vroeg hem wanneer we dat schaakspel hadden gekregen. En hij zei “zes maanden” geleden tegen jou.’

Dat had Mike inderdaad gezegd. Was dat soms gelogen?

‘Klopt dat?’

Lester masseerde zijn kin. Hij rekende het in zijn hoofd na.

‘Ja, dat klopt. Maar ik weet van wie we het hebben gekregen.’

‘Van wie dan?’

‘Nou, eigenlijk –’

‘Van wie!’

Ted greep Lester bij de kraag van zijn jasje en trok hem naar zich toe. Een paar bewoners draaiden zich om. Aan een van de tafels hief Robert Scott, hoofd van de verpleegafdeling, zijn gezicht op; hij keek naar ze tot Ted een gebaar maakte dat ze alleen maar wat aan het praten waren.

‘Van wie, Lester?’ vroeg Ted weer.

Het mannetje moest iets in Teds ogen hebben gezien, want er was geen spoor meer van de tomeloze drift van de vorige dag.

‘Het was dokter Hill. Zij en de zwarte verpleger kwamen een keer langs en gaven het aan Scott. Ik heb het zelf gezien.’

Ted keek hem een tijdlang onderzoekend aan.

‘Ik geloof je niet. Waar was jij dan?’

‘In de gang. Ze stonden gewoon daar, voor het oog van iedereen. Nou ja, niet iedereen want ik was alleen, maar ze letten helemaal niet op mij. Dokter Hill komt hier niet zo vaak, en als ze komt is ze altijd met die verpleger, Roger geloof ik dat hij heet. Ze gaf het schaakspel aan Scott, alleen wist ik in eerste instantie niet dat het een schaakspel was; ik volgde hem naar de woonkamer en daar zette hij de doos bij de andere spellen in de kast.’

‘En dat was zes maanden geleden.’

Lester knikte uit alle macht en voegde eraan toe: ‘Ik vond het ook verdacht.’

‘Wat vond je verdacht?’

‘Ik hoorde ook dat andere wat je gisteren tegen Dawson zei. Je vroeg hem hoe zij zes maanden geleden al konden weten dat je hier zou komen.’

‘Dat is jouw zaak niet.’

‘Natuurlijk wel. Zij weten heel veel. Ze hebben microfoons en piepkleine camera’s.’

Ted schudde zijn hoofd. Het had geen enkele zin om met die idioot in gesprek te gaan. Voor de tweede maal wilde hij opstaan, maar nu greep Lester hem bij zijn arm. Ted had zich makkelijk kunnen losrukken uit die greep, maar bij het zien van Lesters droevige ogen liet hij hem zijn hart uitstorten.

‘Denk je dat ze microfoontjes in de schaakstukken hebben gestopt?’

‘Nee, Lester, er zitten geen microfoons in die stukken.’

De uitdrukking op Lesters gezicht sloeg om in verwarring en paniek.

‘En hoezo ben jij daar zo zeker van?’

Het had geen enkele zin om erop in te gaan.

De laatste uitweg
titlepage.xhtml
jacket.xhtml
Hoofdstuk-01.xhtml
Hoofdstuk-02.xhtml
Hoofdstuk-03.xhtml
Hoofdstuk-04.xhtml
Hoofdstuk-05.xhtml
Hoofdstuk-06.xhtml
Hoofdstuk-07.xhtml
Hoofdstuk-08.xhtml
Hoofdstuk-09.xhtml
Hoofdstuk-10.xhtml
Hoofdstuk-11.xhtml
Hoofdstuk-12.xhtml
Hoofdstuk-13.xhtml
Hoofdstuk-14.xhtml
Hoofdstuk-15.xhtml
Hoofdstuk-16.xhtml
Hoofdstuk-17.xhtml
Hoofdstuk-18.xhtml
Hoofdstuk-19.xhtml
Hoofdstuk-20.xhtml
Hoofdstuk-21.xhtml
Hoofdstuk-22.xhtml
Hoofdstuk-23.xhtml
Hoofdstuk-24.xhtml
Hoofdstuk-25.xhtml
Hoofdstuk-26.xhtml
Hoofdstuk-27.xhtml
Hoofdstuk-28.xhtml
Hoofdstuk-29.xhtml
Hoofdstuk-30.xhtml
Hoofdstuk-31.xhtml
Hoofdstuk-32.xhtml
Hoofdstuk-33.xhtml
Hoofdstuk-34.xhtml
Hoofdstuk-35.xhtml
Hoofdstuk-36.xhtml
Hoofdstuk-37.xhtml
Hoofdstuk-38.xhtml
Hoofdstuk-39.xhtml
Hoofdstuk-40.xhtml
Hoofdstuk-41.xhtml
Hoofdstuk-42.xhtml
Hoofdstuk-43.xhtml
Hoofdstuk-44.xhtml
Hoofdstuk-45.xhtml
Hoofdstuk-46.xhtml
Hoofdstuk-47.xhtml
Hoofdstuk-48.xhtml
Hoofdstuk-49.xhtml
Hoofdstuk-50.xhtml
Hoofdstuk-51.xhtml
Hoofdstuk-52.xhtml
Hoofdstuk-53.xhtml
Hoofdstuk-54.xhtml
Hoofdstuk-55.xhtml
Hoofdstuk-56.xhtml
Hoofdstuk-57.xhtml
Hoofdstuk-58.xhtml
Hoofdstuk-59.xhtml
Hoofdstuk-60.xhtml
Hoofdstuk-61.xhtml
Hoofdstuk-62.xhtml
Hoofdstuk-63.xhtml
Hoofdstuk-64.xhtml
Hoofdstuk-65.xhtml
Hoofdstuk-66.xhtml
Hoofdstuk-67.xhtml
Hoofdstuk-68.xhtml
Hoofdstuk-69.xhtml
Hoofdstuk-70.xhtml
Hoofdstuk-71.xhtml
Hoofdstuk-72.xhtml
Hoofdstuk-73.xhtml
Hoofdstuk-74.xhtml
Hoofdstuk-75.xhtml
Hoofdstuk-76.xhtml
Hoofdstuk-77.xhtml
Hoofdstuk-78.xhtml
Hoofdstuk-79.xhtml
Hoofdstuk-80.xhtml
Hoofdstuk-81.xhtml
Hoofdstuk-82.xhtml
Hoofdstuk-83.xhtml
Hoofdstuk-84.xhtml
Hoofdstuk-85.xhtml
Hoofdstuk-86.xhtml
Hoofdstuk-87.xhtml
Hoofdstuk-88.xhtml
Hoofdstuk-89.xhtml
Hoofdstuk-90.xhtml
Hoofdstuk-91.xhtml
Hoofdstuk-92.xhtml