HOOFDSTUK 18

 

Opnieuw was er een winter over het land gegaan. Begin april lag er ook weer een vrouw in barensnood in Mastland. Deze keer was ze niet bang voor de dood. Ze hoopte er zelfs op.

Al maanden lang leefden Dirk en zij nu als vreemden naast elkaar. Leven? Het was geen leven. Zielsveel hield ze van hem, maar hij hield niet van haar. Die liefde was gestorven toen hij haar had aangetroffen in de armen van Barend Hagoort. Nu verdroeg hij haar slechts onder zijn dak, omdat een huwelijk dat voor God en de mensen gesloten was, nu eenmaal onverbrekelijk was en ze de moeder was van zijn beide zoontjes. Ook het kind dat ze nu ter wereld ging brengen was het zijne, maar hun verwijdering was totaal en tot haar verwondering leek zelfs moeder Leeuwestein daar verdriet van te hebben.

Er werd nooit over gesproken. En wie van het personeel al iets mocht merken, die hield daarover loyaal zijn mond, zodat de praatjes niet het hele dorp rondgingen.

Suus lag in bed en voelde hoe de weeën haar lichaam verscheurden. Het was goedbeschouwd een wonder dat ze het kind niet alsnog verloren had, verscheurd als ze was geweest door het nieuwe verdriet.

Ze was niet zo dik als anderhalf jaar geleden van de tweeling, maar haar buik bolde toch flink op en het kindje was onrustig. Vaak werd Suus 's nachts wakker omdat het kindje zo druk bewoog. Soms ging ze dan dicht tegen de slapende Dirk aanliggen, haar druk bewegende buik tegen zijn rug, die zelfs in de slaap afwerend bleef. Maar nooit had dat enige zichtbare ontroering bij hem teweeggebracht, al wist ze dat hij soms wakker was geworden van die drukte in haar buik.

Wat voor kindje zou dit worden? Deze laatste vrucht van zijn liefde. Daarvan was ze overtuigd, want Dirk toonde nooit meer enig verlangen naar haar. Zelfs een kus kreeg ze niet meer voor het slapengaan. Ze had het verschrikkelijk gemist. Ze moest nu ook in alle eenzaamheid het kind ter wereld brengen.

Moeder Leeuwestein was druk doende met het klaarleggen van het babygoed. Dirk had de dokter opgebeld, want ze hadden sinds een maand telefoon. Dokter zou zelf de bevalling doen, omdat hij wist dat de jonge vrouw er niet zo goed aan toe was. Deze keer was het echter niet het lichaam, dat hem zorgde baarde. Het was de vrouw zelf, die haar levenslust verloren had, en dat was altijd gevaarlijk.

Suus lag stil en liet de pijnen komen en gaan. Deze keer was er geen ongeduldige Dirk die uit de kraamkamer moest worden geweerd, maar hij liep op het veld om toezicht te houden op het eggen, alsof het een dag als alle andere was. Suus verlangde wanhopig naar hem, maar had geleerd die gevoelens te verbergen.

Een enkele maal vroeg ze zich af of Dirk precies zo had geleden in de tijd dat ze zich nog niet bewust was van haar gevoelens voor hem. Had hij evenveel pijn gehad bij de wetenschap dat de liefde vroeger alleen van zijn kant was gekomen? Bij zulke gedachten kwamen de tranen in haar ogen, al dacht moeder dat het van de weeën kwam.

'Deze keer gaat het niet zo lang duren als de vorige keer, vrouw Leeuwestein,' mompelde de dokter goedkeurend. 'Alles gaat zoals het moet.'

Nee, dacht ze, en ineens voelde ze een wilde paniek die zelfs de pijnen van de weeën in de schaduw stelde. Nee, zo kón, zo wilde ze het kind niet ter wereld brengen, de vrucht van de liefde die Dirk eens voor haar gevoeld had, al had ze toen nog niet geweten hoeveel hij voor haar betekende. De negen maanden die sinds de ontvangenis verlopen waren, leken haar een mensenleven toe. Ze moest Dirk zien. Hij moest weten dat ze van hem hield. Hij zou het eindelijk moeten geloven. Een halfjaar lang waren ze als vreemden naast elkaar hun eigen weg gegaan. Als Dirk vandaag niet geloofde dat haar gevoelens oprecht waren, zou hij dat nooit meer doen. Hij moest haar geloven!

'Dokter,' zei ze en keek hem met grote ogen aan. Die vriendelijke, grijsharige man, die zoveel begreep... veel meer dan je zei, hem kon ze vertrouwen. 'Dokter,' hijgde ze voor een nieuwe wee haar lichaam in tweeën leek te scheuren. Ze wachtte tot de pijn weer voorbij was. Zo ging dat met weeën, hoeveel pijn je ook leed, het ging altijd weer over. Zelfs al was je zo moe dat je dacht dat je niets meer verdragen kon.

'Het schiet goed op, vrouwtje. De ontsluiting is bijna volledig.'

'Ik moet u alleen spreken.'

'Nu?'

'Ja, nu,' zei ze gejaagd en ze keek schichtig naar moeder Leeuwestein, die haar verwondering niet verborg, maar op een wenk van de dokter toch de voorkamer verliet.

'Zeg het maar, vrouw Leeuwestein. Is het onmogelijk je kind te krijgen met een bezwaard gemoed?'

'Zo is het niet helemaal.' Suus moest een beetje huilen omdat de emoties zo hoog zaten. 'Ziet u, er is iets gebeurd tussen mijn man en mij, hij denkt dat ik niet meer van hem hou, maar dat is wel zo, hij... wij...' Ze kermde licht bij een nieuwe pijnscheut, anders deze keer, de persweeën gingen komen, wist ze nu. Veel tijd was er niet meer. 'Laat hem halen, dokter. Ik wil het kind niet krijgen zonder hem.'

'Ja, ja, ik zie het al. Zelfs in barensnood nog om die kerel denken. Nu goed, ik zal iemand sturen om de baas te halen.'

Even later holde Pieternel dwars door de pas geëgde akker. 'Baas, baas, de dokter zegt dat u onmiddellijk moet komen.'

Dirk kwam geschrokken naar huis, aarzelde in de deur van de kraamkamer, maar werd door de dokter naar binnen getrokken. 'Dat vrouwtje van je kan het kind niet krijgen zonder jou. En als ik jou was, zou ik maar goed naar haar luisteren. Ik kende je al, Leeuwestein, toen je nog een snotneus van drie turven hoog was, en ik weet ook heel goed hoe een man kan lijden onder valse trots. Maar als je dat vrouwtje van je in leven wilt houden, zou ik die nu maar van me afzetten.'

Hij stapte de gang weer in met de mededeling dat hij vijf minuten weg was om in de keuken een kop koffie te drinken. Verward keek Dirk de kamer rond, waar hij plotseling alleen met Suus was achtergebleven. Suus, die zachtjes kermde onder een nieuwe perswee, maar die niet aan de geboorte kon meewerken voor ze had gezegd wat haar hart zo bezwaarde. Hij bleef aarzelend voor het ledikant staan, van streek omdat hij zag hoeveel pijn ze had. Hij had nooit vermoed dat het zo'n pijn deed om een kind te krijgen.

De wee ging voorbij en Suus opende de ogen. Ze hijgde licht. 'Ligt er nog een waslap, Dirk? Was mijn gezicht eens af. Ik heb het zo ontzettend warm.'

Hij deed het, met aarzelende en onhandige bewegingen. 'Wil je wat drinken?' vroeg hij links.

'Nee, dat mag niet. Eerst moet het kind er zijn.'

'Wat is er dan? Gaat het niet goed?'

'O, deze keer gaat alles goed. De dood ligt niet op de loer, zoals met de geboorte van de tweeling.'

'Gelukkig maar.'

Suus probeerde zich op te richten, maar ze was zo moe.

'Gelukkig, Dirk? Ik dacht juist dat je me nu wel kwijt wilde.'

'Nee, dat is niet waar.'

'Dirk, dit kind is het resultaat van jouw liefde voor mij. Daaraan lig ik aldoor te denken. Ik kan het niet krijgen als je niet gelooft dat ik daarna heb ontdekt dat ik ook van jou hou, Dirk. Na die ene, vreselijke dag hebben we er nooit meer over gepraat, maar nu moeten we dat doen, Dirk.'

De pijn begon opnieuw, ze greep zijn hand en kneep erin, zo hard ze kon. Ze

moest de tanden in haar lip zetten, tot bloedens toe, om het niet uit te schreeuwen. Het duurde nu niet lang meer, wist ze. Dit kind drong zo aan om in de wereld te komen.

'Mijn God nog aan toe, Suus. Ik ga de dokter roepen.'

'Nee, nee, je moet bij me blijven, je mag niet weggaan nu, me niet alleen laten. Zo alleen als ik aldoor geweest ben,' hijgde ze midden onder de pijn. 'Ik kan het niet langer verdragen, Dirk.'

De pijn ebde niet meer helemaal weg, maar zette direct met hernieuwde kracht in, nog heftiger. Suus' lichaam kromde zich onder deze ene wee, die het kind voortstuwde dat zich niet langer van deze wereld liet houden. Omdat Suus zijn hand omklemde, zoals een drenkeling dat deed met de hem toegestoken boei, schreeuwde Dirk wanhopig: 'Dokter, dokter!' Al had hij vele malen zijn dieren verlost, zijn vrouw, dat was toch iets heel anders. Hij herinnerde zich dat de baker hem de vorige keer had gezegd dat mannen niet in de kraamkamer hoorden, nu, dat was waar, hij voelde zich een onhandige kleine schooljongen. Suus had de ogen dicht. Ze schreeuwde nu omdat ze het niet langer in kon houden. Haar lip bloedde en haar gezicht zag donkerrood van de inspanning, De dokter stond ineens naast hem, griste in de spanning het laken weg, waaronder hij tot nog toe zijn werk had verricht, want het was nu eenmaal niet fatsoenlijk als een vreemde man het onbedekte lichaam van een vrouw zag. Zelfs niet in barensnood. Maar even vreesde hij dat er werkelijk iets mis was en hij had maling aan de fatsoensbegrippen als er een leven mee gemoeid was.

Toen zag Dirk hoe het hoofdje al buiten het moederlichaam was gekomen, hoe de dokter niets anders hoefde te doen dan het tere babylichaampje verder naar buiten te helpen. Een klein dochtertje gleed de wereld in, terwijl hij als een geslagen hond stond toe te kijken.

'Weg jij, weg jij,' bromde zijn moeder, die achter de dokter uit de keuken was komen rennen en haastig het laken teruglegde, maar Dirk bleef als aan de grond genageld staan. Suus bewoog niet meer en kermde ook niet langer. Was ze dan toch dood gegaan, in die ontzettende pijngolf?

Een felle onrust joeg het leven in zijn lijf terug. 'Suus!' Hij schudde haar zodat ze de ogen opende.

'Ga weg, Dirk, het is achter de rug.'

'Het is een meisje, net zoals ik had gehoopt,' fluisterde hij opgetogen en voor het eerst in vele maanden zag ze het leven in zijn ogen terugkeren. Ze probeerde te glimlachen, maar in plaats daarvan moest ze alleen maar huilen.

'Niet doen, Suus. Alles is nu in orde,' fluisterde Dirk aangedaan. Ze huilde nog harder. De pijn was weg en Dirk was weer even teder als vroeger. Ze voelde alleen nog een vage pijn toen de nageboorte kwam, maar dat was alles.

'Ga nu maar naar de keuken, Leeuwestein,' bromde de dokter met glimmende oogjes. 'Je hebt meer gezien dan menige andere kerel.'

'Ik had het voor geen goud willen missen,' zei Dirk ontroerd. 'Zoiets zouden alle mannen moeten meemaken, dokter. Als ze wisten hoe een vrouw moet lijden om een kind ter wereld te brengen, zouden ze misschien meer respect voor hen hebben.'

'Zo is het, Leeuwestein, maar met alle respect van mijn kant, nu moet je wegwezen.'

Een halfuur later stond de dokter in de keuken en vroeg om een borrel vanwege de goede afloop. 'Wees er maar trots op, Leeuwestein, zo'n vrouwtje hebben er niet veel. Ik zie er maar weinig die zo aan hun kerel hangen.'

Dirk boog zijn plotseling rood geworden hoofd, maar gaf geen antwoord. Gezamenlijk sloegen de mannen hun borrel achterover, terwijl Pieternel mopperde dat ze de kandeel zou halen, die ze tijdens de baring vast had gekookt.

'Twee zoons en een dochter,' mompelde Dirk na de eerste lepeltjes kandeel. 'Het kan niet mooier, dokter.'

'Laat je vrouw er niet elk jaar een krijgen, dan heb je lang plezier van haar. Ik ga maar eens opstappen. Je moeder kan het nu verder zelf wel af. Ga nog maar even bij je vrouw kijken en laat haar dan slapen. Ze schijnt zich erg ongerust gemaakt te hebben de laatste tijd.'

'Ja, dokter, maar dat was niet nodig.'

'Zeg haar dat dan,' bromde de oude man vaderlijk, waarna hij in de stal op zoek ging naar zijn knecht, die hem naar het dorp terug moest rijden.

 

'Suus.'

Ze opende haar ogen, die al zwaar werden van vermoeidheid. Toen ze zag dat het Dirk was, werd ze ineens klaarwakker.

'Ik heb hier een kopje kandeel voor je.'

'Pieternel heeft me al koffie gebracht.'

'Hoe voel je je nu?'

'Moe, maar dat hoort zo.'

'Alles is goed, hè?'

Suus keek hem aan. 'Is dat zo, Dirk?'

Hij boog zich en kwam op de rand van het bed zitten. 'Heb ik me dan echt vergist, die keer?' vroeg hij ootmoedig, zodat Suus het niet helpen kon of de waterlanders kwamen weer tevoorschijn.

'Kijk mij nou. 'Ik huil vandaag meer dan in heel mijn leven bij elkaar. Dirk, ik heb je zo gemist. Ik kón zo niet verder leven. Als je niet gekomen was, geloof ik dat ik liever was doodgegaan.'

'Je gaat zomaar niet dood. Ik zou het niet goed gevonden hebben.'

Ze lachte door haar tranen heen. 'Malle.'

'Ik hou van je, Suus, nog steeds. Maar je hebt er geen idee van hoe je me gekwetst hebt.'

'Toen niet, maar nu wel. Deze maanden waren onverdraaglijk.'

'Voor mij ook, maar dat is nu voorbij.'

'Gelukkig maar. Ik hou echt van je, hoor.'

'Ik geloof je nu wel.' Hij glimlachte. Haar ogen vielen eindelijk als vanzelf dicht. De bevalling en vooral de heftige emoties eisten hun tol. Suus moest slapen om weer nieuwe krachten op te doen. Dirk sloop op zijn tenen de kamer uit.

 

Toen Suus weer wakker werd, hoorde ze veel stemmen in de keuken. Die van Mineke klonk boven alles uit. Arme Mineke, ze moest haar waarschuwen voor Barend, maar of het helpen zou? Ze tilde haar hoofd op. 'Moeder?'

Sanne van Bressij had stilletjes in een stoel naast de kachel gezeten om te wachten tot haar dochter weer wakker werd.

'Zo, lieverd, heb je lekker geslapen? Ik ben meteen gekomen toen ik hoorde dat het je tijd was.'

'Ik ben zo blij dat u er bent. Hoe laat is het?'

'Zowat tijd voor het avondeten. Heb je trek?'

'Nou en of.'

'Mooi. Ik heb krachtige bouillon voor je meegebracht.'

'Lekker. Heeft u haar al gezien?'

Moeder glimlachte. 'Het is een schatje. Hoe gaat ze heten?'

'Dat weet ik nog niet. We kunnen niet nog een Suzanne in de familie hebben, hè?'

'Noem haar maar Arendina, naar je schoonmoeder. Je zou haar er heel gelukkig mee maken.'

'Eens heb ik mezelf gezworen dat nooit te zullen doen.'

'Ze heeft je het leven heel moeilijk gemaakt, ja?'

'O, moeder. Ik kan niet zeggen hoe moeilijk.'

'Reken je haar dat nog steeds aan?'

'Ik weet het niet meer. Ik geloof van niet, maar ik kan het ook niet vergeten. Ze is wel veranderd, na de storm, maar toch... Sinds die tijd is ze zelfs wel vriendelijk voor me. Ik wilde dat ik kon geloven dat ze zo bleef. Dat ze het meent.'

'Dat doet ze ook, meisje. Ik weet het zeker.'

'Dan zal ik het ook maar geloven, hè, moeder?'

'Goed zo. Denk je dat je haar dan ten slotte kunt vergeven wat ze je heeft aangedaan?'

'Waarom deed ze het, moeder? Dat heb ik nooit begrepen.'

'Ze hield zielsveel van haar enig kind. Dat was de enige fout die ze maakte, Suus. Ze kon hem niet loslaten en nog minder met een ander delen. Ze was jaloers op zijn liefde voor jou.'

'Dat was niet nodig.'

'Ik denk wel dat ze daar inmiddels zelf achter gekomen is.'

'Zou het?'

De wijze Sanne knikte met een blik van rustige liefde in haar ogen. 'Jawel. Denk daaraan, dan kun je ook vergeven, Suus. Vergeving is een groot goed. Dat leert de Bijbel ons ook. Zonder vergeving kunnen wij geen van allen een goed christen zijn.'

Suus glimlachte bevrijd. 'Ja, moeder, nu het tussen Dirk en mij goed is, kan ik haar ook wel vergeven. Liefde kan een mens tot vele dingen drijven, dingen die je in je wanhoop anders nooit zou doen, hè? Daar ben ik zelf ondertussen ook wel achter gekomen. Het is haar vergeven. Het stoort me niet langer en tegenwoordig is ze werkelijk aardig voor me, eerlijk is eerlijk.'

'Noem je dochter dan rustig naar haar. Dat zal nu geen pijn meer doen.' De beide vrouwen lachten samen in innige verbondenheid, toen stond moeder op om in de keuken een kop warme bouillon voor de kraamvrouw te halen.

 

Later kwamen ze allemaal naar de kraamkamer. Dirk, haar beide ouders, haar zusje en ook moeder Leeuwestein. Er werd beschuit met muisjes rondgedeeld en de pasgeboren baby werd wakker van de drukte. Ze liet een paar klagelijke geluidjes horen, wat de beide grootmoeders naar de wieg deed snellen. Omdat ze niet in een bedstee sliepen, had het kind een echte wieg en geen krib om in te liggen.

'Neemt u haar maar, vrouw Leeuwestein,' zei Sanne van Bressij glimlachend.

'Nee, nee, de eer is aan u. Ze zal wel naar u heten, het wicht.'

Suus tilde het hoofd op. 'Nee, moeder, het kind heet Arendina, naar u. Als er nog eens een kindje komt, is het weer de beurt aan de Van Bressij's, maar deze keer is het een klein Dientje.'

Warempel, nu huilde moeder Leeuwestein en dat had Suus nog nooit gezien. Zelfs niet toen vader stierf. De dankbare blik van Dirk deed haar een brok in de keel schieten.

'Dientje,' mompelde Dries van Bressij, met een nadenkende blik in zijn ogen die er nog was toen ze werden onderbroken door Pieternel, die Woutertje en Driesje binnenbracht om even naar hun zusje te kijken, voor ze moesten gaan slapen. 'Met een Dientje is voor onze familie een roerige geschiedenis begonnen. Ik heb de familiebijbel meegenomen, om daar de naam van het nieuwe kind in te schrijven. Haal het boek eens, Mineke. Het ligt nog in de keuken. Ik heb er na het eten uit gelezen. Een psalm, mijn kind.'

'Vertel eens, vader, over vroeger. Over die eerste Dientje. Hoe zat dat precies?' smeekte Suus.

Dries van Bressij sloeg de eerste bladzij op van de oude familiebijbel van Maesvreugt. 'Hier staat het. Mijn grootvader, ook een Andries, was getrouwd met Magda den Hartigh, maar dat was een ongelukkig huwelijk en hij kreeg een kind bij een dienstbode. Dat was de eerste Dientje. Later is grootvader toch nog met zijn Nelleke getrouwd. Ik herinner me haar nog goed. Ze was heel lief en moederde over ons. Toen ze eenmaal was gestorven, ging grootvader ook heen, van puur verdriet. Ze konden niet zonder elkaar, die twee. Tante Dientje zegt dat dat altijd zo geweest is.' 'Wat is dat allemaal al lang geleden, hè?'

'Tante is nu in de zeventig, dus kun je nagaan. En dan was er ook nog die geschiedenis van mijn vader, Hendrik. Hier staat hij. Die kreeg een ongeluk op de Buitensluisse paardenmarkt. Hij was toen getrouwd met je tante Sabina, die later naar Maasdam ging om met de schoolmeester daar te trouwen. Een schoolmeester voor een boerendochter. Dat gaf me een opschudding.'

Ze lachten allemaal, omdat moeder verongelijkt opmerkte: 'Sabina is anders best gelukkig met haar boekenwurm.'

'Ja, ze leest tegenwoordig zoveel dat ze net zo geleerd dreigt te worden,' zei Dries hoofdschuddend. Het was iets dat hij maar niet begrijpen kon. Wie las er nu een boek als je met je blote handen de eerlijke aarde kon bewerken?

'Zelf hebben we ook al het een en ander meegemaakt,' peinsde moeder. 'Ik herinner me hoe je van streek was na de ramp met de stoomboot, de Oude Maas, weet je nog, Dries, toen de tram en zelfs de brug er nog niet waren?'

'Nu je het zegt, dat lijkt al lang geleden, vrouw.'

'Dat is het ook,' mompelde Sanne. 'Meer dan vijfentwintig jaar.'

'Ik zag een jong meisje voor mijn ogen verdrinken. Pietje heette ze, dat vergeet ik nooit van mijn leven. Ik heb er jarenlang van gedroomd, zelfs nog nadat wij getrouwd waren, Sanne.'

'En toen kwam ik,' grinnikte Suus.

'Ja, en nu is er alweer een nieuwe generatie. Jij hebt kinderen die Mastland zullen voortzetten. Mineke wil naar de stad om voor onderwijzeres te gaan leren en na mij zal Hendrik Maesvreugt overnemen. Hendrik wordt een goede boer. Gelukkig aardt hij naar mij, naar alle Andriessen. De vroegere Hendrikken hadden niet allemaal een even aangenaam karakter. Hij zal over twee maanden eveneens een getrouwd man zijn, Suus.'

'Genoeg over het verleden nu,' vond Dirk. 'Nu is het tijd voor de toekomst. Laten we het glas heffen op onze toekomst, Suus, op die van onze kinderen en van de hele generatie jongeren die na ons het heft in handen zullen nemen en zullen zorgen voor dat, wat wij in ons leven hebben opgebouwd.'

Ze maakten het niet laat, die avond, maar het was de gelukkigste avond van Suus' leven geworden. Om zo bij elkaar te zitten, de hele familie, zonder één onvertogen woord. Het tedere gebaar waarmee moeder Leeuwestein haar wang had gestreeld, voor ze naar bed ging. De rust en de levendigheid op Dirks gezicht, die maanden weg waren geweest en er nu weer waren. Nu was alles goed, wist ze. Alles was ten slotte toch in orde gekomen. In stilte zond ze een dankgebed omhoog, toen Dirk de nachtronde deed, zoals hij elke avond gewoon was te doen om zelf te zien of alles op de boerderij in orde was voor hij naar bed ging.

Toen hij terugkwam en zijn kleren over een stoel hing, keek Suus hem met glinsterende ogen aan. 'Ik had nooit gedacht dat ik me nog eens zo gelukkig zou voelen, Dirk.' ,

Hij glimlachte. 'Ik ook niet. Ik verwonder me er nog steeds over dat alles zo goed terechtgekomen is.'

'Ik ook,' antwoordde Suus en ze lachte niet langer. Ze keek hem ernstig aan. 'We weten nu, dat we niet zonder elkaar kunnen leven, Dirk. Laten we voortaan zuinig zijn op ons geluk. Er mag nooit meer iets tussen ons komen. Zolang jij en ik samen zijn... zolang zullen we alles aankunnen. Er zal op onze weg heus nog wel eens een kruis komen om te dragen, maar ik ben er niet bang voor, Dirk. Jij en ik, zo is het goed. Samen kunnen we alles aan.' Ze glimlachte onder zijn kus.

'Het is dat je een kraamvrouw bent,' mompelde hij, nadat hij als vanouds de petroleumlamp laag had gedraaid.

'Nog even geduld. Er zal nog wel meer veranderen, niet? Ik kan nauwelijks wachten tot het zover is.'

'Wat zeg je me daarvan!' zei hij verwonderd en hij was zo verbaasd dat ze nog lange tijd in het donker moest lachen.