Hoofdstuk 10

 

Wat er buiten gebeurde was interessanter dan het gesprek tussen de vier, dat was uitgemond in vervelend geroddel over een stel nieuwe buren. Ted vond het onbeleefd om op te staan en naar het raam te lopen, maar hij keerde hun wel geërgerd de rug toe om naar buiten te kijken. Arthur had een ruime en keurig onderhouden tuin, er waren rekstokken, een wipwap en een draaimolen, die op dat moment favoriet was. Een jongetje dat nogal op Norma leek stond aan het stuur en liet het ding op volle snelheid ronddraaien; twee meisjes grepen zich stevig vast aan hun metalen stoeltjes en smeekten hem lachend en gillend te stoppen, stop nou, alsjeblieft! Door de afstand hoorde Ted hun kinderachtige stemmetjes gedempt. Rondom de draaimolen wachtten kleinere kinderen hun beurt af terwijl ze op en neer sprongen en juichten naar de machtige bestuurder, die met behendige bewegingen en in opperste concentratie het ding waanzinnig snel liet ronddraaien. Een van de meisjes aan boord smeekte Timothy of hij alsjeblieft wilde stoppen, maar zijn geschater liet er geen misverstand over bestaan dat hij allesbehalve dat van plan was. Timothy wachtte een andere toekomst dan zijn vader, die op zijn leeftijd schuw was, en voor iedereen bang.

De draaimolensessie stopte. De twee meisjes stapten wankelend uit, tot groot vermaak van Timothy, die stoer aan het stuur bleef staan, zijn eigen duizeligheid verbergend, in afwachting van nieuwe slachtoffers van de middelpuntvliedende kracht. De rol van draaimolenbaas ging hem goed af. Een jongen en een meisje, kleiner dan het vorige duo, gingen op de stoeltjes zitten, ieder aan een kant van Timothy, die ze instructies gaf, al kon Ted ze op die afstand niet goed horen. Het lachen verging de twee kinderen naarmate ze de waarschuwingen aanhoorden, zoals bij inzittenden van een gevaarlijke achtbaan.

Vanwaar Ted zat kon hij ook de boom met de autoband zien, die hem in de werkkamer al was opgevallen. Nu hij de rest van de tuin zag, leek dat oude stuk rubber nog meer uit de toon te vallen. Hij kon niet zeggen dat hij de vrouw des huizes kende, maar het weinige dat hij van haar had gezien, zoals ze zich voor de gasten en ook hem inspande, toonde een vrouw die vastbesloten was altijd de schijn op te houden. En de autoband, vanuit alle ramen in de kamer te zien, leek geen geschikt visitekaartje voor een huis dat perfectie moest uitstralen. Op dat moment begon de band zachtjes heen en weer te schommelen. Niet ver van de boom was een bank waarop twee vrouwen zaten. Misschien zaten ze daar om hun spelende kinderen in de gaten te houden, al leken ze meer aandacht voor hun gezellige gesprek te hebben. Ted zag hen van de zijkant, want de vrouwen zaten naar elkaar toe gedraaid op de bank om elkaar te kunnen aankijken bij het roddelen. Een meisje van amper een jaar scharrelde in hun buurt rond, ze viel en krabbelde weer overeind.

Ted keek van de schommelende autoband naar het meisje in haar witte jurkje met rode stippen; ze waggelde, hield zich vast aan de bank of graaide in de lucht en kwam na een paar onbeholpen stapjes op haar achterwerk op het grasveld terecht. Ze lachte hardop en babbelde tegen haar moeder, ook al luisterde die niet. De band leek nu harder te bewegen dan eerder. Was dat mogelijk? Niemand had eraan gezeten. Het meisje had al haar aandacht op een piepklein bloempje gericht, ze zat op haar knietjes en keek er een hele tijd naar, ze bewoog haar lippen, waarschijnlijk om te vragen of ze het mocht plukken, en ten slotte pakte ze het dunne steeltje met haar vingertjes heel voorzichtig vast. Ze gaf het bloempje aan haar moeder, die er nauwelijks naar keek terwijl ze het in ontvangst nam. Als het kind haar een staaf brandend dynamiet had gegeven, had zij het net zo glimlachend aangepakt. Dank je wel! Het meisje liet zich niet van haar stuk brengen; ze leek tevreden, trok haar jurkje recht en begon aan een nieuwe expeditie. De autoband schommelde beslist harder dan daarvoor. Alleen een flinke windstoot kon hem zo hard in beweging hebben gebracht, en zelfs aan de andere kant van het glas kon Ted zien dat daarvan geen sprake was. Hij richtte zijn aandacht op de autoband. Er hing iets, iets wat er eerder niet was geweest. In eerste instantie dacht hij dat het een slang was, maar opeens zag hij de kop van de buidelrat boven de band uitsteken. Zijn staart hing aan de andere kant. Zijn ogen waren op Ted gericht, die onwillekeurig schokte. Tricia Pendergast keek hem verstoord aan. Ted deed alsof het door zijn telefoon kwam, hij haalde hem tevoorschijn, keek erop en stopte hem weer weg. Hij concentreerde zich opnieuw op de autoband. Zijn ogen kruisten die van dat walgelijke dier.

Flarden van zijn droom schoten door zijn hoofd, terwijl de buidelrat met zijn scherpe tanden aan de band knaagde, zonder zijn ogen van het raam af te houden. Van Ted.

Het kleintje kwam gevaarlijk dicht bij het dier, ze hield haar armpjes uitgestrekt en stond op het punt te vallen, wat toch niet gebeurde. Ted schoot als een veer overeind en was in twee grote stappen bij het raam. Hij bleef staan, zich bewust van gesprekken die stokten en hoofden die zich naar hem omdraaiden. De buidelrat kwam met zijn halve lichaam boven de band uit en trok zich aan zijn voorpoten op, hij had verschrikkelijk lange klauwen. Even leek het of het meisje hem zag en stil bleef staan – ze stond op een paar meter afstand. Ze maakte een paar onzekere stapjes op de plaats, leek niet overtuigd. Toe maar, ga gauw terug naar je moeder. Die beesten waren vreselijk gevaarlijk: ze brachten ziektes over en konden agressief zijn; het meisje dacht misschien dat het een poes was of een ander onschadelijk dier en wilde hem vast aaien. Uiteindelijk, na een korte aarzeling, had het kleintje genoeg moed verzameld en huppelde naar de band. Mijn god!

Ted sloeg met zijn vlakke hand keihard tegen de ruit.

‘Pas op!’ schreeuwde hij.

Zijn reactie had meteen effect op de kamer. De gasten vielen allemaal tegelijk stil. De snelsten renden naar de ramen, een paar gingen achter Ted staan. Sommigen bleven gewoon zitten en keken elkaar afwachtend aan zonder er iets van te begrijpen. Norma kwam uit de keuken aansnellen en vroeg wat er aan de hand was. De vrouwen buiten op de bank hoorden de waarschuwing niet en de andere kinderen ook niet. Laat staan het meisje dat met haar wankele stapjes de laatste meter aflegde. Ted worstelde met het raam dat behalve een klink ook nog twee schuiven had.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg een man bij het andere raam.

‘Het meisje!’ riep Ted zonder op te kijken. ‘Er zit een enorme buidelrat in die autoband!’

De anderen werden aangestoken door zijn paniek. De vrouwen die waren blijven zitten, reageerden eindelijk en sprongen op, een paar begonnen te gillen. Wat vreselijk! Hoe is het mogelijk!

‘Ik zie hem niet!’ riep een vrouw.

Er zijn daar buiten niet zoveel autobanden, mevrouw.

Anderen begonnen ook op de ramen te bonken en eindelijk lukte het de aandacht van de twee kletsende moeders te trekken, die allebei tegelijk ongerust in de richting van het huis keken. Het schouwspel moest alarmerend zijn; tientallen wanhopige gezichten van mensen die hun aandacht probeerden te trekken. Was er binnen iets gebeurd? Geen van beiden scheen het te begrijpen. Gelukkig was het meisje vanwege het geschreeuw ook stil blijven staan; haar uitgestrekte hand was op zo’n veertig, vijftig centimeter van de autoband.

Ted had het raam open gekregen.

‘Het meisje!’ schreeuwde hij. ‘In de autoband zit een buidelrat!’

Onmiddellijk werd het moederinstinct wakker en een van de twee vrouwen sprong op en rende naar het kind.

‘Rose!’

Een groep mannen die in de woonkamer had gestaan, rende eropaf. De eerste had een bezem bij zich. De moeder greep Rose bij haar middel, trok haar uit alle macht naar zich toe, draaide zich om en sprintte met haar weg alsof de band elk moment kon ontploffen.

Inmiddels waren alle drie de ramen open en keek iedereen zwijgend naar het schouwspel buiten. De buidelrat had zich in de band verstopt, maar kon geen kant op, behalve wegrennen. Ted vroeg zich af of een bezem afdoende was om het dier tegen te houden.

‘Hé, jongens!’ riep een van de mannen van het groepje geïmproviseerde jagers. Hij had het tegen de kinderen die rond de draaimolen stonden. ‘Ga allemaal op de draaimolen staan!’

Ze waren met z’n achten en de draaimolen had vier zitplaatsen, maar het lukte ze er allemaal op te klimmen. Dat was een verstandige waarschuwing. Wanneer hij werd opgejaagd, kon de buidelrat in iemands kuiten proberen te bijten. De vrouwen gaven er ook gehoor aan en gingen met Rose op de bank staan. De vier mannen waren nu de enigen op het grasveld en ze slopen in ruitvorm dichterbij, gewapend met de bezem.

‘Hé, Steve,’ zei degene met de bezem, ‘zoek eens wat stevigers. Een schep of zo.’

Iemand uit de achterhoede verliet het toneel. De drie overgebleven mannen wachtten niet. De kinderen op de draaimolen, de vrouwen op de bank, de kijkers achter de ramen; allemaal volgden ze de operatie met ingehouden adem. De man met de bezem bleef op ongeveer drie meter afstand staan, boog licht voorover en terwijl hij de bezem andersom vasthield, reikte hij zo ver als hij kon met de stok.

‘Wacht even tot Steve terug is!’ schreeuwde een vrouw uit een van de ramen.

De man schudde zijn hoofd. De autoband bewoog niet meer.

Het uiteinde van de bezem duwde zachtjes tegen de band, die wiebelend ronddraaide. Op dat moment kwam Steve terug. Hij had geen schep gevonden, maar wel een honkbalknuppel Het nieuwe wapen werd door iedereen goedgekeurd. De man met de bezem gaf instructies en vroeg Steve van de andere kant te naderen terwijl hij met de stok in de band zou prikken tot het dier eruit kwam.

Zo gezegd, zo gedaan. Ze liepen rond de band en porden op verschillende plekken met de stok. Misschien liep de buidelrat binnenin rond en dan kregen ze hem er nooit uit. Langzaam kwamen ze dichterbij, tot ze erin konden kijken.

Er was geen buidelrat te bekennen.

De man van de bezem hield de band met twee handen omhoog en liet hem zien aan het samengedromde publiek voor de ramen, zoals een goochelaar deed met de hoge hoed waar een paar seconden eerder nog een duif in had gezeten. Alle ogen gingen van de autoband naar Ted. Allemaal tegelijk. De kinderen, die nog op de draaimolen stonden, keken vol ongeloof naar de onbekende die voor de consternatie verantwoordelijk scheen te zijn. De volwassenen ook. De mensen die bij hem in de kamer stonden liepen zonder iets te zeggen van hem weg, alsof zijn waanbeelden besmettelijk waren.

Ted was zich nauwelijks bewust van de reacties. Hij was de enige die zijn ogen niet van die schommel kon afhouden. De buidelrat had erin gezeten, hij kon niet ongezien ontsnapt zijn. Ted had zijn blik nauwelijks twee tellen afgewend om de knip van het raam te doen, maar toen stonden er anderen uit het raam te kijken. Hij draaide zich om. Het was doodstil in de kamer. Alle ogen waren op hem gericht, misschien verwachtten ze een verklaring. Lancelot en Teresa keken hem verwijtend aan, Bobby Pendergast een beetje teleurgesteld. Norma wierp hem een vernietigende blik toe. Arthur Robichaud, die op enig moment uit zijn werkkamer was gekomen, waarschijnlijk wegens alle commotie, liep naar hem toe en legde een hand op zijn schouder. Ted reageerde niet.

‘We hebben geluk gehad met Lynch,’ zei Arthur. In eerste instantie snapte Ted niet waar de man het over had. ‘Het gaat om een advocaat die voor zichzelf werkt.’

Hij gaf hem een handgeschreven kaartje.

‘Mijn contactpersonen hebben het adres en telefoonnummer van zijn kantoor achterhaald. Ik hoop dat je er wat aan hebt. Bel me straks even om te vertellen hoe het is afgelopen. Het is nu beter dat je weggaat.’

Dat vond Ted ook.

De laatste uitweg
titlepage.xhtml
jacket.xhtml
Hoofdstuk-01.xhtml
Hoofdstuk-02.xhtml
Hoofdstuk-03.xhtml
Hoofdstuk-04.xhtml
Hoofdstuk-05.xhtml
Hoofdstuk-06.xhtml
Hoofdstuk-07.xhtml
Hoofdstuk-08.xhtml
Hoofdstuk-09.xhtml
Hoofdstuk-10.xhtml
Hoofdstuk-11.xhtml
Hoofdstuk-12.xhtml
Hoofdstuk-13.xhtml
Hoofdstuk-14.xhtml
Hoofdstuk-15.xhtml
Hoofdstuk-16.xhtml
Hoofdstuk-17.xhtml
Hoofdstuk-18.xhtml
Hoofdstuk-19.xhtml
Hoofdstuk-20.xhtml
Hoofdstuk-21.xhtml
Hoofdstuk-22.xhtml
Hoofdstuk-23.xhtml
Hoofdstuk-24.xhtml
Hoofdstuk-25.xhtml
Hoofdstuk-26.xhtml
Hoofdstuk-27.xhtml
Hoofdstuk-28.xhtml
Hoofdstuk-29.xhtml
Hoofdstuk-30.xhtml
Hoofdstuk-31.xhtml
Hoofdstuk-32.xhtml
Hoofdstuk-33.xhtml
Hoofdstuk-34.xhtml
Hoofdstuk-35.xhtml
Hoofdstuk-36.xhtml
Hoofdstuk-37.xhtml
Hoofdstuk-38.xhtml
Hoofdstuk-39.xhtml
Hoofdstuk-40.xhtml
Hoofdstuk-41.xhtml
Hoofdstuk-42.xhtml
Hoofdstuk-43.xhtml
Hoofdstuk-44.xhtml
Hoofdstuk-45.xhtml
Hoofdstuk-46.xhtml
Hoofdstuk-47.xhtml
Hoofdstuk-48.xhtml
Hoofdstuk-49.xhtml
Hoofdstuk-50.xhtml
Hoofdstuk-51.xhtml
Hoofdstuk-52.xhtml
Hoofdstuk-53.xhtml
Hoofdstuk-54.xhtml
Hoofdstuk-55.xhtml
Hoofdstuk-56.xhtml
Hoofdstuk-57.xhtml
Hoofdstuk-58.xhtml
Hoofdstuk-59.xhtml
Hoofdstuk-60.xhtml
Hoofdstuk-61.xhtml
Hoofdstuk-62.xhtml
Hoofdstuk-63.xhtml
Hoofdstuk-64.xhtml
Hoofdstuk-65.xhtml
Hoofdstuk-66.xhtml
Hoofdstuk-67.xhtml
Hoofdstuk-68.xhtml
Hoofdstuk-69.xhtml
Hoofdstuk-70.xhtml
Hoofdstuk-71.xhtml
Hoofdstuk-72.xhtml
Hoofdstuk-73.xhtml
Hoofdstuk-74.xhtml
Hoofdstuk-75.xhtml
Hoofdstuk-76.xhtml
Hoofdstuk-77.xhtml
Hoofdstuk-78.xhtml
Hoofdstuk-79.xhtml
Hoofdstuk-80.xhtml
Hoofdstuk-81.xhtml
Hoofdstuk-82.xhtml
Hoofdstuk-83.xhtml
Hoofdstuk-84.xhtml
Hoofdstuk-85.xhtml
Hoofdstuk-86.xhtml
Hoofdstuk-87.xhtml
Hoofdstuk-88.xhtml
Hoofdstuk-89.xhtml
Hoofdstuk-90.xhtml
Hoofdstuk-91.xhtml
Hoofdstuk-92.xhtml