Hoofdstuk 2

 

Marcus Grant was de directeur van paviljoen C, hij was vijftig jaar en maakte grote kans op een dag algemeen directeur te worden; daarvoor werkte hij dag in dag uit ontzettend hard. Hij was niet getrouwd en had geen kinderen (en alles wees erop dat hij ze niet zou krijgen), zodat de top bereiken in het Lavender Memorial triest genoeg zijn enige realistische verlangen was. Hij had de hoop nog niet helemaal opgegeven dat hij ooit een vrouw zou ontmoeten die het trouwen waard was, maar waarom jezelf voor de gek houden, hij zag het steeds minder snel gebeuren. Er waren dagen dat hij zich erbij neerlegde en liever zijn energie op dagelijkse bezigheden richtte, maar op andere dagen voelde hij een immense leegte. Het werkte niet, misschien was hij het, misschien was het gewoon pech; waarschijnlijk een combinatie van beide. Hij had lange relaties met de verkeerde vrouwen gehad; hij vond het moeilijk ze aan de kant te zetten wanneer het hem duidelijk werd dat er geen toekomst in zat. Een voorbeeld was zijn huidige relatie met Carmen, een gescheiden vrouw die een jaar jonger was dan hij met twee zonen van in de twintig, die ver weg aan de universiteit studeerden. Carmen was vrolijk en gepassioneerd, een vrije geest. Haar leeftijd, het lege nest, een afgeloste hypotheek en een gemakkelijke baan als kapster, dat alles en misschien meer had haar tot een tevreden vrouw gemaakt, bereid van elk moment te genieten, te léven. Maar Marcus was niet echt in haar geïnteresseerd, afgezien van de seks en soms wat leuke momenten. Er was geen diepere verbondenheid. Carmen was oppervlakkig, had geen ambities en begreep tot overmaat van ramp niet hoe belangrijk zijn werk voor hem was. Je werkt te hard, lieverd, kijk naar mij in mijn kapsalon, ik leerde de boel goed te regelen en nu heb ik zelfs tijd over. Marcus had het vaker meegemaakt: een uitzichtloze relatie. Alweer. Er komt een moment dat je dat gewoon weet. En met Carmen wist Marcus dat.

‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg Laura Hill terwijl ze haar hoofd om de hoek van de deur stak.

Marcus was in één klap uit zijn sombere gedachten gehaald en zijn gezicht klaarde op.

‘Wat een leuke verrassing! Kom binnen.’

Marcus ging staan en liep om zijn bureau heen. Hij wilde Laura begroeten met een kus op haar wang, maar zij ging zo staan dat hij alleen een stoel kon bijschuiven waarop ze plaats nam. Het was geen vervelend moment – Marcus was een echte heer – maar het was wel een duidelijk signaal van haar kant.

‘Heb je al geluncht?’ vroeg Laura.

Marcus stond op het punt weer te gaan zitten.

‘Nog niet,’ zei hij hoopvol. ‘Wil je ergens gaan eten?’

‘Nee, ik ga niet lunchen. Maar ik moet je iets vertellen wat niet kan wachten.’

Marcus knikte, verslagen. Zo was het altijd met Laura. Ze hield hem een wortel voor en haalde hem meteen weer weg; ze kon dat honderd keer achter elkaar doen en Marcus trapte er honderd keer in. Of misschien lag het aan hem en zag hij overal wortels.

De laatste tijd was de spanning tussen hen toegenomen. Marcus’ interesse voor Laura was moeilijk over het hoofd te zien, het maakte niet uit dat hij die nooit direct had uitgesproken. Zij scheen niet hetzelfde voor hem te voelen. Toen de affaire met Carmen stukliep, begon Marcus voorzichtig toenadering te zoeken en opmerkingen tegen de dokter te maken over hoe slecht zijn relatie liep en dat soort dingen, en op een goede dag begon Laura hem signalen (wortels) te geven: een glimlach, een terloopse aanraking met haar heupen, een hand op zijn rug die ze daar iets langer liet… een paar keer probeerde hij verder te gaan, een etentje of een avondje uit voor te stellen om elkaar buiten het ziekenhuis te zien, maar zij wimpelde hem elke keer af, al was het nooit categorisch. Marcus kwam tot de conclusie dat Laura zich zo gedroeg omdat ze voor eens en altijd haar ex-echtgenoot uit haar hoofd wilde zetten. Waar de ene deur dichtgaat, gaat de andere open. Marcus wilde geen troostprijs zijn, maar leek zich ervan te overtuigen dat haar gekmakende en verwarrende geflirt een manier was om hem te zeggen dat hij op haar moest wachten.

Dat moest het zijn.

Want er was een ander aspect, iets wat Marcus niet wilde zien, namelijk dat Laura profijt had bij de goede verstandhouding tussen hen beiden. Ze had vooruitgang geboekt in het ziekenhuis en het voor elkaar gekregen dat Marcus meer dan eens een goed woordje voor haar deed bij dokter McMills, de algemeen directrice.

Laura keek hem recht aan.

‘Ik moet je om een enorme gunst vragen, Marcus.’

Hij huiverde. Ze had hem eerder om gunsten gevraagd, maar nooit het woord ‘enorm’ gebruikt.

‘Als het binnen mijn mogelijkheden ligt…’

‘Ik wil een patiënt in paviljoen C laten opnemen,’ zei ze zonder omhaal.

Marcus ontspande.

‘Dat zal geen probleem zijn. We hebben vijf kamers beschikbaar. Ik stuur dadelijk de papieren naar Sarah zodat ze –’

‘Het moet nu direct gebeuren.’

Laura keek hem aan met de verstenende blik van Medusa.

‘Wat bedoel je met “nu direct”?’

De opnameprocedure nam normaal gesproken een paar dagen in beslag. Marcus kon zijn aandeel in recordtijd leveren, maar dan nog.

‘Het hoofd van mijn verpleegkundige afdeling is nu in het paviljoen, met de patiënt. Je moet de opname nu meteen in orde maken.’

Vergis je niet, Marcus. Geef geen verkeerd antwoord. Anders verandert ze je in steen…

‘Ben je gek geworden, Laura? Hoe bedoel je dat ze daar nu zijn?’

‘Bij de receptie. Jouw bewakingspersoneel weigert ze binnen te laten en hem op te nemen, ook al hebben ze gezegd dat ze namens mij komen.’

‘Natuurlijk worden ze niet binnengelaten!’ Marcus ging staan. ‘Ik kan mijn oren niet geloven. Alleen al het feit dat ze daar zijn, brengt mij in problemen. Ik eis dat je ze nu onmiddellijk uit mijn paviljoen haalt.’

Marcus liep naar het enige raam in zijn werkkamer op de tweede verdieping en keek naar de binnenplaats van het algemene paviljoen, volkomen verlaten op dat moment, afgezien van een portier die droge bladeren bijeenveegde. Hij wreef over zijn voorhoofd. Hij wilde zich niet omdraaien, want hij wist dat hij dan door de knieën zou gaan, en wat zij van hem vroeg was waanzin en zou zijn carrière serieus schade kunnen toebrengen. Hij hoorde hoe Laura van haar stoel opstond. Hij wachtte op het geluid van een opengaande deur, maar dat kwam niet. In plaats daarvan rook hij haar zoete geur en hoorde vervolgens haar fluisterende stem vlak bij hem.

‘Kijk me aan, Marcus, alsjeblieft. Laat me het aan je uitleggen.’

Hij draaide zich om.

Weer die intense blik in haar ogen en haar zachte vingers die ze op zijn hand legde, haar duim die een nauwelijks merkbaar strelende beweging maakte.

‘Ik weet wat ik van je vraag,’ zei Laura zacht. ‘Ik zou niet naar je toe komen als ik niet dacht dat je mijn enige hoop bent.’

Waar had ze het over?

Marcus deed een stap opzij. Hij kon onmogelijk helder nadenken als hij gek werd gemaakt door Laura’s aanraking, was blootgesteld aan haar geur en haar betoverende blik.

‘Laura, alsjeblieft,’ zei hij terwijl hij naar de andere kant van zijn werkkamer liep, op zoek naar de bescherming van zijn bureau. Zij volgde hem met haar ogen, maar kwam niet dichterbij. Ze bleef bij het raam staan met een matte uitdrukking op haar gezicht, wat Marcus er haast toe bracht terug te lopen om haar te troosten. In een fractie van een seconde was haar flirtende houding omgeslagen in een hulpeloze.

‘Het kwetst me dat je me niet vertrouwt.’

‘Maar ik vertrouw je wel! Zeg me ten minste wie de patiënt is. Waarom wil je hem zo plotseling laten opnemen?’

‘Het is een speciale patiënt.’

‘Dat begrijp ik niet. Iemand die je persoonlijk kent?’

‘Nee.’ Laura ging weer zitten. ‘Ik kan je niets over hem vertellen, tenminste niet nu. Dat zou te lang duren en zoals ik al zei, staat Roger op dit moment met hem in paviljoen C. Het is cruciaal voor zijn behandeling dat hij nu meteen wordt opgenomen. Hij zou een enorme terugval kunnen krijgen als dat niet gebeurt.’

‘Jezus, Laura.’ Marcus was ook gaan zitten. Met zijn ellebogen op zijn bureau, zijn hoofd in zijn handen en zijn ogen gesloten bleef hij maar met zijn hoofd schudden.

Toen hij zijn ogen opsloeg, betrapte hij Laura op een glimlach die onmiddellijk verdween.

‘Wat is er zo grappig, Laura?’

‘Dat gebaar dat je net maakte, laat maar, het is iets persoonlijks.’

‘Zoals jouw patiënt.’

‘Precies.’

Marcus probeerde te volharden in zijn standpunten. Er was geen reden om aan haar gemanipuleer toe te geven. Als Laura hem iets dergelijks durfde te vragen was dat omdat hij haar in het verleden privileges had verleend die haar niet toekwamen. Wat kon hij nog meer verwachten?

‘Als jouw patiënt niet in het algemene paviljoen kan worden opgenomen, en ik heb geen reden om aan jouw professionele inschatting te twijfelen, dan weet ik zeker dat Sarah dat zal begrijpen. Laten we meteen naar haar toe gaan en met haar overleggen. Ik zal je zoveel mogelijk steunen, maar verder kan ik niet gaan.’

Laura dacht even na.

‘Sarah autoriseert geen opnames in paviljoen C die niet eerst door de medische staf zijn beoordeeld. Dat weet je zelf ook wel.’

‘Wat kan ik verder nog zeggen? Ik ben aan handen en voeten gebonden.’

Laura stond voor de tweede keer op. Ze leunde tegen het bureau naast dat van Marcus. Vanaf die plek kon ze zowel uit het raam als naar hem kijken.

‘Ik weet het goed gemaakt,’ zei ze ernstig. ‘Geef me een autorisatieformulier met jouw handtekening, dan vul ik het zelf in en lever het persoonlijk bij paviljoen C af. Als iemand erachter komt, zeg ik gewoon dat ik het uit jouw kantoor heb gestolen.’

Marcus keek haar perplex aan.

‘Waarom zou je zoiets doen?’

‘Je weet toch hoe ik in mijn werk ben, Marcus. Mijn carrière en de bureaucratie in dit stomme ziekenhuis kunnen me geen barst schelen. Voor mij tellen alleen mijn patiënten. En deze in het bijzonder. Als ik hem niet vandaag in paviljoen C laat opnemen, zou alle vooruitgang die we hebben geboekt naar de bliksem kunnen gaan en dat zal ik niet toestaan.’

‘Als hij in mijn paviljoen komt, zul je me wel wat over de man moeten vertellen.’

‘Dat zal ik doen. Geef me een paar uur en ik vertel je alles wat je wilt weten.’

‘Wanneer ga je met Sarah praten?’

‘Zodra ik tijd heb. Waar liggen de opnameformulieren?’

Ze liepen samen de werkkamer uit. Marcus’ secretaresse was met lunchpauze en daar hadden ze geluk mee.

‘Hier,’ zei hij en hij gaf haar een formulier dat hij uit een opbergmap haalde. ‘Nu weet je waar ze liggen.’

Ze knikte en legde het op de tafel.

‘Ik heb je handtekening nog nodig, Marcus.’

‘Wát? Je zei net dat je die zou vervalsen.’

‘Nee, alleen als ik dit formulier ooit moet rechtvaardigen. Het gaat erom dat ze beneden geen achterdocht krijgen. Ik zou niet eens jouw handtekening kunnen namaken. Zet een krabbel die erop lijkt, daarmee zal het wel gaan.’

Marcus was er weer met open ogen ingetrapt.

‘Maar een deskundige kan –’

‘Marcus, ik zei toch dat ik dan zal zeggen dat ik hem vervalst heb! Waarom moet je alles zo ingewikkeld maken? Ik vraag je om een gunst, mijn positie staat op het spel, ik ben het die zich op glad ijs waagt. Ik heb gezegd dat ik je later de bijzonderheden zal geven, als je dat wilt, en dat ik zal zeggen dat ik dit formulier heb gestolen. Je bent zo bang om iets verkeerd te doen dat je een bureaucraat bent geworden.’

Au.

‘Ik teken wel.’ Marcus pakte een pen van het bureau van zijn secretaresse.

Hij gaf haar het papier, nu met zijn handtekening erop.

‘Ik wist wel dat ik op je kon rekenen,’ zei Laura en ze glimlachte flauwtjes. Ze ging zo dicht bij hem staan dat hun gezichten op minder dan twintig centimeter waren. Ging ze hem een kus geven? Haar pupillen flitsten heen en weer terwijl ze zijn gezicht aandachtig bekeek.

Ze gaf hem geen kus.

De laatste uitweg
titlepage.xhtml
jacket.xhtml
Hoofdstuk-01.xhtml
Hoofdstuk-02.xhtml
Hoofdstuk-03.xhtml
Hoofdstuk-04.xhtml
Hoofdstuk-05.xhtml
Hoofdstuk-06.xhtml
Hoofdstuk-07.xhtml
Hoofdstuk-08.xhtml
Hoofdstuk-09.xhtml
Hoofdstuk-10.xhtml
Hoofdstuk-11.xhtml
Hoofdstuk-12.xhtml
Hoofdstuk-13.xhtml
Hoofdstuk-14.xhtml
Hoofdstuk-15.xhtml
Hoofdstuk-16.xhtml
Hoofdstuk-17.xhtml
Hoofdstuk-18.xhtml
Hoofdstuk-19.xhtml
Hoofdstuk-20.xhtml
Hoofdstuk-21.xhtml
Hoofdstuk-22.xhtml
Hoofdstuk-23.xhtml
Hoofdstuk-24.xhtml
Hoofdstuk-25.xhtml
Hoofdstuk-26.xhtml
Hoofdstuk-27.xhtml
Hoofdstuk-28.xhtml
Hoofdstuk-29.xhtml
Hoofdstuk-30.xhtml
Hoofdstuk-31.xhtml
Hoofdstuk-32.xhtml
Hoofdstuk-33.xhtml
Hoofdstuk-34.xhtml
Hoofdstuk-35.xhtml
Hoofdstuk-36.xhtml
Hoofdstuk-37.xhtml
Hoofdstuk-38.xhtml
Hoofdstuk-39.xhtml
Hoofdstuk-40.xhtml
Hoofdstuk-41.xhtml
Hoofdstuk-42.xhtml
Hoofdstuk-43.xhtml
Hoofdstuk-44.xhtml
Hoofdstuk-45.xhtml
Hoofdstuk-46.xhtml
Hoofdstuk-47.xhtml
Hoofdstuk-48.xhtml
Hoofdstuk-49.xhtml
Hoofdstuk-50.xhtml
Hoofdstuk-51.xhtml
Hoofdstuk-52.xhtml
Hoofdstuk-53.xhtml
Hoofdstuk-54.xhtml
Hoofdstuk-55.xhtml
Hoofdstuk-56.xhtml
Hoofdstuk-57.xhtml
Hoofdstuk-58.xhtml
Hoofdstuk-59.xhtml
Hoofdstuk-60.xhtml
Hoofdstuk-61.xhtml
Hoofdstuk-62.xhtml
Hoofdstuk-63.xhtml
Hoofdstuk-64.xhtml
Hoofdstuk-65.xhtml
Hoofdstuk-66.xhtml
Hoofdstuk-67.xhtml
Hoofdstuk-68.xhtml
Hoofdstuk-69.xhtml
Hoofdstuk-70.xhtml
Hoofdstuk-71.xhtml
Hoofdstuk-72.xhtml
Hoofdstuk-73.xhtml
Hoofdstuk-74.xhtml
Hoofdstuk-75.xhtml
Hoofdstuk-76.xhtml
Hoofdstuk-77.xhtml
Hoofdstuk-78.xhtml
Hoofdstuk-79.xhtml
Hoofdstuk-80.xhtml
Hoofdstuk-81.xhtml
Hoofdstuk-82.xhtml
Hoofdstuk-83.xhtml
Hoofdstuk-84.xhtml
Hoofdstuk-85.xhtml
Hoofdstuk-86.xhtml
Hoofdstuk-87.xhtml
Hoofdstuk-88.xhtml
Hoofdstuk-89.xhtml
Hoofdstuk-90.xhtml
Hoofdstuk-91.xhtml
Hoofdstuk-92.xhtml