Hoofdstuk 3

 

1994

 

De barre winter van 1994 werd een keerpunt in het leven van Justin Lynch. In een kort telefoongesprek brak hij met Lila en zijn academische carrière ging in sneltreinvaart de mist in. Het ene was niet het gevolg van het andere, maar ze hadden wel dezelfde oorzaak. Het begon tot hem door te dringen dat hij alleen maar naar de universiteit was gegaan omdat hij niet net als zijn vader een stomme elektricien wilde worden, nog een manier om hem te straffen en zich te gedragen op een voor zijn vader onbegrijpelijke manier. Lila hoorde daar ook bij, al lag dat er dik bovenop. Hij had het meisje gekozen dat zijn vader, de casanova van Deerfield, nooit voor zichzelf of voor zijn zoon zou hebben gekozen. Hetzelfde gold voor zijn carrière. Het was allemaal één doffe ellende. Zijn vader was een zwart gat met krachten die hem naar een onherroepelijke leegte sleurden. Het maakte niet uit of hij de dingen deed om hem te een plezier te doen of hem te ergeren, het universum draaide om hem.

Hij begon zich af te vragen – in zijn ogen te laat – wat hij met zijn leven aan moest. Wilde hij serieus Engelse letterkunde studeren? Literatuur was een van de weinige dingen waar hij nog enige heil van verwachtte, een manier om schoonheid te bereiken in een donkere wereld. Maar hij betwijfelde of hij zich wilde onderwerpen aan studieplannen, het universitaire ritme, de examens! Een manier om de vraag te ontwijken was het schip van zijn academische carrière langzaam te laten zinken, zich te verliezen in het dwangmatig lezen van Kafka, Melville, Borges, Lovecraft. De gedichten van Sylvia Plath, een plaatselijke schrijfster die het grootste gedeelte van haar leven depressief was en op dertigjarige leeftijd zelfmoord pleegde, hadden zijn speciale aandacht, bijna obsessief. Die gedichten waren uiteraard niet erg geschikt voor iemand die zich elke dag een stukje meer in de richting van de afgrond sleepte.

Ted was van dit alles getuige en de enige die hem probeerde te helpen. Met kleine dingen, van hem dwingen zich te scheren of te wassen tot hem naar colleges vergezellen en hem met raad en daad bijstaan. Het haalde niet veel uit.

Justin begon een dagboek waarin hij zijn gedachten neerpende, half uitgekauwde gedichten naast dicht opeen geschreven alinea’s waarin wanhoop de boventoon voerde. Hij nam het schrift overal mee naartoe. ’s Nachts maakte hij lange wandelingen over de campus, dan ging hij zomaar ergens liggen en viel soms zelfs in slaap. Een paar keer kreeg hij een akkefietje met de campuspolitie vanwege zijn nachtelijke gewoontes. Ted, die op de zesde verdieping steeds harder moest strijden om rond te komen, kwam soms ontzettend laat terug op hun kamer en nog was hij er dan niet.

Een van die nachten liet Ted zich uitgeput op zijn bed vallen en keek naar het lege bed naast hem. Hij kon zich niet herinneren ooit iets van betekenis voor een ander te hebben gedaan en die nacht besloot hij iets te doen. Iets om Justin wakker te schudden en hem uit die uitzichtloze spiraal te halen. Hij stond op en trok razendsnel zijn kleren weer aan. Hij kende min of meer de routines van zijn kamergenoot, zodat hij hem in minder dan een uur had gevonden. Hij trof hem achter de bibliotheek, op een bankje in een onverzorgd en slecht verlicht plantsoen. Als hij geen brandende sigaret tussen zijn vingers had gehad, zou Ted hem in de dichte duisternis waarschijnlijk niet eens hebben gezien.

Hij ging zonder iets te zeggen naast hem zitten en kneep even in zijn schouder.

‘Ik begin zeker voorspelbaar te worden,’ zei Justin. Er kwam een wit wolkje uit zijn mond. Het was ontzettend koud, het kon elk moment gaan sneeuwen.

En die dag mocht Ted van zichzelf voor het eerst over zijn vader te praten. Het werd geen gedetailleerd verhaal, alleen het hoogst noodzakelijke om Justin te laten weten dat hij ook ervaring had met een vader die schijt had aan zijn gezin. Hij vertelde kort over de uitstapjes naar Miller en de schaaklessen, en over het dubbelleven dat zijn vader eropna hield. Justin leek behoorlijk onder de indruk, niet zozeer van het verhaal op zich, maar vanwege het feit dat Ted zich openstelde en hem persoonlijke dingen vertelde. Tot dan toe was dat deel van zijn leven een mysterie geweest.

‘Ik haat hem ook,’ zei Ted, ‘en ik probeer je er niet van te overtuigen dat de wereld niet klote is, want dat is wel zo. Schoften zoals onze vaders zijn daar schuldig aan en ook de nietsnutten met wie ik elke nacht zit te pokeren, die verwende eikels van het dispuut, ze zijn allemaal verantwoordelijk. Weet je hoe ik dat weet? Omdat ik het ook voel. De leegte. Die voel ik ook.’

Ted zweeg. Beiden waren ze een hele poos stil.

‘Zij zijn verantwoordelijk voor dat gat,’ zei Ted weer, nu op een onheilspellende toon. ‘De vraag is, beste vriend, wat we ermee doen.’

‘Ik weet het niet. Ik heb er genoeg van mijn moeder voor te liegen. Ik denk erover om met mijn studie te stoppen.’

‘Dat moet je nou juist niet doen. Want dan winnen zij. Zie je dat niet? Dat is wat ze willen, je de stront in duwen. Ik weet dat het makkelijker is om op te geven, echt, denk niet dat ik dat niet weet. Maar ik ga deze stomme universiteit afmaken, met de beste cijfers, ik ga trouwen en kinderen krijgen en een groot huis, misschien nog een tweede huisje. Ik ga rijk worden!’

Justin glimlachte.

‘Was ik maar zo zeker als jij, Ted McKay.’

‘Kijk, Justin, het is waar dat ik geen moeite heb om al die stomme feiten uit al die stomme boeken te onthouden, dat heb ik mee. Iedereen heeft zijn sterke kanten. En vertel me niet dat jij de jouwe niet kent. Je moet ze uitbuiten, een manier vinden om het monster tevreden te houden, ermee leren leven.’

‘Je doet net of dat makkelijk is.’

‘Dat is ook zo! Geloof me nou maar. De duisternis… is als een afschuwelijke parasiet waar je nooit vanaf komt. Laat je niet door hem verslinden.’

Justin trapte zijn sigaret uit.

‘Hoe gaat het met dat meisje over wie je me vertelde?’ vroeg Ted. ‘Die van je college creatief schrijven.’

‘Denise Garrett.’

‘Die, ja.’

‘Ik weet niet. We spreken elkaar soms. Maar ik laat me de laatste tijd niet meer zo vaak zien.’

‘Vraag haar eens mee uit, naar de film of ergens anders heen. Dat kan een begin zijn.’

Justin knikte.

‘En nu gaan we, want ik heb inmiddels geen gevoel meer mijn oren,’ zei Ted. ‘Ik ben verdomme mijn pet vergeten.’

Ze liepen terug naar het Blok en op een lossere toon maakten ze grapjes en lachten en stootten met hun schouders elkaar aan zonder hun handen uit hun zakken te halen.

‘Dus ik ben achterlijk,’ zei Justin. ‘Gelukkig dan maar dat ik mooi ben.’

‘Precies. Ik was al bang dat je het niet zou begrijpen.’

‘Eikel.’

‘Maar eentje die om je geeft, kloothommel.’

De laatste uitweg
titlepage.xhtml
jacket.xhtml
Hoofdstuk-01.xhtml
Hoofdstuk-02.xhtml
Hoofdstuk-03.xhtml
Hoofdstuk-04.xhtml
Hoofdstuk-05.xhtml
Hoofdstuk-06.xhtml
Hoofdstuk-07.xhtml
Hoofdstuk-08.xhtml
Hoofdstuk-09.xhtml
Hoofdstuk-10.xhtml
Hoofdstuk-11.xhtml
Hoofdstuk-12.xhtml
Hoofdstuk-13.xhtml
Hoofdstuk-14.xhtml
Hoofdstuk-15.xhtml
Hoofdstuk-16.xhtml
Hoofdstuk-17.xhtml
Hoofdstuk-18.xhtml
Hoofdstuk-19.xhtml
Hoofdstuk-20.xhtml
Hoofdstuk-21.xhtml
Hoofdstuk-22.xhtml
Hoofdstuk-23.xhtml
Hoofdstuk-24.xhtml
Hoofdstuk-25.xhtml
Hoofdstuk-26.xhtml
Hoofdstuk-27.xhtml
Hoofdstuk-28.xhtml
Hoofdstuk-29.xhtml
Hoofdstuk-30.xhtml
Hoofdstuk-31.xhtml
Hoofdstuk-32.xhtml
Hoofdstuk-33.xhtml
Hoofdstuk-34.xhtml
Hoofdstuk-35.xhtml
Hoofdstuk-36.xhtml
Hoofdstuk-37.xhtml
Hoofdstuk-38.xhtml
Hoofdstuk-39.xhtml
Hoofdstuk-40.xhtml
Hoofdstuk-41.xhtml
Hoofdstuk-42.xhtml
Hoofdstuk-43.xhtml
Hoofdstuk-44.xhtml
Hoofdstuk-45.xhtml
Hoofdstuk-46.xhtml
Hoofdstuk-47.xhtml
Hoofdstuk-48.xhtml
Hoofdstuk-49.xhtml
Hoofdstuk-50.xhtml
Hoofdstuk-51.xhtml
Hoofdstuk-52.xhtml
Hoofdstuk-53.xhtml
Hoofdstuk-54.xhtml
Hoofdstuk-55.xhtml
Hoofdstuk-56.xhtml
Hoofdstuk-57.xhtml
Hoofdstuk-58.xhtml
Hoofdstuk-59.xhtml
Hoofdstuk-60.xhtml
Hoofdstuk-61.xhtml
Hoofdstuk-62.xhtml
Hoofdstuk-63.xhtml
Hoofdstuk-64.xhtml
Hoofdstuk-65.xhtml
Hoofdstuk-66.xhtml
Hoofdstuk-67.xhtml
Hoofdstuk-68.xhtml
Hoofdstuk-69.xhtml
Hoofdstuk-70.xhtml
Hoofdstuk-71.xhtml
Hoofdstuk-72.xhtml
Hoofdstuk-73.xhtml
Hoofdstuk-74.xhtml
Hoofdstuk-75.xhtml
Hoofdstuk-76.xhtml
Hoofdstuk-77.xhtml
Hoofdstuk-78.xhtml
Hoofdstuk-79.xhtml
Hoofdstuk-80.xhtml
Hoofdstuk-81.xhtml
Hoofdstuk-82.xhtml
Hoofdstuk-83.xhtml
Hoofdstuk-84.xhtml
Hoofdstuk-85.xhtml
Hoofdstuk-86.xhtml
Hoofdstuk-87.xhtml
Hoofdstuk-88.xhtml
Hoofdstuk-89.xhtml
Hoofdstuk-90.xhtml
Hoofdstuk-91.xhtml
Hoofdstuk-92.xhtml