Hoofdstuk 28
Ted zat in zijn eentje in de smaakvol ingerichte recreatiezaal te wachten. Laura was zo aardig geweest om het familiebezoek daar te laten plaatsvinden en niet in de bezoekersruimte van paviljoen C, een kille en vreselijke plek die zozeer op een gevangenis leek als twee meisjes van zeven maar konden bedenken. Ted had gevraagd – gesmeekt – of hij zijn kinderen ergens anders mocht zien en dat vond Laura bijna meteen goed. Ze beweerde dat er een speciale vergunning vereist was om hem uit het paviljoen te halen, wat veel tijd in beslag zou nemen, maar dat ze een andere geschikte plek wist. Drie bewakers zouden de ruimte buiten in de gaten houden, één bij de deur en twee bij het raam.
Het was fijn om door een raam zonder tralies te kijken vond Ted, nerveus zoals hij maar zelden was geweest. Hij had een blauwe linnen broek aan en een wit overhemd dat hem iets te ruim zat, hij was de afgelopen maanden afgevallen. En dat was niet het enige bewijs voor het verstrijken van de tijd: hij voelde zich ook niet meer op zijn gemak in gewone kleren. Hij ging op een tweezitsbank zitten, vouwde zijn handen, stond op en liep om de tafel heen die in de ruimte stond om vervolgens weer te gaan zitten, nu op een van de houten stoelen. Hij ging opnieuw staan. In een hoek stond een kleine ijskast met een paar planken erboven met kopjes erop. Hij liep erheen en begon onwillekeurig alle oren dezelfde kant op te draaien. Laura was net een paar minuten weg om Holly en de meisjes te gaan halen.
De deur ging open.
Laura kwam binnen, alleen, met haar handen op haar rug. Ze verborg iets.
‘Het spijt me, Ted. Je dochters komen niet. Je had gelijk. Je hebt ze vermoord en daarom zit je hier. Maar er is toch iemand gekomen om je te zien.’
Met een snel gebaar liet ze haar handen zien. Een hand was leeg. Aan de andere bungelde een harige zak die al snel een snuit en een staart kreeg en begon te kronkelen. De buidelrat probeerde zich los te wurmen, maar Laura hield hem met uitgestrekte arm vast, onverstoorbaar als een standbeeld. Toen begon de buidelrat te gillen, een schril geluid als van schreeuwende kinderen. Dokter Hill begon te trillen en vouwde zich dubbel. Een andere, stralende en vrolijke dokter Hill nam haar plaats in.
‘Klaar voor het bezoek?’
De stemmen van de meisjes waren een voorbode van een aaneenschakeling van gegil en vrolijkheid die hem onderuithaalde en op de bank duwde.
‘Papaaaa!’ riepen ze telkens in koor.
Cindy en Nadine klampten zich aan Ted vast. Hij sloeg beide armen om hen heen. Hij zou ze nooit meer laten gaan.
Nadine was de eerste die zich losmaakte, bezorgd dat de tekening die ze meebracht zou kreuken. Van de twee was zij het minst extravert, ze was stiller en rationeler; hetzelfde karakter als Ted. Cindy was het evenbeeld van Holly; onbevangen en theatraal nam ze bijna altijd het voortouw.
‘Pas op mijn tekening!’ zei Nadine.
‘Het is jouw tekening niet. We hebben een tekening voor je gemaakt, pappie… Waarom moet je nou huilen?’
Ted had inderdaad tranen in zijn ogen. Hij veegde ze met zijn hand weg.
‘Omdat ik jullie zo vreselijk heb gemist.’
Cindy stortte zich op hem.
‘Wij jou ook!’
Nadine twijfelde of ze ook op hem zou springen. Ze keek naar de tekening in haar hand en wachtte ten slotte af. Ted glimlachte naar haar over de schouder van zijn andere dochter. Ze hadden een speciale band en hoefden elkaar maar aan te kijken om elkaar te begrijpen.
‘We hebben een tekening voor je gemaakt,’ zei Cindy toen ze haar vader losliet. ‘Geef hem nou eens, Nadine. We zijn samen op het strand, kijk, dit is mama, dit zijn wij –’
‘Dat hoef je er heus niet bij te zeggen,’ bemoeide Nadine zich ermee.
Ted bekeek de tekening. Ze stonden met z’n vieren op het strand met de zee op de achtergrond. Ted had zijn hengel in zijn handen, Holly droeg haar rode bikini en de meisjes hadden elk een opblaasdolfijn. Dat was opvallend, want ze hadden er maar één, die hadden ze de vorige zomer gekregen en het stomme dier bleek een bron van constante ruzie. Ted had voorgesteld er nog een te kopen, maar Holly vond dat ze moesten leren samen te doen, en daar had ze natuurlijk gelijk in.
‘Ik vind hem heel mooi. Dank je wel.’
‘Waar ga je hem ophangen?’
‘Ik heb hier een heel mooie kamer. Daar hang ik hem op zodat ik er elke dag naar kan kijken.’
‘Wanneer kom je weer thuis?’ Cindy draaide niet graag om de zaken heen. Dat had ze ook van haar moeder.
‘Ik weet niet wanneer ik naar huis mag, maar vast heel gauw.’
Cindy gaf niet op: ‘Mama zegt dat dit niet zo’n ziekenhuis is als van opa. Maken ze hier dingen in je hoofd beter?’
Ted glimlachte.
‘Precies. Papa had last van hoofdpijn en duizeligheid, en hier maken ze me weer gezond. Ik voel me nu al veel beter.’
Cindy slaakte een zucht van verlichting.
‘Nadine zei dat je slangen aan je hoofd zou hebben.’
‘Niet waar!’
Ted sloeg een arm om Nadine heen en trok haar naar zich toe. Hij wilde niet dat ze zich buitengesloten voelde.
‘Het is logisch dat jullie vragen hebben,’ zei Ted. ‘Als je iets met je hoofd hebt, krijg je geen operatie, zoals opa toen hij aan zijn heup geholpen moest worden. Dan moet je medicijnen slikken en heel veel praten.’
‘Praten?’
‘Precies. Dat heet therapie.’
‘Zoals de tv-serie van mama!’
‘Maar hier zijn de sessies in het echt, niet via internet zoals in mama’s serie.’
‘En als we dokter Hill nou vragen of het via internet kan? Zou je dan terug naar huis mogen?’
Ted schoot in de lach.
‘Het is niet zo eenvoudig als op tv. Het voornaamste is dat ik gauw weer bij jullie ben.’
Ze knikten allebei geestdriftig en Ted zorgde ervoor dat hun uitdrukking, de behoefte hun vader bij zich te hebben die van hun gezicht straalde, in zijn geheugen gegrift werd. Had hij echt geprobeerd zelfmoord te plegen? Wat ging er in hem om? Hij begreep steeds minder van de Ted die zijn vriend in coma had geslagen, de zelfmoordenaar die twee meisjes van zeven alleen met hun moeder wilde achterlaten.
Hij was die Ted niet meer, daar was hij zeker van. Hij zou uit het Lavender komen, verdergaan met zijn bedrijf en zijn leven. Als hij geluk had kwam Lynch uit zijn coma bij en kon hij hem om vergeving vragen.
Ze brachten ruim een halfuur met elkaar door. Ze praatten over school, over de poppen die mama voor ze had gekocht – Ariel en Alex – en over een nieuwe vriendin die twee jaar ouder was en in de buurt van opa en oma woonde. Ze heette Haley en had een zus die al op de middelbare school zat, daarom kon ze een heleboel dingen. Ze kon zich al opmaken en ze had voorgedaan hoe dat moest! Maar dat moest geheim blijven, dat mocht mama niet weten. Ted beloofde dat hij niets zou zeggen. Hij was ontroerd dat bepaalde werkelijkheden niet veranderd waren, en misschien wel nooit zouden veranderen. Holly kreeg altijd de rol van strenge ouder.
Over Holly gesproken, waarom was ze niet met de meisjes mee naar binnen gekomen?