HOOFDSTUK 7

 

Susanne hoestte keer op keer. De wegen waren verschrikkelijk stoffig, en dat al zo vroeg in het jaar. 's Winters kon je nauwelijks reizen omdat de wagens in de modderige wegen wegzakten, en de paarden soms ook, maar s zomers reizen kon al even verschrikkelijk zijn. Op de nu gortdroge wegen wierpen de paardenhoeven zulke stofwolken op dat je in de sjees naar adem zat te happen en je neus, je oren, je ogen en je keel, ja, ook je kleren, alles kwam onder het vieze geelbruine stof te zitten. Vaders ogen waren gaan tranen door het stof, hij hoestte niet, maar hield een zakdoek voor zijn mond, en de tranen trokken bleke strepen over de vuile wangen. Ze zouden er verschrikkelijk uitzien als ze bij tante aankwamen.

Ze waren onmiddellijk na de kerkdienst weggereden. Zelfs in de kerk was het niet langer kil geweest. De zon scheen schroeiend over de velden en de regen was de laatste weken veel te schaars. Het zou niet veel langer moeten duren, anders zou het een mager jaar worden. De regen die met de onweersbui was gevallen, was veel te weinig, zei vader.

Maar wat zat ze toch te piekeren over stof en gewassen. Was ze dan niet eindelijk op weg? Alle mensen die een gerij hadden trokken elk jaar op kriekenzondag naar Oud-Beijerland. Krieken waren net kersen, ze smaakten alleen nog lekkerder en ze waren zo kwetsbaar dat er niets van overbleef als je er een mandje van meenam in de sjees. Eer je thuis was waren alle krieken kapot.

Ze groeiden ook alleen maar ginds, waarom dat zo was wist Susanne niet. Kriekenbomen waren erg hoog. Als ze geplukt werden moesten de potigste kerels van het dorp eraan te pas komen om de ladders te verplaatsen. Johan zou daar dit jaar bijhoren. Het werd door de mannen als een eer beschouwd om voor dat baantje in aanmerking te komen. Alle mannen wilden altijd de sterkste zijn.

Voor hen reed het rijtuig van Kreekestein. Reindert had zich een poosje geleden omgekeerd en zijn hand opgestoken. Omdat moeder erop lette had ze zijn groet beantwoord. Hij had tevreden gelachen, zijn tanden staken wit af in het stoffige, bruine gezicht. Reinderts tanden waren nog wit. Die van vader en ook die van Johan waren bruin van de tabak.

Eindelijk, het leek ondertussen of ze al uren in het stof hadden gezeten, reed de sjees het dorp in om even later voor de woning van tante Martha te stoppen. Tante woonde in een deftige burgermanswoning schuin tegenover het gemeentehuis, dat zo grappig over het water was gebouwd. Geen boerderij voor tante en oom, maar soms was het wel prettig om zulke deftige familieleden te hebben.

Haar dunne batisten japonnetje zat toch nog aan het lijf geplakt, haar hemd moest wel helemaal nat zijn en ondanks het luchtige batist waren de vele onderrokken warm en zwaar. Het was echter mode om je rok zo wijd mogelijk te laten uitstaan. Bets had er een uur op gezwoegd om de onderrokken te stijven en de ene met de volants te strijken. De ingesnoerde taille voelde onaangenaam aan bij dit weer. De onweersbui had niet veel verkoeling gebracht en het weer was werkelijk uitzonderlijk voor deze tijd van het jaar. In haar decolleté droeg Susanne een inzetje van batist en de japon had een keurig opstaand kraagje. Het was haar deftigste japon, maar moeder wilde dat ze er goed zou uitzien nu ze in het dorp krieken gingen eten en iedereen hen kon zien. Haar mooie, witte sierschort was veranderd in een gore, grauwende lap, verkreukeld omdat ze er gedachteloos mee had zitten spelen. Haar krullenmuts zou waarschijnlijk al evenzeer onder het stof zitten als haar gezicht. Ze had haar mooiste muts op, waarin wel drie ellen kant zaten, die ze gekocht hadden van een marskramer uit België. Ze had er veel werk aan gehad om de muts met slappe thee te spoelen, zodat hij weer vaaggeel van kleur was, net als een nieuwe kanten muts. Mutsen die al vaak gewassen waren, waren wit en iedereen wilde graag dat de muts weer als nieuw zou lijken. Zelfs Dientje paste dat handigheidje toe. Die had natuurlijk geen kanten mutsen, maar een gewone van tule waarop ze een patroon had gestopt zodat het net kant leek. Dat kon Dientje erg mooi. Tulen mutsen waren nieuw altijd een beetje blauw, en dus toverde Dientje met een dotje blauw de nieuwe kleur terug.

Moeder haalde een reukflesje tevoorschijn en snoof er luidruchtig aan. 'Wat een hitte,' kreunde ze. Moeder had gedurende de hele rit zitten mopperen op het stof, op vader, omdat die toch wilde gaan en op haar, omdat ze plezier had terwijl moeder almaar moest hoesten van benauwdheid. Tante zorgde echter voor een waskom en een paar waslappen, zodat ze het ergste stof konden afwissen en de meid borstelde in de vestibule al hun kleren af.

Susanne had graag even in een spiegeltje gekeken om te weten hoe ze eruitzag, maar tante behoorde tot de vrouwen die vonden dat spiegels slechts de ijdelheid dienden. Johan! Nu het bijna zover was voelde ze dat ze een beetje nerveus was. Zou ze hem zien of zouden ze elkaar mislopen in de drukte? Zou hij net zo reikhalzend naar haar uitzien als zij naar hem? Ze moest natuurlijk doen alsof het haar niets interesseerde, dat hoorde zo, maar ondertussen klopte haar hartje in haar keel.

De koffie was heerlijk. Het pijnlijke gevoel in haar keel verdween en ze hoefde niet langer te hoesten. Moeder en tante begonnen te praten en Susanne schoof ongedurig op haar stoel heen en weer. Jacoba was jengelig na de lange kerkdienst en de vermoeiende reis, de ouderen maakten echter in het geheel geen haast. Het was moeilijk om je ongeduld niet te tonen, maar eindelijk stond oom op en kwam ook de rest van het gezelschap in beweging.

Ze wandelden door de volle straten naar het hotel waar de krieken werden geserveerd. Ze schoten maar langzaam op, want het was druk op straat en overal kwamen ze bekenden tegen. Nu vond Susanne dat niet langer erg. Zo kon ze goed opletten of ze Johan ergens zag.

Wat een rijtuigen stonden er overal! Het gestap van paardenhoeven op de klinkerstraat was nauwelijks te horen door het drukke geroezemoes van stemmen en schreeuwende kinderen, die overal rondrenden en voor verwarring zorgden.

Bij het hotel was het nog drukker, maar de waard had tafeltjes en stoelen buitengezet in de schaduw van het huis, en oom wist daar wonder boven wonder een tafeltje te bemachtigen. Het was er aangenaam, na de rit en de wandeling in de brandende zon. En... de krieken waren heerlijk! Zo zoet en zo sappig, je kreeg er wel zwarte vlekken van op je handen, maar dat gebeurde iedereen.

O, het was toch geen wonder dat de mensen er een lange en vermoeiende rit voor overhadden om eenmaal in het jaar krieken te kunnen eten.

Vader en oom voerden een vervelend gesprek over een boek dat niemand gelezen had maar waar iedereen over praatte, omdat de schrijver beweerde dat

niet God de mensen had geschapen, maar men zijn voorouders onder de aapachtigen moest zoeken. Vader en oom maakten zich ontzettend boos over zoveel goddeloosheid en dat deed eigenlijk iedereen. Waarom dan die drukte? Moeder en tante keken naar de voorbijgangers en zaten er hoofdzakelijk om zelf te worden gezien. Beiden droegen hun mooiste mutsen en kostbaarste sieraden, want vandaag keek iedereen naar iedereen en al kijkende werd menig huwelijk uitgedacht. Nu Susanne op de huwbare leeftijd was gekomen en haar broer Hendrik bijna, leek haar moeder nauwelijks nog aan iets anders te denken.

Hendrik speelde verveeld met zijn horloge en vulde zijn kriekenmaal gretig aan met een borrel. Van moeders afkeurende blikken trok hij zich niets aan. Gewoonlijk kon moeder veel van Hendrik verdragen, maar vandaag werden ze door iedereen gezien. Dat mocht Hendrik niet vergeten. Jacoba was met een paar meisjes aan het hoepelen, die amuseerde zich weer. Zou ze durven voorstellen wat heen en weer te lopen met Hendrik? Dat zou toch wel goed zijn? Moeder keek zuinigjes, maar vader knikte rustig. Hij was niet langer boos op de onbekende schrijver, maar had eveneens een borrelglas in de hand, net als oom, en er stond nog een vreemde man bij hen te praten. Hendrik had er wel oren naar om zich wat te vertreden.

'Eens kijken naar de meisjes hier,' merkte hij vrolijk op en zijn ogen namen alles goed in zich op.

'Zijn die van Ammekerk niet goed genoeg?' viste Susanne.

'Een beetje rondkijken kan nooit kwaad.'

'Eigenlijk heb je wel gelijk,' gaf ze toe. Haar ogen gingen ook over de mensenmassa. Al die tijd had ze slechts dat ene donkere hoofd gezocht. Tot dusver vergeefs.

Zo langzamerhand begon de ergste hitte wat af te nemen, ook al omdat er een lekker windje opstak. Als je ervoor zorgde in de schaduw te blijven was het heel aangenaam om wat te wandelen. Het was eigenlijk verbazingwekkend hoeveel mensen Hendrik bleek te kennen. Susanne ging zo op in het knikkerspel van een paar kinderen dat ze plotseling schrok van een bekende stem, die joviaal riep: 'Hé, Bressij, wat aardig dat je er bent. Heb je de krieken al geproefd?' Het was Johan.

'Zeker,' grinnikte Hendrik. 'Even flauw als altijd. Ik prefereer de borrel.

Ken je mijn zuster Susanne?'

'Natuurlijk. We hebben elkaar meermalen ontmoet, het laatst met Pasen bij je oom en tante.'

Ze gaven elkaar een hand en Susanne probeerde er niet aan te denken hoe hij haar in de tuin achter het kippenhok had geprobeerd te kussen, toen ze naar het stilletje15 was geweest en nog wat door de tuin liep omdat het praten daarbinnen zo vervelend was.

'Ik had al gehoopt je te ontmoeten,' zei Johan, en zijn donkere ogen schitterden. O ja, hij herinnerde het zich ook! Hij bracht haar altijd een beetje van haar stuk. Zijn woorden waren onberispelijk, maar met zijn blikken wist hij altijd iets intiemers te insinueren. Ze was ook nu weer een beetje bang van hem, dat was ze steeds als ze elkaar ontmoetten, maar zag ze hem niet dan keek ze aldoor naar hem uit en moest ze ook de hele tijd aan hem denken. Hij verwarde haar en tegelijkertijd was het opwindend. Hij wist haar het gevoel te geven dat ze een aantrekkelijke vrouw was, en niet veel mannen konden dat. De meesten waren even saai en vervelend als Reindert Moerkerken.

'Mag ik een stukje met jullie meelopen?' Hoffelijk bood hij Susanne een arm en zuinigjes legde ze haar hand op zijn mouw, zoals ze dat de deftige jongedames bij hun begeleiders zag doen. Hoe Johan het klaarspeelde wist ze niet, maar eer ze aan het einde van de straat waren hadden ze Hendrik uit het gezicht verloren.

'Ziezo,' zei Johan tevreden. 'Eindelijk kunnen we wat met elkaar praten, jij en ik.'

'We moeten snel terug,' antwoordde Susanne ongerust. 'Moeder zal het nooit goedvinden als ik hier met jou alleen blijf.'

'Nou, alléén, dat is wat sterk uitgedrukt,' meesmuilde Johan.

'Er zijn hier mensen genoeg. Jullie gaan toch zeker niet naar huis voor de ergste hitte voorbij is?'

'We moeten nog eten. Tante is bij de meid gebleven om te zorgen dat er niets mis kan gaan.'

'Dan lopen we langzamerhand terug naar het hotel. In orde?'

'Ja,' zuchtte Susanne en heimelijk bekeek ze zijn donkere, knappe profiel. Hij was zo heel anders dan de boerenzoons uit Ammekerk. Niet alleen zag hij er anders uit, hij gedroeg zich ook anders. Zijn vrije opmerkingen, zijn vrolijkheid, alles aan hem was boeiend. Susanne ontspande zich weer een beetje. Stel je voor, dagenlang had ze ernaar verlangd hem weer te zien en nu het zover was zou ze bijna alles verknoeien door angstig te zijn.

'Is er al sprake van een huwelijk?' wilde Johan even later plompverloren weten en weer schrok Susanne. Zoiets zei je toch niet? 'Vader en moeder praten er wel over,' hakkelde ze verlegen. 'Maar er is nog niets zeker.'

'Ik weet dat ik het niet mocht vragen, maar ik vind je erg lief, Susanne. Sinds Pasen heb ik vaak aan je gedacht.'

'Ik ook aan jou,' bekende ze fluisterend.

'Dus er is nog niet een speciaal iemand?' drong hij aan.

'Er is nog niets beloofd,' stelde Susanne hem gerust.

'Gelukkig maar. We hebben niet veel tijd. Ik kom wel eens op een avond langs om wat te praten. Ik kan altijd doen of ik voor Hendrik kom. Ze willen thuis zeker dat je met een boerenzoon trouwt?'

'Ja. Wat anders?' vroeg ze ademloos.

'Mijn vader is handelaar,' antwoordde Johan slechts. Ze zwegen weer. Het viel Susanne op hoeveel er naar hen gekeken werd. Vooral door jonge meisjes, die hier met hun moeders liepen om gezien te worden.

Johan had gezegd dat hij haar lief vond. En met Pasen had hij haar gekust. Dat moest toch wel wat te betekenen hebben? Ze bloosde als ze eraan dacht, maar tegelijkertijd drong de ongewenste vraag in haar bewustzijn door of hij misschien wel erg véél meisjes lief vond. Hoe kwam ze daar zo bij? Ineens leek het heel wat minder leuk hier samen met hem te lopen. Als hij een losbol was, wist iedereen dat en dan zouden ze alleen een beetje medelijden hebben met haar. Hij had zoiets over zich, ze had dat nog niet eerder opgemerkt. Hij was eigenlijk al te vlot, al te vrolijk. Ze begon naar Hendrik uit te zien, zoals ze eerst naar Johan had uitgekeken. Ondertussen schold ze zichzelf uit voor dwaas.

Johan praatte ondertussen en bemerkte niets van haar vreemde gedachten. 'Ik ben onlangs bij mijn vader in de zaak gekomen. Voor die tijd was ik bij een oom in de leer.'

'Bevalt het werk je?'

'Ach, het is nu eenmaal gebruikelijk hetzelfde beroep te kiezen als je vader.

En ik zit liever in de handel dan dat ik moet boeren. Dat zou niets voor mij zijn, weet je.'

'Het heeft zijn voordelen,' weerlegde Susanne.

'Dat komt omdat je niet beter weet. Stel, je wordt later boerin. Dan moet je altijd maar werken en sloven. Niet alleen je gewone huishoudelijke werk, maar ook brood bakken, karnen, voor kippen en kalveren zorgen, noem maar op.'

'Wij hebben ook een meid.'

'Mijn moeder heeft er drie, zodat ze kan borduren en visite ontvangen.'

'Gaat dat op den duur niet vervelen?' Zo leek het Susanne tenminste.

'Werken verveelt,' vond Johan. 'Denk er maar eens over na, dan zul je zien dat ik gelijk heb. Zeg, ik ken geen enkel meisje dat zo'n knap snoetje heeft als jij. Je zou een prachtvrouw zijn voor een handelsman.'

Nu bloosde ze tot aan haar haarwortels en ze was blij dat ze juist vader en moeder zag, die al waren opgestaan. Hendrik was nog nergens te bekennen, maar moeder leek opgelucht haar te zien.

'Ik heb me over uw dochter ontfermd.' Johans manieren waren zo beleefd dat er niets op aan te merken viel. Nu niet. 'In het gedrang is ze haar broer kwijtgeraakt.'

'Hoe kon dat gebeuren?' vroeg moeder ongerust, maar vader bedankte Johan en praatte even over de zalmvisserij. Johans vader verkocht zijn zalm tot diep in Holland. Het was een aardig nevenbedrijf, want zalm ving je slechts tussen half februari en half augustus.

Bijna onopgemerkt wist Johan zich te laten uitnodigen de komende zaterdagavond eens langs te komen om Maesvreugt te bekijken. Susanne stond versteld over zoveel handigheid. Hij wist bepaald hoe hij zoiets aan moest leggen! Niemand zou in de verste verte vermoeden dat hij slechts voor haar kwam.

 

Vader was al vroeg naar de scheerwinkel gegaan. Zoals gewoonlijk was het daar op zaterdagavond erg druk, want de meeste mannen lieten zich dan scheren en gebruikten de gelegenheid om eens lekker naar de laatste nieuwtjes te luisteren. Het was er altijd druk tot laat in de avond.

Ze hadden eindelijk enkele dagen lang regen gehad. Vader was er tevreden over, hij had vandaag verschillende losse arbeiders gehuurd voor het wieden. Het kwam goed uit dat hij in zo'n best humeur was, nu Johan zou komen.

Susanne was opgewonden bij het vooruitzicht. Na het avondbrood was ze met Dientje op de bank buiten gaan zitten om lakens te zomen voor haar uitzet. Dat vond ze een vreselijk werk, maar gelukkig mocht Dientje haar helpen omdat ze het zo netjes kon. Je kon precies zien welke lakens door Dientje waren gezoomd en welke door haarzelf. Suzanne kon er niets aan doen dat ze Dientje binnen de kortste keren had verteld over haar laatste ontmoeting met Johan. De ontmoetingen bij tante Martha, de kus achter het kippenhok met Pasen en de ontmoeting op kriekenzondag, alles kwam nog eens aan bod. Dientje luisterde zoals altijd zwijgend, maar na een tijdje had ze gevraagd: 'Wil je werkelijk met die Johan trouwen?'

'Ik weet het niet,' aarzelde Susanne.

Je bent op en top een boerendochter. Wat moetje straks in een dorp? Hij is nu eenmaal de zoon van een handelsman. Je zou beter af zijn met een boerenzoon.'

'En dat zeg jij! Moet ik Reindert soms nemen?'

Dientje haalde haar schouders op. 'Reindert is aardig en meent het goed met je. Hij wordt later beslist een goede boer.'

'O, zeker. Reindert is altijd zo voorbeeldig en dat wordt me zo vaak onder de neus gewreven dat ik er misselijk van word.'

'Ik denk niet dat je vader je tot een huwelijk zal dwingen. Daar is hij veel te aardig voor. Maar hij zal er verdriet van hebben als je Johan neemt. Naar wat je me vertelt lijkt hij me niet al te betrouwbaar.'

Susanne voelde zich ongemakkelijk omdat Dientje er net zo over dacht als zij in het diepst van haar hart. Maar dat wilde ze niet bekennen, voor zichzelf eigenlijk al niet, dus laat staan aan een ander. Ze begon dus snel over iets anders. 'Je mag mijn vader graag, hè?'

'O, ja. Als ik aan mijn eigen vader denk, hoop ik altijd dat hij net zo'n soort man is geweest.'

'Heb je eigenlijk wel eens wat met een jongen gehad, Dientje?' Susanne kon het andere onderwerp maar niet vergeten.

Dientje schudde het blozende hoofd. 'Ik heb er niets geen haast mee.'

'Let eens op Johan als je hem voorbij ziet komen. Je herkent hem meteen. Zulk donker haar als hij heeft, heeft niemand hier in Ammekerk.'

De meisjes gingen zo op in hun gesprek dat ze Nelleke niet zagen, die haar naaiwerk op Maesvreugt kwam afleveren. Als vastgenageld had ze een poosje naar de twee meisjes op de bank staan kijken.

Dat niemand het zag! Dat niemand ooit iets had vermoed! Dientje had haar gezicht, jawel, maar de meisjes hadden in sommige opzichten dezelfde trekken. Beiden lachten ze zoals Andries dat deed, beiden hadden zijn oogopslag en zijn manier om het hoofd plotseling naar achteren te gooien als ze lachten. Er waren zoveel dingen. Nu ze ouder werden was de overeenkomst veel duidelijker dan toen ze nog kinderen waren. Het moest een ander wel opvallen dat de meisjes nauw aan elkaar verwant waren. Zelf hadden ze nooit dergelijke gedachten gehad, die twee, wat ook al verwonderlijk was, omdat ze altijd al naar elkaar toe waren getrokken. Kijk toch, het haar dat onder hun mutsen uitpiepte had precies dezelfde kleur.

Ze moest een paar maal slikken eer ze de drempel van Maesvreugt overstapte. Na al die jaren had ze dat nog steeds. Op haar eigen bescheiden manier hield ze nog altijd even veel van Andries, dat gevoel was alleen maar sterker geworden toen ze zich had gerealiseerd hoe ongelukkig zijn huwelijk was. Ze probeerde vaak en vergeefs die gedachten van zich af te zetten, maar het was toch goed dat ze in zijn buurt mocht leven. Dat ze elkaar konden zien en wisten dat als er iets was, er iemand zou zijn om raad en hulp aan te vragen.

Magda had een van haar buien. Ze blafte de arme Bets af, die met een ongelukkig gezicht bij het fornuis stond. Nelleke knikte haar bemoedigend toe en probeerde de boerin af te leiden door het naaiwerk te tonen.

Langzaam kropen de wijzers van de klok verder. Pas na een hele tijd kwam Andries terug van de barbier, maar toen had hij de donkere jongeman bij zich. Dientje stootte Susanne aan. 'Is dat hem?'

Susanne knikte en werd vuurrood. Ja. Hij is knap, hè?'

Dientje had haar ogen een beetje toegeknepen om de vreemde jongeman goed op te nemen. Ze zweeg. Hij zag er zeker goed uit, maar zo zwierig en zo vreemd. Zou Susanne wel met zo'n man gelukkig kunnen worden? Zelf was het meisje van mening dat Susanne met Reindert Moerkerken heel wat beter af zou zijn, maar dat zou ze nooit zeggen. Misschien kwam Susanne er zelf nog eens achter.

'We hebben in het dorp nog wat staan praten,' verklaarde vader joviaal, nadat Johan hen had begroet. Daarna beging de gast echter een enorme blunder.

'Ik wist niet dat je zo'n knappe zuster had,' vleide Johan en hij nam Dientje goedkeurend op.

'Ik ben haar zuster niet,' zei Dientje vuurrood en ongemakkelijk, en Nelleke, die juist weer naar buiten kwam, hoorde haar laatste woorden. Haar hart sloeg van schrik een slag over. Ze zag duidelijk hoe er een schok door Andries ging en ze werd bang. Wat moest die vreemdeling hier? Waarom juist nu? Terwijl ze zich net vanavond erover verwonderd had dat niemand het zag. Iedereen hier kende de twee meisjes al vele jaren. Iedereen in Ammekerk. Maar deze jongeman was een vreemde en hij zag het meteen. Nelleke werd nog banger. Ze sloop door de hof om ongezien weg te komen, maar Dientje merkte haar op. 'Wacht moeder, ik loop meteen met u mee. Ik zoom het laken thuis wel verder af, Susanne. Goedenavond.'

'Nou, die heeft ook haast,' bromde Susanne en even leek ze op haar moeder.

'Ik heb toch niets verkeerds gezegd?' verwonderde Johan zich. Toen wendde hij zich naar Susanne, die hem de oude lindeboom toonde en hem vertelde dat die oude boom nog door de grootvader was geplant, die als jongeman uit de stad was gekomen om boer te worden op het oude buitengoed van de familie. Beide jonge mensen vergaten wat er was gezegd. Maar over de geknipte palmboompjes heen ontmoette Nelleke de blik van Andries.

Ze wist op dat moment dat haar grote geheim er niet langer een was.

 

Johan was een vlotte prater die de keuken met vrolijkheid wist te vullen. Susanne lachte keer op keer. Ze begon nu wel een beetje aan zijn vrijmoedigheid gewend te raken en ze ergerde zich er niet meer aan. Integendeel, soms was het heel grappig. Hij was zo heel anders dan die saaie Reindert. Later speelde hij met Hendrik een partijtje schaak in de pronkkamer, zodat ze zelf verder kon naaien aan het laken en met moeder kon praten over de uitzet en over het kussen dat ze borduurde. Moeder keek niet langer chagrijnig, hoewel ze de hele avond al maagpijn had, iets wat tegenwoordig wel vaker gebeurde.

Het viel de anderen niet op dat de boer, gewoonlijk al tamelijk zwijgzaam, die avond zijn mond nauwelijks meer open deed. Voor Andries leek het of het Laatste Oordeel was uitgesproken. Haarscherp wist hij waarom. Dientje was van hem! Hoe had hij zo stom kunnen zijn daar nooit eerder enig vermoeden van te hebben. Hij moest vanavond nog met Nelleke praten. Deze martelende onzekerheid - die er eigenlijk geen was - kon hij niet langer verdragen.

Dus ze was geen weduwe, maar een ongehuwde moeder. Zijn schuld. En nooit, nooit had ze er maar met een half woord iets van laten blijken. Ze had geleden terwille van hem en ze had hem daarmee nooit lastiggevallen. En hij? Hij hield immers van haar zoals hij van zijn vrouw behoorde te houden, al was het dan op een afstand en vermoedde niemand daar iets van. Nelleke was er gewoon als hij haar nodig had en ze voelde hetzelfde voor hem. Daar had hij, vreemd genoeg, nooit aan getwijfeld. Daarom was ze nooit hertrouwd. Nee, niet hertrouwd, getrouwd. Niemand, niemand die er iets van wist. Hij zou deze Johan nooit meer op Maesvreugt vragen!

Een uur lang wist hij zijn ongedurigheid in te tomen. Toen hield hij het niet langer uit. Hij mompelde iets over het vee en de kalveren en hij liep de stal in. Eerst keek hij inderdaad bij het vee, dat was zo, maar nauwelijks enige minuten later sloop hij naar de weg.

Vanuit het donker zag hij hoe de twee jongemannen in de pronkkamer over het schaakbord gebogen zaten. Susanne bracht hun juist nog iets te drinken. Magda geeuwde in de keuken, hij kon het duidelijk zien. Haar maagpijn was niet overgegaan. Toen wendde hij zich snel om en liep naar het kleine huisje. Het was goed dat het al donker was. Was het werkelijk al twintig jaar geleden sinds hij voor het laatst deze weg zo sluipend had afgelegd, om net als nu ongezien daar te komen? De gedachten in Andries' brein waren wat verward. Het was niet moeilijk de tijd te vergeten, heden en verleden door elkaar te halen, zich te verbeelden dat hij een poosje bij haar kon zijn. Wat liefde te ontvangen, echte liefde, juist dat wat hij in zijn leven zo schromelijk tekort was gekomen.

Hij hijgde toen hij bij het huisje kwam. Het was nog net zo schamel en armetierig als vroeger, maar toch had Nelleke nooit gebrek geleden. Daar had hij altijd voor gezorgd. Gelukkig dat hij dat had gedaan. Niet alleen vroeger in de verschrikkelijke jaren van de aardappelziekte, maar ook in de goede jaren daarna, toen hij langzamerhand steeds rijker was geworden, net zoals hij zich dat als jongeman had voorgesteld. Pas op dat moment aarzelde Andries. Mocht hij het doen? Nelleke om de waarheid vragen? En Dientje dan? Wat moest hij met het meisje? Er brandde nog een kaars op de tafel. Nelleke had juist haar muts op de vaas gelegd, zodat deze gedurende de nacht in model bleef. Dientje stapte al in de bedstee, maar Nelleke was nog gekleed. Gelukkig maar.

Hij klopte even en trok onmiddellijk de deur open. Meteen stond hij tegenover haar. Ze schrok, maar ze wist waarom hij kwam. Dat zag hij aan haar ogen.

'Ik moet even met je praten, Nelleke.'

'Goed. Ga maar vast slapen, Dientje. Ik loop even met de boer naar buiten.

'Welterusten, moeder.'

Zou het meisje iets vermoeden? Nelleke keek bezorgd van de een naar de ander. Toen zuchtte ze een paar maal omdat de beklemming op haar borst zo groot was. Daarna stapte ze achter Andries de duisternis in.