Hoofdstuk 11

 

Het pand waarin het kantoor van Lynch was gevestigd, was een verwaarloosde bakstenen kolos in een buitenwijk te midden van een parkeerplaats, twee braakliggende stukken grond en een paar gevaarlijke nauwe straten vol achtergelaten autowrakken en stampvolle vuilniscontainers. Het was zeven uur ’s avonds en het was er volkomen uitgestorven. Het enige verlichte raam was op de zevende verdieping; Lynch zat op de vijfde. Ted belde het nummer op het kaartje en luisterde voor te tweede keer naar de vermoeide stem van een oudere vrouw die meedeelde dat de openingstijden van het advocatenkantoor van zeven tot vier waren en dat hij na de pieptoon een bericht kon achterlaten. Dat deed Ted niet en hij verbrak de verbinding. Hij had eigenlijk geen enkele hoop gekoesterd de man op dit tijdstip aan te treffen, maar hij wilde het evengoed proberen; wie weet was het iemand die graag buiten kantoortijd werkte.

Terwijl achter de bonk brutalistische architectuur de horizon doortrokken was van de laatste roze vegen, besloot Ted tot de volgende dag te wachten. Onderweg naar huis slaagde hij erin nergens aan te denken. Maar toen hij thuiskwam, merkte hij dat er iets niet klopte en was onmiddellijk op zijn hoede. De voordeur stond op een kier, en eenmaal binnen zag hij dat alles overhoop was gehaald. Uit de chaos van her en der verspreide boeken, opengesneden kussens en omgekeerde lades sprak een niet mis te verstane kwaadaardigheid die hem razend maakte. De indringers waren niet alleen naar iets op zoek, ze hadden ook hun best gedaan zoveel mogelijk schade aan te richten. Kapotgegooide spullen, een enorme klap midden op de televisie, etensresten op de muur… Ted wreef over zijn hoofd en durfde dat slagveld vol persoonlijke spullen niet te betreden. Als een robot bereikte hij zijn werkkamer. Daar was het doorzoeken nog rigoureuzer en agressiever geweest: er stond geen enkel boek meer op zijn plek, zijn computer leek wel een stuk ruimteafval, de lades uit zijn bureau lagen overal. Maar het schilderij van Monet hing gek genoeg nog op zijn plek. Ted liep ernaartoe, haalde het van de wand – zoals hij zo vaak deed – en bestudeerde de kluis, terwijl hij overwoog dat iemand met grote haast zo’n voor de hand liggende schuilplaats over het hoofd zou kunnen zien, maar de daders van een dergelijke wandaad niet. In de draaischijf zat een volmaakt rond gaatje van een halve centimeter, wat zijn vermoedens bevestigde. Hij trok aan de knop en de kluis ging open. De bescheiden hoeveelheid geld die hij voor noodgevallen reserveerde was verdwenen, maar de twee dossiers van Lynch niet; ze lagen nog precies waar hij ze had neergelegd, uitdagend en netjes op een stapeltje. Toen hij de map van Wendell opensloeg, zag hij dat er nog maar een paar pagina’s in zaten. De rest was weg.

De onjuiste informatie.

Wie heb je vermoord?

‘Ze zijn iets vergeten,’ zei Ted hardop. Hij wist vrijwel zeker dat er geen verborgen microfoons waren, maar toch hoopte hij dat hij werd afgeluisterd.

Morgen reken ik af met Lynch.

Het kon hem niet schelen of Lynch door hén was ingehuurd en of zijn inbreng slechts die van een bijrolspeler was, Ted was ze voor en voelde dat dit heel goed mogelijk kon zijn; anders was het niet logisch dat die knappe advocaat zijn echte naam had gegeven. Waarom had hij geen valse naam gegeven? Ted kwam op een tamelijk eenvoudige verklaring, namelijk dat de organisatie had voorzien dat hij meer zou willen weten over de man die met een dergelijk voorstel bij hem had aangebeld. En wat was er nu beter dan een echte aanwijzing geven? Had Ted namelijk van tevoren informatie verzameld, via Robichaud of op een andere manier, dan zou hij hem relatief snel gevonden hebben en dat zou alles geloofwaardig hebben gemaakt.

Toen hij terug naar de woonkamer de gang door liep, bleef hij even bij de trap staan. Hij keek misprijzend naar de overloop en wist dat het moeilijk voor hem zou zijn om naar zijn slaapkamer en die van zijn dochters te gaan, maar het moest, hij moest weten of daar ook vernielingen waren aangericht. Dat zou hij later doen. Hij liep naar de bank en veegde ongeduldig alles aan de kant: een pizzadoos, tierelantijntjes, een lamp en twee kussens. Hij liet zich uitgeput vallen en ging in gedachten na wat hij allemaal nog moest doen, waar hij nu opruimen en schoonmaken aan toevoegde. Zijn vrouw zou het al moeilijk genoeg hebben met zijn dood; het minste wat hij voor haar kon doen was zorgen dat het in een opgeruimde omgeving plaatsvond. Hij glimlachte toen hij zich realiseerde hoe stom dat klonk. Hij haalde zijn telefoon uit zijn zak en veegde met zijn vinger over het scherm zodat het oplichtte. Hij had dinsdagochtend voor het laatst met Holly gesproken en toen zijn best gedaan zijn tranen in te slikken en zijn stem opgeruimd te laten klinken. Hij had haar verteld dat hij tijdens hun afwezigheid met Travis zou gaan vissen in diens boot. Holly had hem kort een verwijt gemaakt, want Ted was niet meegegaan naar Disney vanwege een paar dringende (en uiteraard verzonnen) vergaderingen, waarop hij antwoordde dat één keer lunchen met zijn cliënt genoeg was geweest om de overeenkomst te sluiten, terwijl hij had gedacht dat het veel moeilijker zou zijn. Holly zei dat ze het jammer vond hoewel ze nu mooi een paar dagen met haar minnaar in Florida kon doorbrengen. Cindy moest de opmerking hebben gehoord, want ze gilde onmiddellijk dat mama helemaal geen minnaar in Florida had en eiste de telefoon op om met haar vader te praten. Ted kreeg eerst haar aan de lijn en daarna Nadine die, na de gebruikelijke klachten over haar zus die mama nergens mee hielp, hem een gedetailleerd verslag gaf van alles wat ze die dag hadden gedaan, en Ted luisterde geamuseerd.

Hij kon Holly met één vingerbeweging bereiken. Hij bladerde door zijn contacten tot hij bij haar naam was en wachtte. Het scherm werd minder fel tot het bijna verdwenen was, maar zijn verlangen om met haar te praten niet. Hij tilde zijn duim op en gaf twee zachte tikjes.

De stem van Holly was als een hap lucht toen hij op het punt stond te stikken.

‘Wat is er met het boottochtje gebeurd?’

‘De meisjes hebben het op het laatste moment afgezegd…’

Holly schoot in de lach.

‘Dat verbaast me niets als ze jullie foto’s hebben gezien.’

Het was even stil. Ted had geen lampen aangedaan en het daglicht van buiten loste langzaam op in de woonkamer. De donker wordende chaos vond zijn tegengestelde in Holly’s stem.

God, wat mis ik je.

‘Dag, schat,’ zei Ted.

‘Dag, Ted. Vandaag was het een vreselijk benauwde dag, ze zullen het niet toegeven, maar je dochters beginnen deze helse hitte zat te worden.’

Op de achtergrond was Cindy te horen.

‘Niet waar!’

‘Ze missen hun vader natuurlijk,’ zei Ted en hij had er op hetzelfde moment spijt van.

‘Ik geloof niet dat dat het geval is. De meisjes hebben het bijna niet over jou.’

‘Niks van waar, pappie!’ klonk het in de verte.

‘Travis en ik hebben besloten om vanmiddag al terug te gaan,’ zei Ted, daarmee terugkomend op het bootreisje. ‘Ik moest er niet aan denken het gesnurk van mijn compagnon nog een nacht langer te moeten aanhoren in een kajuit van twee bij twee meter.’

‘Wij gaan zo eten. De meisjes willen het hotel niet uit, ze hebben me gevraagd roomservice te bestellen, zoals in de film. Eigenlijk willen ze gewoon niet bij de airconditioning weg.’

‘Mama!’

Dat was Nadine.

‘Wat?’

Er ontspon zich een gesprek tussen moeder en dochters, daarna kwam Holly weer aan de lijn.

‘Ted, het eten is er al. We praten straks verder, oké?’

‘Geniet maar van de hamburgers.’ Ted hoefde het niet eens te vragen, hij wist dat zijn dochters hamburgers hadden besteld.

‘Dag, Ted. Meiden, zeg je vader even gedag.’

‘Dag, papa!’

Ted zei gedag, maar niemand luisterde nog naar hem. Hij liet zijn hand met zijn telefoon naast zich neervallen. Weer had hij niet fatsoenlijk afscheid van Holly kunnen nemen, haar zeggen hoeveel hij van haar hield, al was het maar opdat zij zich dat later zou herinneren, als ze in zijn werkkamer zijn lichaam vond met de kogel in zijn voorhoofd. Hij vroeg zich af of het soms een teken van het lot was.

Het was inmiddels donker in de kamer.

De laatste uitweg
titlepage.xhtml
jacket.xhtml
Hoofdstuk-01.xhtml
Hoofdstuk-02.xhtml
Hoofdstuk-03.xhtml
Hoofdstuk-04.xhtml
Hoofdstuk-05.xhtml
Hoofdstuk-06.xhtml
Hoofdstuk-07.xhtml
Hoofdstuk-08.xhtml
Hoofdstuk-09.xhtml
Hoofdstuk-10.xhtml
Hoofdstuk-11.xhtml
Hoofdstuk-12.xhtml
Hoofdstuk-13.xhtml
Hoofdstuk-14.xhtml
Hoofdstuk-15.xhtml
Hoofdstuk-16.xhtml
Hoofdstuk-17.xhtml
Hoofdstuk-18.xhtml
Hoofdstuk-19.xhtml
Hoofdstuk-20.xhtml
Hoofdstuk-21.xhtml
Hoofdstuk-22.xhtml
Hoofdstuk-23.xhtml
Hoofdstuk-24.xhtml
Hoofdstuk-25.xhtml
Hoofdstuk-26.xhtml
Hoofdstuk-27.xhtml
Hoofdstuk-28.xhtml
Hoofdstuk-29.xhtml
Hoofdstuk-30.xhtml
Hoofdstuk-31.xhtml
Hoofdstuk-32.xhtml
Hoofdstuk-33.xhtml
Hoofdstuk-34.xhtml
Hoofdstuk-35.xhtml
Hoofdstuk-36.xhtml
Hoofdstuk-37.xhtml
Hoofdstuk-38.xhtml
Hoofdstuk-39.xhtml
Hoofdstuk-40.xhtml
Hoofdstuk-41.xhtml
Hoofdstuk-42.xhtml
Hoofdstuk-43.xhtml
Hoofdstuk-44.xhtml
Hoofdstuk-45.xhtml
Hoofdstuk-46.xhtml
Hoofdstuk-47.xhtml
Hoofdstuk-48.xhtml
Hoofdstuk-49.xhtml
Hoofdstuk-50.xhtml
Hoofdstuk-51.xhtml
Hoofdstuk-52.xhtml
Hoofdstuk-53.xhtml
Hoofdstuk-54.xhtml
Hoofdstuk-55.xhtml
Hoofdstuk-56.xhtml
Hoofdstuk-57.xhtml
Hoofdstuk-58.xhtml
Hoofdstuk-59.xhtml
Hoofdstuk-60.xhtml
Hoofdstuk-61.xhtml
Hoofdstuk-62.xhtml
Hoofdstuk-63.xhtml
Hoofdstuk-64.xhtml
Hoofdstuk-65.xhtml
Hoofdstuk-66.xhtml
Hoofdstuk-67.xhtml
Hoofdstuk-68.xhtml
Hoofdstuk-69.xhtml
Hoofdstuk-70.xhtml
Hoofdstuk-71.xhtml
Hoofdstuk-72.xhtml
Hoofdstuk-73.xhtml
Hoofdstuk-74.xhtml
Hoofdstuk-75.xhtml
Hoofdstuk-76.xhtml
Hoofdstuk-77.xhtml
Hoofdstuk-78.xhtml
Hoofdstuk-79.xhtml
Hoofdstuk-80.xhtml
Hoofdstuk-81.xhtml
Hoofdstuk-82.xhtml
Hoofdstuk-83.xhtml
Hoofdstuk-84.xhtml
Hoofdstuk-85.xhtml
Hoofdstuk-86.xhtml
Hoofdstuk-87.xhtml
Hoofdstuk-88.xhtml
Hoofdstuk-89.xhtml
Hoofdstuk-90.xhtml
Hoofdstuk-91.xhtml
Hoofdstuk-92.xhtml