Hoofdstuk 4

 

Edward Blaine woonde alleen in een middenklassebuurt. Zijn buren hadden een pesthekel aan hem. Zijn onverschillige karakter en duistere zaakjes hadden de onderlinge relatie verslechterd en tot een gespannen en ongemakkelijk samenleven gemaakt. Blaine was uitschot en het ergste was dat de ellendeling heel tevreden met zichzelf scheen te zijn, terwijl hij iedereen die op zijn pad kwam uitdaagde met zijn spiegelende zonnebril en een uitgestreken grijns op zijn gezicht. Ze hadden met hem geprobeerd te praten, zowel op een vriendelijke manier als een dreigende, maar niets hielp. Als een opstandige puber – hoewel hij de dertig al ruim gepasseerd was – scheen hij vastbesloten zijn buren te dwarsbomen telkens als ze hem benaderden of ergens een afspraak over wilden maken. Hij respecteerde geen enkele sociale regel, van het onderhoud aan de tuin tot zijn hond Magnus, een angstaanjagende rottweiler die urenlang aan de ketting lag en tegen iedereen blafte die in zijn buurt kwam. Lol trappen met vrienden, knetterende herrie van zijn scooter, snoeiharde muziek, het was allemaal aan de orde van de dag. Niet zelden gebeurde het dat hij dronken of onder invloed van drugs thuiskwam met een prostituee, en haar er na korte tijd uit gooide zodat de arme vrouw halfnaakt door de buurt zwalkte, op zoek naar een taxi.

Toen bekend was gemaakt dat Blaine van moord werd verdacht, waren veel mensen blij en ze boden zelfs aan een boekje open te doen over het onfatsoenlijke gedrag van hun beruchte buurman. Sommigen vond het zelfs jammer dat Blaine ervoor had gekozen de vrouw in haar eigen appartement te vermoorden en niet bij hem thuis, want dan hadden ze hem te gronde kunnen richten met ijzersterke getuigenverklaringen zodat hij voor jaren achter de tralies zou verdwijnen. Niemand twijfelde eraan dat Blaine de moordenaar van het arme meisje was. De bewoners vierden al bij voorbaat wat ze als een voldongen feit zagen: Blaine zou voor de rechter komen en veroordeeld worden voor de moord op Amanda Herdman. Het was een droom die werkelijkheid werd.

Maar de openbare aanklager zag zich genoodzaakt hem vrij te laten. Een waterdicht alibi maakte dat mogelijk. Verscheidene getuigen hadden de ellendeling ten tijde van de moord in een kroeg gezien en een aantal bewakingscamera’s toonde aan dat Blaine onmogelijk de moordenaar kon zijn. Zijn buren dachten er uiteraard anders over, ze snapten niet hoe die klootzak de rechtbank om de tuin had kunnen leiden, misschien had hij wel een tweelingbroer of zoiets, maar hoe dan ook was hij iedereen te slim af geweest. Nu hadden ze niet alleen met een onaangename vent van doen, maar ook met een moordenaar. Veel buurtbewoners hadden serieus overwogen te gaan verhuizen.

Aan een afgelegen tafeltje in een fastfoodrestaurant las Ted aandachtig in het dossier dat Lynch hem had gegeven, terwijl hij ondertussen een hamburger at. Niemand zou Edward Blaine missen, dacht hij. Hij kon gewoon via de voordeur naar binnen gaan en hoefde niet bang te zijn dat iemand hem zag, de buren zouden vast niets zeggen. Hij leerde alle bijzonderheden uit zijn hoofd, zoals de extra sleutel die de man onder de mat had verstopt. Zijn hond zou geen probleem zijn.

Terwijl hij zijn hamburger at, dokterde hij een eenvoudig plan uit; al cola drinkend en friet etend slaagde hij erin zijn eigen problemen te vergeten, wat hem verbaasde. De foto’s van Amanda Herdman en een paar smerige zaakjes uit het verleden en heden van Blaine zorgden ervoor dat Ted echt zin kreeg om hem te vermoorden. Uiteindelijk begreep hij wat Lynch had gezegd over de gaten in het systeem. Deze kans een vergissing goed te maken, gaf op een bepaalde manier nieuwe kracht, en dat kon Ted voelen.

In de logeerkamer op de begane grond verstopte hij zich in een kast en maakte het zich gemakkelijk tussen een paar dozen die hij voor dat doel had verschoven. Aan de onderkant van de plank boven zijn hoofd zat een sticker van Buzz Lightyear, die licht gaf in het donker. Hij stelde zich het kind voor dat de sticker daar had opgeplakt en zich dan in de kast opsloot om het oplichten te kunnen zien, net zoals hij dat nu zag. Hij werd er een beetje melancholisch van dat die goeie ouwe Buzz door zijn eigenaar was vergeten en in alle eenzaamheid licht moest geven.

Blaine kwam vier uur later thuis. Ted was het hele huis door gegaan voor hij zich had verstopt en kon in gedachten zien waar Blaine zich op elk moment bevond. Hij kwam via de garage binnen terwijl hij een jolig gesprek door de telefoon voerde; daarna ging hij douchen. De zeker niet ondenkbare mogelijkheid bestond dat Blaine besloot die avond uit te gaan, maar dat maakte Ted niets uit, hij wachtte wel. Hij zat al uren in die kast en kon het daar nog wel een tijdje uithouden mocht dat nodig zijn. Af en toe viel hij in slaap.

Hij herhaalde in gedachten zijn plan, dat geen enkele Hollywoodproducent overtuigd zou hebben. Er waren geen knokpartijen, geen wraakzuchtige uitspraken en al helemaal geen waarschuwingen in welke vorm dan ook. Ted zou wachten tot Blaine sliep, dan zou hij uit de kast komen en hem liquideren nog voor hij wakker kon worden. Het had bijna iets barmhartigs.

Om halftien – dankzij zijn telefoon Ted wist precies hoe laat het was – zat Blaine in de kamer tv te kijken, ondertussen waarschijnlijk een snelle hap naar binnen werkend, en zo nu en dan schold hij op een deelnemer van een stomme quiz. Het vooruitzicht was onzeker. Blaine kon de hort op gaan, in dat geval kon het wachten eindeloos duren, hij kon zelfs bezoek krijgen, of zich gedragen en vroeg naar bed gaan. Maar een niet onbelangrijk detail kon alles in de war schoppen. Ted merkte dat zelfs eerder dan Blaine en was onmiddellijk op zijn hoede. Hij spitste zijn oren in het duister dat hem omringde, in een poging meer te horen dan de schelle stem van de presentator en het ingeblikte applaus. In de voortuin begon Magnus klaaglijk te janken. Ted trok een bedenkelijk gezicht en schudde zijn hoofd. De dosis waarmee hij de hond had verdoofd was niet voldoende geweest.

Opeens verstomde de televisie. Na een lange stilte ging de buitendeur open en even later weer dicht. Blaine belde met iemand, maar hij praatte heel zacht en in de kast was hij onmogelijk te verstaan. Hij ijsbeerde door de kamer tot zijn stem steeds duidelijker klonk en het ondenkbare zich voordeed: Blaine kwam de logeerkamer binnen waar Ted zich had verstopt. Hij deed het licht aan en sloot de deur. Ted had de kastdeur een paar centimeter opengelaten en nu was het te laat om hem ongemerkt dicht te doen. Blaine was slechts een paar meter van hem verwijderd, hij liep ongeduldig heen en weer aan de andere kant van het bed, terwijl hij naar zijn gesprekspartner luisterde.

‘Precies zoals ik het zeg, Toni, Magnus is vergiftigd, hij beweegt bijna niet. Ze hebben hem wat gegeven. Als het een van die klootzakken hier uit de buurt is geweest, zal ik ze wel ’ns even mores leren… Hè? Wat? Nee, dat heb ik nog niet gedaan.’ Blaine was even stil. Toen ging hij op het bed zitten, met zijn rug naar de kast, en liet zijn stem dalen. ‘Je hebt gelijk, Toni. Ik ga meteen even kijken of alles nog op zijn plek staat. Natuurlijk. Ik bel je zo terug. De mazzel.’

Hij liep de kamer uit, maar het licht liet hij branden.

Tweemaal zag Ted Blaine voorbijkomen, op zijn tenen door de gang sluipend. De tweede keer meende hij iets te zien glinsteren in zijn rechterhand. Hij kon elk moment besluiten de logeerkamer te doorzoeken. Ted haalde het mes tevoorschijn waarmee hij Blaine in zijn slaap wilde doodsteken. Oog om oog, dacht hij.

Een paar minuten later stond Blaine in de deuropening; hij had inderdaad een wapen. Even was Ted er zeker van dat hij erbij was, dat Blaine rechtstreeks naar de kast had gekeken en had gezien dat de deur op een kier stond. Maar toen hij binnenkwam ging hij weer met zijn rug naar de kast zitten en pakte zijn telefoon die hij op het bed had laten liggen.

‘Hé,Toni. Alles staat op zijn plek. Ja, dat wilde ik je even laten weten. Morgen probeer ik uit te vinden welke buurman Magnus heeft verneukt. Ja, morgen, ik val om van de slaap… ik doe al twee dagen geen oog dicht. Tuurlijk. Dat zei ik toch. Maak je geen zorgen. De mazzel, Toni.’

Hij liep de kamer weer uit. En deze keer deed hij het licht wel uit.

Ted borg het mes niet weg. Zou het een valstrik zijn? Waarom had Blaine niet in de kast gekeken? Hij besloot nog dertig minuten te wachten om er zeker van te zijn dat de bewoner van het huis diep in slaap was.

Ted deed de kastdeur uiterst langzaam open. Hij sloop de logeerkamer uit en liep de woonkamer door in de richting van de trap. Het licht van buiten was schaars. Magnus was opgehouden met janken en er was op dat moment geen verkeer in Eagle. Een misstap, één geluid, hoe zacht ook, en Blaine zou gewaarschuwd zijn. Ted liep behoedzaam naar boven, stapte zo dicht mogelijk bij de muur op de treden. Het hout kraakte niet. Het moeilijkste deel was achter de rug meende hij, op de hele bovenverdieping lag namelijk tapijt.

De slaapkamer was aan het einde van een smalle gang. Toen Ted dichterbij kwam, zag hij de onmiskenbare gestalte van Blaine onder het witte laken. Dankzij het schijnsel dat door het raam viel kon Ted door de kamer sluipen zonder ergens tegenaan te stoten. Hij klemde het mes stevig vast en liet het in een wijde boog…

‘Een beweging en ik schiet je kop eraf.’

De stem klonk achter zijn rug. Hij voelde de loop van een pistool in zijn nek terwijl hij door kunstlicht werd verblind. Naarmate zijn ogen eraan wenden, zag hij hoe de figuur van Blaine in het bed een kussen werd.

Dit is je kans, keer je om en gooi het mes naar hem toe. Als hij een kogel door je hoofd jaagt, heb je toch wat je wilde? Het maakt je hersens vast niet uit door welke kogel ze worden vermorzeld…

In zijn broekzak zat het briefje dat op zijn bureau had gelegen. HET IS JE LAATSTE UITWEG.

‘Laat dat mes vallen,’ zei Blaine. ‘Goed zo. Draai je niet om en hou je handen omhoog.’

Blijkbaar kwam er uiteindelijk toch nog een Hollywooddialoog.

Ted was niet nerveus. Dat Blaine hem nog niet had neergeschoten, zei al veel over zijn twijfels. Hij vroeg zich vast af wie die kerel was die hem had proberen te vermoorden. Bovendien wist hij dat een lijk in zijn huis het laatste was wat hij kon gebruiken, om maar te zwijgen van een pistoolschot dat de buren kon alarmeren. Ted verbaasde zich erover hoeveel gedachtes er zomaar door zijn hoofd gingen. Hij voelde zich een superheld. En tijdens die serie lumineuze gedachtes besefte hij dat hij liever niet door die kerel omgelegd wilde worden. Het had iets ongepasts dat het juist Blaine zou zijn; en nu hij onder schot werd gehouden, weerloos met zijn rug naar hem toe, begon het hem te dagen. Het was één ding om Lynch’ voorwaarden te accepteren en te worden gedood door een onbekende om, wellicht, het verdriet van zijn gezin te verlichten, maar uitgerekend Blaine? Misschien speelde zijn overlevingsinstinct hem parten. Misschien.

‘Je hebt me gezien, hè?’ zei Ted met vaste stem. ‘Toen je de kamer binnenkwam om te bellen, heb je me gezien.’

‘Wie heeft je gestuurd?’

‘Waarom denk je dat ik door iemand gestuurd ben?’

‘Als je niet door iemand bent gestuurd, zeg het maar, dan is je leven nu voorbij. Als je zegt wie het is, leef je nog wat langer. Hoe dan ook zul je hier niet levend vandaan komen.’

‘Niet echt een gunstige deal voor mij.’

Ted begon zich langzaam om te draaien.

‘Ik zei dat je je niet mocht omdraaien!’

Ted bleef staan.

‘Het spijt me, maar je moet mijn gezicht zien. Jij en ik kennen elkaar.’

Een moment van twijfel.

‘Ik herken je stem anders niet.’

‘Dat weet ik. Maar zodra je mijn gezicht ziet, zul je het begrijpen. Geloof me.’

Hij had hem bijna, als een vis die in het aas bijt. Hij hoefde hem alleen nog maar uit het water te halen. Blaine was geïntrigeerd, hij zou met zijn aandacht bij Teds gezicht zijn, bezig met het ophelderen van een onoplosbaar probleem.

‘Goed dan,’ zei Blaine. ‘Draai je maar om. Langzaam! En hou je handen omhoog.’

Ted begon te draaien, heel traag. Hij berekende het precieze moment waarop zijn omhooggestoken armen op één lijn waren. Een eenvoudige truc. Blaine hield zijn ogen gericht op Teds hoofd, dat deze expres langzamer bewoog dan de rest van zijn lichaam. In de fractie van een seconde waarin Ted zijn gezicht liet zien, liet hij tegelijkertijd zijn verborgen arm stiekem zakken en razendsnel in zijn jack glijden waar zijn Browning was. Blaine merkte de manoeuvre pas op toen Ted zich helemaal had omgedraaid en met het wapen ter hoogte van zijn borst de trekker overhaalde, allemaal in één beweging zonder te aarzelen. Het was een moeilijk schot, met zijn arm gebogen en op een ongemakkelijke hoogte, maar evengoed raakte hij Blaine midden in zijn voorhoofd. De knal verscheurde de nachtelijke stilte. Die kogel was voor mij bestemd, dacht Ted terwijl Blaines lichaam als een marionet in elkaar zakte.

In zijn jaszak had hij een foto van Amanda Herdman. Die legde hij op de borst van Blaine.

Ted bleef een moment staan zonder zijn blik van het lichaam af te wenden. Blaine was niet op slag dood; pas na een paar stuiptrekkingen bleef hij bewegingloos liggen.

Een geluid in de kamer maakte dat Ted weer op zijn hoede was. Hij wist niet precies wat hij had gehoord, misschien een stoel die werd verschoven. Hij borg zijn pistool weg, pakte zijn mes en liep de gang door tot aan de overloop, waar hij voorzichtig zijn hoofd om de hoek stak om van bovenaf in de woonkamer te kijken. Hij schrok zo van wat hij zag dat hij vergat weg te duiken. In het midden van de kamer stond een zwarte man, hij was heel slank en droeg een grijze broek en een doktersjas. Hij keek Ted aan alsof hij wist dat hij zich op dat moment zou laten zien. Er speelde een angstaanjagende glimlach rond zijn mond.

‘Dag Ted,’ zei hij met een diepe stem. Hij liet een rozige handpalm zien bij wijze van groet.

Dat de man zijn naam wist, verbaasde Ted niet al te zeer. Dat leek de laatste tijd de gewoonte.

Hij liep de trap af zonder zijn ogen van hem af te wenden.

‘Werkt u ook voor hen?’ vroeg hij toen hij beneden was. Hij leunde tegen de trapleuning met zijn pistool aan één kant. Iets zei hem dat deze man geen bedreiging vormde.

Buiten was het rustig, maar het was nog te vroeg voor de politie. Magnus had de aanwezigheid van vreemden in het huis beslist opgemerkt, want zo nu en dan jankte hij. Zou hij weten dat zijn baasje dood was? Kon een hond van zo’n afstand bloed ruiken? Waarschijnlijk wel. Met hoorbare moeite veranderde zijn gejank in keffen.

‘Wie bent u in godsnaam?’

De man glimlachte.

‘Ik ben Roger, Ted.’

‘Roger hoe? Alleen maar Roger? Die andere gaf me tenminste nog een achternaam.’ Ted wreef met zijn vrije hand over zijn voorhoofd. ‘Luister, ik weet niet wat u hier doet, maar de politie kan er elk moment zijn. Boven ligt een dooie vent en buiten een nogal kwaaie rottweiler. Ik ben in elk geval weg.’

Roger glimlachte op een bijna vaderlijke manier.

‘Hebt u me niet gehoord?’ drong Ted aan.

‘Waarom gaan we niet even een beetje praten in die kamer?’

Ted keek hem stomverbaasd aan. Wat moest die vent daar? Waarom werd hij op een dergelijke manier gecontroleerd?

‘Dacht het niet. U bent niet goed wijs. Hebt u die knal niet gehoord?’

‘Het was Blaine, nietwaar?’ Roger sprak de zin uit alsof het een sequentie uit een computerprogramma was.

‘Ja. Wie anders?’

‘Heb je hem neergeschoten?’

De man moest het schot hebben gehoord. Ted gaf geen antwoord.

‘Wat een geluk dat je je pistool bij je had,’ meende Roger.

‘Je moet altijd voorbereid zijn… op eventuele risico’s.’

Inmiddels wist Ted niet goed waarom hij er eigenlijk niet onmiddellijk vandoor ging. Er was iets met de manier waarop die man sprak, een hypnotiserend ritme.

‘Je draagt ook handschoenen,’ merkte Roger op en hij wees op Teds handen, ‘en een mes en een pistool voor noodgevallen. Heb je de hond verdoofd?’

Roger bewoog zachtjes zijn hoofd, hij knikte vol bewondering.

‘Het was toch de bedoeling dat ik hem doodde?’ zei Ted verontwaardigd.

‘Heb je deze keer een foto op het lichaam gelegd?’

Deze keer?

‘Ja,’ zei Ted gelaten. Wat had het voor zin zich af te vragen of de man hem bespioneerde of dat hij een glazen bol had. ‘Als u het niet erg vindt, meneer Roger, dan ga ik ervandoor. Vindt u dat goed? Als ik u was zou ik dat ook maar doen.’

Ted liep naar de deur. Maar er klopte iets niet. Door een piepklein raampje zag hij nog net een menselijke gedaante de tuin uit glippen en razendsnel de weg oversteken in de richting van een auto. Op dat moment stapte hij in het licht van een straatlantaarn en was zijn gestreepte polo perfect te onderscheiden. Het was Lynch.

De auto startte en scheurde weg.

Waarom controleerden ze hem op een dergelijke manier?

Ted keerde zich naar Roger om en eiste een antwoord van hem, zonder die eis hardop uit te spreken. De donkere man haalde zijn schouders op.

De laatste uitweg
titlepage.xhtml
jacket.xhtml
Hoofdstuk-01.xhtml
Hoofdstuk-02.xhtml
Hoofdstuk-03.xhtml
Hoofdstuk-04.xhtml
Hoofdstuk-05.xhtml
Hoofdstuk-06.xhtml
Hoofdstuk-07.xhtml
Hoofdstuk-08.xhtml
Hoofdstuk-09.xhtml
Hoofdstuk-10.xhtml
Hoofdstuk-11.xhtml
Hoofdstuk-12.xhtml
Hoofdstuk-13.xhtml
Hoofdstuk-14.xhtml
Hoofdstuk-15.xhtml
Hoofdstuk-16.xhtml
Hoofdstuk-17.xhtml
Hoofdstuk-18.xhtml
Hoofdstuk-19.xhtml
Hoofdstuk-20.xhtml
Hoofdstuk-21.xhtml
Hoofdstuk-22.xhtml
Hoofdstuk-23.xhtml
Hoofdstuk-24.xhtml
Hoofdstuk-25.xhtml
Hoofdstuk-26.xhtml
Hoofdstuk-27.xhtml
Hoofdstuk-28.xhtml
Hoofdstuk-29.xhtml
Hoofdstuk-30.xhtml
Hoofdstuk-31.xhtml
Hoofdstuk-32.xhtml
Hoofdstuk-33.xhtml
Hoofdstuk-34.xhtml
Hoofdstuk-35.xhtml
Hoofdstuk-36.xhtml
Hoofdstuk-37.xhtml
Hoofdstuk-38.xhtml
Hoofdstuk-39.xhtml
Hoofdstuk-40.xhtml
Hoofdstuk-41.xhtml
Hoofdstuk-42.xhtml
Hoofdstuk-43.xhtml
Hoofdstuk-44.xhtml
Hoofdstuk-45.xhtml
Hoofdstuk-46.xhtml
Hoofdstuk-47.xhtml
Hoofdstuk-48.xhtml
Hoofdstuk-49.xhtml
Hoofdstuk-50.xhtml
Hoofdstuk-51.xhtml
Hoofdstuk-52.xhtml
Hoofdstuk-53.xhtml
Hoofdstuk-54.xhtml
Hoofdstuk-55.xhtml
Hoofdstuk-56.xhtml
Hoofdstuk-57.xhtml
Hoofdstuk-58.xhtml
Hoofdstuk-59.xhtml
Hoofdstuk-60.xhtml
Hoofdstuk-61.xhtml
Hoofdstuk-62.xhtml
Hoofdstuk-63.xhtml
Hoofdstuk-64.xhtml
Hoofdstuk-65.xhtml
Hoofdstuk-66.xhtml
Hoofdstuk-67.xhtml
Hoofdstuk-68.xhtml
Hoofdstuk-69.xhtml
Hoofdstuk-70.xhtml
Hoofdstuk-71.xhtml
Hoofdstuk-72.xhtml
Hoofdstuk-73.xhtml
Hoofdstuk-74.xhtml
Hoofdstuk-75.xhtml
Hoofdstuk-76.xhtml
Hoofdstuk-77.xhtml
Hoofdstuk-78.xhtml
Hoofdstuk-79.xhtml
Hoofdstuk-80.xhtml
Hoofdstuk-81.xhtml
Hoofdstuk-82.xhtml
Hoofdstuk-83.xhtml
Hoofdstuk-84.xhtml
Hoofdstuk-85.xhtml
Hoofdstuk-86.xhtml
Hoofdstuk-87.xhtml
Hoofdstuk-88.xhtml
Hoofdstuk-89.xhtml
Hoofdstuk-90.xhtml
Hoofdstuk-91.xhtml
Hoofdstuk-92.xhtml