Hoofdstuk 5

 

Heden

 

Op zaterdagochtend om negen uur verliet een busje het Lavender Memorial op weg naar Dover, Vermont. Lee Stillwell reed, Laura zat naast hem en Ted was de enige passagier achterin. Lee, normaal gesproken een stugge bewaker die de indruk wekte op het Lavender de uren tot zijn langverwachte pensioen af te tellen, was deze keer goedgemutst en zowaar spraakzaam. Hij had er alle reden toe natuurlijk, want de excursiedag werd driedubbel betaald. Bovendien hield hij van autorijden en dokter Hill zag er bijzonder leuk uit zonder die lelijke witte jas.

Ted deed het hele traject bijna zijn mond niet open. Het praatte niet echt lekker door het kleine raampje dat het achterste gedeelte van de cabine scheidde en zeker niet als hij daarbij naar voren moest buigen en de ketting strak trok waarmee hij aan de metalen vloer zat vastgeklonken. Er kwam voor hem geen einde aan de reis op de ongemakkelijke bank tegen de zijkant van de bus, van waar hij niet naar het landschap kon kijken. Het leek hem beter na te denken over wat er bij aankomst kon gebeuren, want het was duidelijk dat er in de bus niets anders op zat dan wachten. De bewaker had zich het gesprek toegeëigend. Laura draaide zich verschillende keren naar Ted om en keek dan met een mengeling van ontzetting en gelatenheid door de tralies. Ze kon niets aan de veiligheidsmaatregelen veranderen en dat leek hij haar wanneer hij maar kon in te wrijven.

Ze reden over Route 202 in oostelijke richting. Het verkeer reed soepel en de bosrijke omgeving nodigde uit tot contemplatie en reflectie. Elke Lavender-werknemer, voor wie tralies, veiligheidssluizen en bewakingscamera’s dagelijkse kost waren, zou de immense blauwe lucht van die ochtend en de kleurrijke bomen overweldigend vinden. Lee Stillwell voelde zich extra euforisch; met zijn ogen op de weg gericht vertelde hij over zijn grote droom een huis te kopen op net zo’n afgelegen plek en daar zijn laatste dagen slijten. Hij en zijn vrouw hadden dat verlangen altijd gekoesterd en nu hij bijna met pensioen ging, besefte hij dat het er nooit van zou komen, wat hij heel jammer vond. Hij had zelden geld opzij kunnen leggen en het om een of andere reden uiteindelijk steeds uitgegeven. De afgelopen dertig jaar leefde hij oprecht in de veronderstelling dat hij zijn droom kon verwezenlijken, maar hij was niet eens in de buurt gekomen.

‘Misschien was dat wel het belangrijkste,’ zei hij terwijl hij het stuur omklemde, ‘geloven dat ik het op een dag voor elkaar zou krijgen.’

Na die onthulling zweeg hij, wie weet op het punt te gaan huilen achter zijn spiegelende zonnebril; waarschijnlijk was het de eerste keer dat hij zoiets hardop uitsprak.

‘Als je zo oud bent als ik, is het eigenlijk ook niet meer zo belangrijk.’

‘Lee, je bent nog helemaal niet oud.’

De man knikte.

‘Ik ben oud genoeg om mijn dromen niet meer te kunnen verwezenlijken, maar nog niet oud genoeg om ze uit mijn hoofd te zetten.’

Ze waren ruim een uur onderweg toen Ted zich voor het eerst in het gesprek mengde.

‘Ik heb mijn droom, een tweede huis, verwezenlijkt en hier zit ik nou, vastgeketend omdat ik op een dag meende dat het beter was een kogel door mijn kop te jagen.’

Lee gaf geen antwoord.

‘Hou je van je vrouw?’ vroeg Ted.

Lee leek niet echt bereid om met Ted te praten, of misschien dacht hij gewoon aan zijn mislukte droom en aan hoe hij Martha, zijn vrouw, had teleurgesteld.

‘Ja,’ antwoordde hij na een tijdje en dat was niet gelogen.

‘Nou, dan heb je alles.’

Ted keek naar de punten van zijn schoenen, zijn ellebogen steunend op zijn knieën, zijn hoofd in zijn handen. Een van de kettingen hing voor zijn gezicht en schommelde zachtjes heen en weer op het ritme van de auto. De andere was een koude slang die in elkaar gedoken achter zijn voeten lag. Hij zei niets meer.

Even na elven namen ze Route 91.

‘In elk geval heb ik mijn timmermanswerkplaats achter.’ Lee gaf niet op.

‘Ik heb de stoel gezien die je voor de directrice hebt gemaakt,’ zei Laura. ‘Heel mooi.’

‘Dank je. Ik hou van meubelmaken. Ik zal er vast nog veel meer tijd aan besteden als ik straks met pensioen ben. Dat duurt niet lang meer.’

Lee vertelde verder over het maken van meubels, over hoe houtbewerking hem de voldoening gaf die hij in het ziekenhuis niet vond. Op dat punt verontschuldigde hij zich tegenover Laura, maar hij zei er meteen bij dat het absoluut niet aan de collega’s van het Lavender lag. Het lag aan hem, hij was in een baan terechtgekomen waar hij niet echt warm voor liep en niet op tijd opgestapt. Hij was er toevallig in gerold met de bedoeling een beetje geld te sparen en iets beters te zoeken… en de maanden werden jaren en de jaren regen zich aaneen. ‘En dan wordt het steeds moeilijker op te stappen,’ verdedigde hij zich. ‘En voor je het weet loopt het al tegen je pensioen en heb je niets gedaan van wat je wilde.’

Laura luisterde aandachtig naar hem. Ze begreep de ongelukkige man wiens leven hem door de vingers was geglipt maar al te goed. Laura hield van haar werk, ze had niet het idee dat ze haar tijd verspilde in het Lavender, integendeel, maar ze kende het gevoel wel. Eigenlijk was haar na de scheiding iets vergelijkbaars overkomen, toen ze om onverklaarbare redenen had aangenomen dat haar liefdesleven voorbij was. Het was idioot dat een vrouw van amper vijfendertig zo dacht, maar zo was het wel in het begin. Uiteindelijk begreep ze het; de tijd zorgde ervoor dat alles een plek kreeg, dat ze haar hart kon openstellen voor nieuwe mogelijkheden… Ze dacht aan Marcus, die ze later die dag zou zien.

De gps loodste hen door het ingewikkelde laatste traject. Lee weigerde naar Teds instructies te luisteren. Ze lieten de snelweg achter zich tot ze bij een onverharde weg met weinig verkeer kwamen. Drie kilometer verder kwamen ze bij het huis bij het meer. De stilte was overweldigend toen Lee eenmaal de motor had uitgezet. Niemand stapte uit. Lee bleef onaangedaan achter het stuur zitten terwijl hij naar het indrukwekkende landgoed keek. Het was duidelijk dat het huis zijn meest ambitieuze fantasie ruimschoots overtrof.

De bewaker stapte uit de bus. In plaats van zijn uniform droeg hij een spijkerbroek en een windjack. Daaronder had hij zijn Beretta en aan zijn riem hing een taser. Hij deed de openslaande achterdeuren open en haalde het hangslot weg zodat Ted kon uitstappen.

‘Wat ik daarnet zei is waar,’ zei Lee. ‘Mijn werk is niet mijn passie, maar ik ben er wel goed in. Blijf op een paar meter afstand van dokter Hill. Als je iets nodig hebt, vraag je het aan mij. Ik loop achter je en hou je de hele tijd in de gaten. Ik heb maar twee keer eerder een stroomstoot hoeven geven en nog nooit hoeven schieten, maar ik verzeker je dat ik geen training oversla en die ketting op tien meter afstand raak. Geen geintjes dus, begrepen?’

Ted knikte.

‘Er gebeurt niets, hoor,’ verzekerde hij.

Op dat moment stapte Laura uit de bus.

Ted liep om de wagen heen. De ketting rond zijn enkels gaf hem nog aardig wat bewegingsvrijheid, niet genoeg om te rennen, wel om flink de pas erin te zetten. Toen hij het huis zag, voelde hij een vreemde vertrouwdheid. Het zag er anders uit dan in zijn herinnering, havelozer. Het was duidelijk dat Holly en de meisjes er al die tijd niet waren geweest. Uiteraard was er van de Lamborghini cabriolet geen spoor.

‘Holly heeft me de sleutels gegeven,’ zei Laura terwijl ze een sleutelbos omhooghield. ‘Het lijkt me een goed idee om een kijkje binnen te nemen, denk je niet?’

Ted gaf geen antwoord. Als een nieuwsgierig kind keek hij om zich heen. De bomen, de met dennennaalden bezaaide grond, het water van het meer dat op het ritme van een briesje golfde. Het rook anders. Hij ademde keer op keer diep in met het gevoel dat de frisse lucht een geneeskrachtige werking had en hem zijn vergeten herinneringen kon teruggeven… de tijd kon terugdraaien.

In de verte zag hij het roze kasteel aan de rand van het bos en zijn blik bleef erop rusten.

Antwoorden.

‘Kom, Ted, ik wil eerst een kijkje in het huis nemen.’

Hij knikte en liep in de richting van de ingang. Lee volgde hem.

Ted ging op zijn hoede naar binnen, elke stap op het Indiase tapijt zorgvuldig uitmetend. Het Indiase tapijt waarop Wendell was neergestort nadat hij hem had doodgeschoten, als hij zijn herinneringen mocht geloven. De herinnering eraan was zo levendig, maar zodra hij zich op het gezicht van Wendell concentreerde, werd het één groot vraagteken. Ted liep de benedenverdieping door en bleef bij de foto’s staan. De meeste had hij zelf genomen. Hij liep naar de arcade die toegang tot de keuken gaf, zag de kalender en sloeg de bladzijden om op zoek naar de duiker in het koraalrif. Hij zag hem bij geen enkele maand; het waren allemaal landschappen.

‘Hier stond ik hem op te wachten,’ zei Ted. Laura had geïnteresseerd toegekeken hoe hij door de kalender bladerde. ‘Eerst zag ik hem door dit…’

Ted viel stil.

‘Hier was een raam,’ zei Ted en hij wees naar de keukenmuur met de ijskast met dubbele deur en het aanrecht. ‘Ik zag Wendell door dit raam, terwijl hij op het meer was.’

Laura zag de ontreddering op zijn gezicht. Het was alsof een deel van hem nog steeds wilde vasthouden aan de mogelijkheid dat het allemaal echt gebeurd was. Dat hij in werkelijkheid Wendell niet zelf had verzonnen.

‘Laten we naar boven gaan, Ted. Er is iets wat ik je wil laten zien.’

Hij knikte.

Ze gingen terug naar de woonkamer en liepen de trap op.

In tegenstelling tot de benedenverdieping, waar daglicht door de ramen viel, heerste er boven duisternis. Lee drukte op het lichtknopje, maar er gebeurde niets.

‘Momentje, dokter Hill,’ riep Lee boven aan de trap, ‘Er is hier geen licht. Ik doe even een paar ramen open.’

Ted was halverwege de trap. Laura stond nog onderaan.

‘Wat wil je me laten zien, Laura?’

Ze gaf geen antwoord.

Even later stond de bewaker weer in het trapgat en gebaarde dat ze naar boven konden komen. Ted stond in een gang die hem volkomen vreemd was. Hij liep een paar meter en hield stil bij het raam dat Lee net had opengezet. Vanaf daar was het roze kasteel goed te zien. Ted merkte op dat indien het kasteel een paar meter verderop had gestaan, het door het gebladerte niet te zien zou zijn. Vanuit dit raam was het dus mogelijk de meisjes in de gaten te houden. Hij bleef even staan en vroeg zich af hoe vaak hij daar uit het raam had gekeken om te zien of alles goed ging.

‘Doe die deur eens open,’ zei Laura, die boven was gekomen.

Ted draaide zich om. Tegenover het raam was inderdaad een gesloten deur. Hij deed de deur open.

Hij was verrast door wat hij zag, maar het stemde hem vooral treurig, want het was weer een bewijs van hoe onbetrouwbaar zijn herinneringen waren.

Hij stond voor zijn werkkamer. Het bureau, de boekenkast, het schilderij van Monet dat de kluis aan het oog onttrok; hij herkende alles in de kamer, waar hij zelfs niet naar binnen durfde te gaan.

Laura zei achter zijn rug: ‘Holly vertelde dat er bij jullie in de stad geen werkkamer is.’

Ted bleef minutenlang voor de werkkamer staan.

‘Hier ging ik het doen, Laura. In die stoel.’

‘Wil je naar binnen?’

‘Denk je dat het nut heeft?’

‘Ik weet het niet. Doe maar wat goed voelt.’

Ted wilde niet naar binnen.

‘Ik wil graag het pad achter het kasteel zien.’

‘Prima. Dan gaan we daarheen.’

Ze gingen terug naar de benedenverdieping, nog altijd scherp in de gaten gehouden door Lee. Ze liepen om het huis heen en begaven zich zwijgend in de richting van het roze kasteel, nu omgeven door een dik pak droge bladeren.

Achter het kasteel was inderdaad een pad dat zich een weg baande tussen de bomen.

‘Hier is het,’ zei Ted plechtig. Hij kreeg een harde blik in zijn ogen, het leek wel of hij dat smalle wandelpad uitdaagde.

‘Dan gaan we maar,’ zei Laura. Er klonk onrust door in haar stem.

De laatste uitweg
titlepage.xhtml
jacket.xhtml
Hoofdstuk-01.xhtml
Hoofdstuk-02.xhtml
Hoofdstuk-03.xhtml
Hoofdstuk-04.xhtml
Hoofdstuk-05.xhtml
Hoofdstuk-06.xhtml
Hoofdstuk-07.xhtml
Hoofdstuk-08.xhtml
Hoofdstuk-09.xhtml
Hoofdstuk-10.xhtml
Hoofdstuk-11.xhtml
Hoofdstuk-12.xhtml
Hoofdstuk-13.xhtml
Hoofdstuk-14.xhtml
Hoofdstuk-15.xhtml
Hoofdstuk-16.xhtml
Hoofdstuk-17.xhtml
Hoofdstuk-18.xhtml
Hoofdstuk-19.xhtml
Hoofdstuk-20.xhtml
Hoofdstuk-21.xhtml
Hoofdstuk-22.xhtml
Hoofdstuk-23.xhtml
Hoofdstuk-24.xhtml
Hoofdstuk-25.xhtml
Hoofdstuk-26.xhtml
Hoofdstuk-27.xhtml
Hoofdstuk-28.xhtml
Hoofdstuk-29.xhtml
Hoofdstuk-30.xhtml
Hoofdstuk-31.xhtml
Hoofdstuk-32.xhtml
Hoofdstuk-33.xhtml
Hoofdstuk-34.xhtml
Hoofdstuk-35.xhtml
Hoofdstuk-36.xhtml
Hoofdstuk-37.xhtml
Hoofdstuk-38.xhtml
Hoofdstuk-39.xhtml
Hoofdstuk-40.xhtml
Hoofdstuk-41.xhtml
Hoofdstuk-42.xhtml
Hoofdstuk-43.xhtml
Hoofdstuk-44.xhtml
Hoofdstuk-45.xhtml
Hoofdstuk-46.xhtml
Hoofdstuk-47.xhtml
Hoofdstuk-48.xhtml
Hoofdstuk-49.xhtml
Hoofdstuk-50.xhtml
Hoofdstuk-51.xhtml
Hoofdstuk-52.xhtml
Hoofdstuk-53.xhtml
Hoofdstuk-54.xhtml
Hoofdstuk-55.xhtml
Hoofdstuk-56.xhtml
Hoofdstuk-57.xhtml
Hoofdstuk-58.xhtml
Hoofdstuk-59.xhtml
Hoofdstuk-60.xhtml
Hoofdstuk-61.xhtml
Hoofdstuk-62.xhtml
Hoofdstuk-63.xhtml
Hoofdstuk-64.xhtml
Hoofdstuk-65.xhtml
Hoofdstuk-66.xhtml
Hoofdstuk-67.xhtml
Hoofdstuk-68.xhtml
Hoofdstuk-69.xhtml
Hoofdstuk-70.xhtml
Hoofdstuk-71.xhtml
Hoofdstuk-72.xhtml
Hoofdstuk-73.xhtml
Hoofdstuk-74.xhtml
Hoofdstuk-75.xhtml
Hoofdstuk-76.xhtml
Hoofdstuk-77.xhtml
Hoofdstuk-78.xhtml
Hoofdstuk-79.xhtml
Hoofdstuk-80.xhtml
Hoofdstuk-81.xhtml
Hoofdstuk-82.xhtml
Hoofdstuk-83.xhtml
Hoofdstuk-84.xhtml
Hoofdstuk-85.xhtml
Hoofdstuk-86.xhtml
Hoofdstuk-87.xhtml
Hoofdstuk-88.xhtml
Hoofdstuk-89.xhtml
Hoofdstuk-90.xhtml
Hoofdstuk-91.xhtml
Hoofdstuk-92.xhtml