HOOFDSTUK 16

 

De avond begon als alle andere. Dries was lang buiten geweest, want het was halverwege de maand september en er was nog steeds veel te doen, hoewel de grote oogstdrukte nu wel voorbij was. Het vlas moest worden geroot, en in sloten worden gelegd zodat het zacht kon worden.

Sanne had net als alle andere mensen een gruwelijke hekel aan de stank ervan, maar de koeien leken het lekker te vinden en als ze de kans kregen dronken ze het vieze bruine water in de afgesloten sloot waarin het vlas lag.

De dagen waren tot nog toe lekker warm geweest, maar nu was er onweer op til en het weer dreigde om te slaan. Als dat inderdaad zo was, zou de herfst beginnen, dacht Sanne een beetje bedrukt. Ze was nu erg dik en ook snel moe. De herfst zou haar niet alleen de langverwachte geboorte brengen, maar ook zou Dit haar over een paar weken gaan verlaten om in het huwelijk te treden met de schoolmeester van Ammekerk. Allemaal veranderingen.

Dries kwam pas binnen toen het koffietijd was. Hij was moe en prikkelbaar, wat erg ongewoon voor hem was.

'Is er iets?' vroeg Sanne daarom na enige tijd, toen hij ongeduldig de krant terzijde schoof, waarin hij onder het koffiedrinken had zitten lezen.

Grietje keek schichtig op van het verstelwerk waarmee ze bezig was. Dit zat met Catharina in de opkamer en hielp het meisje met het zomen van lakens voor haar uitzet, hoewel Catharina nog geen enkele belangstelling voor vrijers had. Sanne zelf was bezig een babyhemdje te naaien. Het goed voor de eerste tijd lag allemaal klaar, gewassen en gestreken, maar ze was nu reeds begonnen aan kleertjes die ze na enige maanden nodig zou hebben, al waren er vrouwen die beweerden dat ze het noodlot niet moest tarten. Sanne haalde daarover de schouders op. Dit kind zou leven, dat wist ze gewoon, al kon het hoe en waarom ervan niet uitgelegd worden. Ze wist het gewoon, zoals ze altijd bepaalde dingen vooruit geweten had. Sabina had dat ook, het zat zeker in de familie. Kleine Emma kroop nu al rond. Eer ze een jaar verder was, kroop hier ook een kind door de keuken.

Dries haalde zijn schouders op. 'Ik ben de hele middag al ongedurig. Er hangt iets in de lucht.'

Dat zal het onweer zijn,' antwoordde Sanne nuchter. 'Ik denk ook dat we een flinke bui krijgen en erg lang zal het niet meer duren.' Ze keek bezorgd naar de lucht.

'Het is ontzettend drukkend buiten. Als je even stil staat om je het zweet van het voorhoofd te vegen, zit je onder de zwarte onweersbeestjes.'

'Het is diepe stilte,' zei Sanne peinzend. 'Echt een stilte voor de storm. Het zou wel eens zwaar weer kunnen worden, Dries.'

'De beesten staan veilig op stal. De nachten zijn toch al te koud om ze buiten te laten.' Hij probeerde haar gerust te stellen, nu ze net als hij onrustig was geworden en dat was niet goed in haar toestand.

Ze glimlachte. 'Nu, ja, we zullen maar afwachten. Laten we maar vroeg gaan slapen. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat we er nog een behoorlijke tijd uit moeten vannacht.'

Zoals op veel boerderijen stond men ook op Maesvreugt op als het 's nachts noodweer was. Door onweer of zware storm waakte men over zijn goed en als het nodig was ook over de dijken. De beesten konden erg onrustig zijn en het was dan noodzaak erop te letten dat er niet een was die zich los kon rukken en in paniek schade aan zou richten, aan zijn soortgenoten of aan zichzelf.

'Ik geloof niet dat ik kan slapen,' bromde Dries, terwijl hij naar het raam liep en bezorgd naar de lucht keek. 'Ik heb niet eens de rust om de krant te lezen.'

'Zal ik je voorlezen?' stelde ze voor, omdat het lezen haar beter afging dan Dries.

'Nee, dank je.'

'Hier, neem een tweede kop koffie. Dan gaan we over een halfuur slapen. Als je de koffie op hebt, kun je de blinden wel sluiten.'

Zoals elke avond voor het slapengaan, maakte Dries nog een laatste ronde. Hij liep om de hoeve heen en keek nog even bij het vee, zodat hij zeker wist dat alles in orde was voor hij zich ter ruste legde.

'De koeien zijn ongedurig, evengoed,' bromde hij, terwijl hij zijn broek over de stoel hing. Sanne had haar nachtpon al aangetrokken en haar haren losgemaakt. Ze had alleen nog kousen aan.

'Wil jij mijn kousen uittrekken? Ik kan er nauwelijks meer bij, dat kost een ontzettende moeite.'

Dries moest lachen, alle bezorgdheid ten spijt. 'Je bent verschrikkelijk dik. Overdag zit je buik verstopt onder rokken en schorten, maar nu spant je pon strak om je buik.'

'Ik voel me heel erg log,' bekende Sanne. 'Ik begin er werkelijk naar te verlangen dit vrachtje kwijt te raken. Het kind kan erg druk zijn. Het schopt bij voorkeur in mijn maag als ik net gegeten heb of zoals nu, koffie heb gedronken.'

'Misschien zijn het er wel twee,' opperde Dries.

'Nee!' Sanne keek hem geschrokken aan. 'Ik weet al niet hoe ik klaar moet komen met één, als Dit straks weg is.'

'Je hebt Grietje en je kunt Catharina rustig meer laten doen. Die loopt overal de kantjes af. Sabina hield haar veel strakker aan de leiband.'

'Je zuster is bijna even oud als ik,' protesteerde Sanne.

'Maar jij bent de baas in huis. Geef Catharina wat meer werk, vaste taken. Ik zal nog eens een hartig woordje met haar spreken, om te zorgen dat ze haar verantwoordelijkheden aanvaardt. Ze zou moeten trouwen.'

'Dat wil ze niet. Hè, hè.' Sanne leunde vermoeid achterover. 'Te kunnen gaan liggen is het heerlijkste moment van de dag tegenwoordig.'

Dries moest opnieuw lachen. 'Je praat als een oude vrouw.'

Sanne zag tevreden hoe hij zich eindelijk ontspande. 'Kom eens, Dries, en leg je hand op mijn buik. Moet je voelen.'

Even keek hij gegeneerd, maar toen hij hun ongeboren kind voelde bewegen keek hij zijn vrouw vertederd aan. 'Dat kun je goed voelen, zeg.'

'Ja, en nu schopt hij nog niet eens in jouw maag. Soms, als hij 's nachts zo tekeergaat dat ik er niet van slapen kan, heb ik de neiging met mijn buik tegen je aan te gaan liggen, zodat hij jou ook wakker schopt.'

'Je gunt me ook niet eens mijn eigen slaap,' plaagde hij. Ze lachten eer hij de olielamp heel laag draaide en het laatste kleine vlammetje uitblies, terwijl hij op de rand van de bedstee zat. 'Ben je jaloers omdat ik heerlijk slaap als jij wakker ligt?' vroeg hij.

'Soms. Maar dan bedenk ik dat je ook wel wakker zult worden als het kindje eenmaal geboren is en in de krib aan het voeteneinde ligt. Dan zullen we er allebei last van hebben, Dries van Bressij! Reken maar dat het lachen je dan wel vergaat.'

In het donker strekte hij zich naast haar uit. Ze was er nu wel aan gewend met zijn tweeën in de krappe bedstee te liggen, maar haar dikte maakte het er niet eenvoudiger op. Dries legde zijn arm om haar heen.

'Je praat te veel. We moeten gaan slapen. Het is al negen uur geweest.'

'Het is nog steeds zo akelig stil buiten.'

'Niet naar luisteren,' mompelde hij en geeuwde hartgrondig. Een korte kus

en een 'welterusten, vrouw', toen draaide hij zich om. Sanne lag stil in het donker te staren en hoopte dat de slaap zich ook over haar zou ontfermen.

 

Het moest rond middernacht zijn, toen ze wakker schrok, al wist ze zelf eerst niet waarom. Gespannen lag Sanne te luisteren. Ja, nu hoorde ze het opnieuw. Een zware, rollende donder, deze slag was heel wat harder dan de slag waarvan ze wakker geworden was.

Het gerommel was nog niet eens weggestorven toen ineens een felle bliksemschicht heel de pronkkamer verlichtte, onmiddellijk gevolgd door een oorverdovende, knetterende slag. Dries zat meteen rechtop. 'Dat moet ergens raak zijn geweest,' zei hij, ineens gespannen. Zijn vingers tastten in het donker naar de lucifers en even later brandde de lamp. Gehaast kwamen Sanne en Dries hun bed uit en gristen hun kleren naar zich toe. Ook op zolder klonken haastige voetstappen.

In minder dan geen tijd waren alle bewoners van Maesvreugt op de been. Buiten loeide de wind nu met stormkracht om het huis en het donderde en bliksemde nu aan één stuk door. Het was beangstigend, dacht Sanne, toen ze een ketel water vulde uit de emmer die Dries de vorige avond nog had geput. Grietje blies het vuur in het fornuis, dat nog nasmeulde, aan, deed wat houtjes en kolen erop en weldra verspreidde de warmte zich door de keuken, die op dit middernachtelijk uur toch wat kil was. Dries was naar de stal gegaan en ook de knecht was aan komen snellen uit het arbeidershuisje.

Grietjes handen trilden, dacht Sanne. Vriendelijk vroeg ze de meid of dat zo was, terwijl ze haar eigen beklemming verborg. Nu voelde ze zich net als Dries de afgelopen avond. Ze kon er niet van loskomen. Als ze zich zo voelde was er altijd narigheid op komst.

Buiten donderde het nog steeds aan één stuk door, maar iedereen probeerde er niet naar te luisteren. Het was nauwelijks te horen dat het water begon te zingen. Catharina en Dit zaten dicht naast elkaar en Grietjes lippen prevelden een gebed, alsof ze daar moed uit wilde putten.

Misschien was het zondig om zo te denken, vond Sanne, maar bidden onder zulke omstandigheden maakte haar juist nog ongeruster. Ze móést in beweging blijven om haar onrust de baas te kunnen.

Er volgde weer zo'n akelige, knetterende slag, maar nu klonk het verder weg.

Was het nu de nog narollende donder, of hoorden ze werkelijk paardenhoeven kletteren op het grind? Ze snelden allen naar de deur. In de orkaan van lawaai ontwaarden ze inderdaad een ruiter. Dries was al bij hem.

'Kreekestein brandt,' schreeuwde de man, terwijl hij het paard reeds keerde om zich verder te haasten. Terwijl zijn woorden nog naklonken hoorden ze, in een ogenblik van stilte tussen twee donderslagen in, hoe de kerkklok van Ammekerk begon te luiden.

Iedereen stond voor een enkel moment als aan de grond genageld. Het was Dries die het eerste bij zijn positieven kwam. 'De brandklok luidt. Kom, Krelis, we moeten direct naar Kreekestein. Sanne, zodra het weer iets minder wordt, kom je er ook heen, breng koffie en jenever mee. Het zou wel eens een barre nacht kunnen worden.'

'Maar in haar toestand...' protesteerde Dit bezorgd.

'Ik kan wel een stootje velen.'

'Ze is sterk en gezond en het ziet ernaar uit dat iedereen nodig is. Kom Krelis, we nemen Witvoet en Vlugge, dan kan Catharina Bruine voor de tilbury spannen. Rina, doe wat je gezegd wordt. Onmiddellijk.'

Een paar minuten later keek Sanne de twee mannen na. Ze voelde zich verbijsterd. Ginds, toen ze de schuur voorbijliep, tekende zich de gloed van de brand af. De hele boerderij moest intussen wel in lichterlaaie staan en het was nog maar zeer de vraag of de mannen ook maar iets konden uitrichten. O, wat was ze bang. Arme Hanneke. Nog maar een paar maanden geleden had ze haar vader moeten missen en nu dit!

De sinistere tonen van de brandklok waren nog steeds te horen.

Als het nu maar ging regenen, een stortbui om het vuur te doven zou meer uitrichten dan alle mannen met emmers bij elkaar. De enkele brandspuit die het dorp rijk was zou ook niet veel kunnen doen met zo'n vuurzee.

'Kom, Sanne, we moeten voor proviand gaan zorgen.' Dit legde teder een arm om de schouders van de jonge vrouw, die neerhingen alsof de last die ze moest dragen ineens al te groot was. 'Ik dacht aan Hanneke, mijn nicht.'

'Als er maar geen doden zijn en het vee gered kan worden,' suste Dit.

Maar de hoeve... Kreekestein was mooi en erg oud.'

'Ze zijn toch wel verzekerd?'

'Ik zou het niet weten, Dit.'

'Dat is dan maar te hopen, anders is alles weg. Het is onwaarschijnlijk dat er veel te redden valt.'

'Het moet gebeurd zijn met die éne vreselijke slag.'

'Dat zal wel. Kom nu. Alle mannen haasten zich naar de brand en wij moeten ook helpen. Voel je je goed?'

'Jawel, het is zoals Dries zei. Ik ben sterk. Ben je nog niet bezig met inspannen, Catharina?'

Het meisje huilde. 'Ik ben zo bang.'

'Werken doet je je angst vergeten. Span het rijtuig in en leg er ook wat dekens in, wat schoppen en een touw. We moeten ons haasten. Grietje, haal alle drank die je kunt vinden en doe dat in een mand. Kookt het water? Mooi. We moeten koffie zetten. Dit, wil jij brood smeren? Er zal straks ook wel behoefte zijn aan eten. Ik zal kommen inpakken.'

'Goed zo, Sanne. Dries zou trots op je zijn.'

Jawel, dacht ze bitter, maar op die trots wachtte ze niet. Ze wachtte op zijn liefde, maar dat deed ze al zo lang en altijd vergeefs. 'Catharina moet maar hier blijven, en met hooi en beddengoed slaapgelegenheid in orde maken op zolder. Uiteindelijk zijn wij familie en als alles... achter de rug is, moeten ze toch ergens slapen.' Even hortte Sannes stem, en weer nam de angst bezit van haar. Ze moest zich tot het uiterste bedwingen om niet naar buiten te lopen om de onheilspellende gloed aan de nachtelijke hemel te bekijken.

De brandklok luidde nog steeds. Het hele dorp zou inmiddels in rep en roer zijn.

'Hoor,' zei Dit onverwacht. De vrouwen hielden zich stil en luisterden. Eerst hoorden ze een enkele tik tegen de ruiten, maar al snel werd dat tikken een eentonig geruis.

'Eindelijk, de regen,' zuchtte Sanne opgelucht. Even voelde ze hoe een vreemde zwakte bezit van haar nam. Toen vermande ze zich en vatte ze het werk weer aan. 'Zijn we zover?'

Catharina kwam binnen. 'Bruine is onrustig.'

'Dat zijn alle beesten in zo'n heidense nacht. En Bruine is het makste paard dat we hebben. We zullen ons wel redden. Dit, jij moet met me meegaan, maar Catharina moet Grietje helpen. Als de bedden klaar zijn, moeten jullie nog meer koffie en brood klaarmaken. Als... als het voorbij is stuur ik de vermoeide mannen hierheen voor eten en drinken en ook zal de familie hier moeten slapen. Ik leg nu een grote verantwoordelijkheid op je schouders, Rina. Gedraag je als een dappere boerendochter en laat Dries niet in de steek. Zorg dat alles in orde is als we terugkomen.'

'Je kunt op me rekenen,' zei het meisje met een standvastigheid die Sanne nog niet eerder van haar had gezien.

'Grietje zal je helpen. Griet, haal Alie, de vrouw van Krelis, ook, en laat ze haar zoons meebrengen om verder bij de koeien te waken.'

'Alie zit in de aardappelkelder. Die schijt in d'r broek van angst bij de eerste bliksemflits.'

'Ze moet hoe dan ook komen. Ik moet nu gaan. Ik heb geen tijd om haar zelf te halen.'

'Maar het kind...'

'Dat komt pas over drie weken. Maak je niet bezorgd, Grietje. We zullen zo voorzichtig mogelijk rijden.'

Sanne en Dit zaten dicht naast elkaar, de kap van het rijtuig omhoog en hun omslagdoeken dicht om zich heen geslagen om warm en droog te blijven, zo goed en zo kwaad als dat ging. Bruine was inderdaad onrustig. Sanne had moeite om hem veilig over het bruggetje te krijgen, dat tussen het erf van Maesvreugt en de grindweg langs de kreek lag. Ze haalde diep adem en klemde haar kaken op elkaar. Het móést lukken. Dries rekende op haar.

Het was slechts enkele minuten rijden naar het dorp, maar toch waren de twee vrouwen kletsnat eer ze er waren. De brandklok zweeg nu, maar die was ook niet meer nodig. Het hele dorp was uitgelopen. Het sinistere luiden van de klok had iedereen verschrikt uit zijn bed doen opspringen. De mannen waren nu allemaal op weg naar de brand. In het dorp zag je alleen nog een paar grijsaards, die niets meer konden uitrichten, maar die toch naar de brand gingen om te kijken. Zelfs de vrouwen met kleine kinderen liepen in dit noodweer langs de weg, zag Sanne bezorgd. Ze hielden haar nodeloos op en ook bij de brand zouden ze alleen maar in de weg lopen.

Haar onrust was groter geworden en de gloed van de vlammen maakte dat haar hart als een razende in haar keel bonkte. Als Dries maar geen ondoordachte dingen deed om iets te redden, dacht ze plotseling bang. Hoe eenzaam ze zich vaak voelde, toch was ze met Dries samen en dat was goed. Ze moest kalm blijven, anders hield ze het niet vol. Dries rekende op haar, ze mocht hem niet teleurstellen.

Ze schoten niet op, omdat het zo druk was. Er liep van alles langs de weg. Ook een vrouw met een zware mand. Sanne trok de teugels aan. 'Is dat proviand, vrouw Kruithof?'

'Zeker, voor de blussers. Ik dacht...'

Sanne onderbrak haar. 'Kom in de tilbury en rijd verder mee. We moeten de mannen op de been houden, nietwaar?'

'Wat ziet het er vreselijk uit, de hele hoeve brandt tot de grond toe af,' zei de nieuwe passagier somber.

'Er was inderdaad een grote vuurzee te zien,' zei Sanne met dichtgeknepen keel, maar ze wilde er niet aan toegeven. Moedeloosheid was het ergste dat je kon overkomen, als je al je krachten nodig had in een rampnacht als deze. Met heel haar hart dankte ze, dat de bliksem Maesvreugt niet getroffen had. Egoïstisch misschien, maar hoe kon ze anders? Arme tante en arme Hanneke. Wat moest er nu van hen worden? Zou Kreekestein ooit weer opgebouwd kunnen worden?

Nu ze dichterbij kwamen voelden ze de warmte. De schuur stond in brand, nu konden ze dat onderscheiden. Gelukkig dat de wind weer was gaan liggen, nu de bui aan het voorbijtrekken was. Ze kregen nu ook licht van de gloed, want verder terug was het aardedonker geweest. Er was geen maan en de regen deed de rest. In de haast hadden ze vergeten de kaarsen in de koetslantaarns aan te steken.

Haar handen begonnen pijn te doen, zo strak hield ze de leidsels vast. Nu ze zo dicht bij de vuurgloed waren gekomen, was Bruine nog moeilijker in de hand te houden. Het dier was bang van de brand en de drukte.

'Wacht even, Sanne,' zei Dit en ze sprong op de grond om Bruine bij het hoofdstel te vatten en zo door de drukte te leiden. Ze sprak aldoor kalmerend tegen het dier en klopte het bemoedigend op de hals. Dat hielp. Na nog een paar minuten was Sanne langs de mensen heen, die hier in dikke rijen stonden te kijken.

Op het erf was het een chaos. Overal loeiden de angstige koeien en de prachtige prijsstier van de hoeve stond vastgebonden aan het hek naar de paardenwei. Paarden en biggen liepen buiten, Sanne kon het in de vuurgloed zien.

Grote vlammen lekten door het dak. Rieten daken brandden altijd als een lier. Het huis was donker, gelukkig. De mannen hadden de brandspuit er zo dicht mogelijk bij gereden en hielden het voorhuis nat om te verhinderen dat de vlammen alsnog zouden overspringen. Verderop gaf een reeks mannen emmers door, die tegen het zomerhuis werden geleegd om ook dat te sparen. Het bakhuis rookte, maar de varkensstal aan het eind van het erf leek gered te kunnen worden.

Maar de stal! De grote schuur van Kreekestein, wat verschrikkelijk. Ineens zag Sanne een paar halfgeklede mannen staan. Sanne snelde naar hen toe, nadat ze Dit had toegeschreeuwd een paar vrouwen uit de menigte toeschouwers te halen die konden helpen met het ronddelen, omdat het voor haarzelf te zwaar zou zijn.

Dit ging onmiddellijk op weg en vrouw Kruithof, die ze onderweg hadden opgepikt, had de eerste dampende koffiekommen reeds uitgedeeld.

Tante! Hanneke!' Ineens kwamen de tranen en Sanne omarmde huilend de halfaangeklede vrouwen. 'Wat vreselijk is dit.'

'We leven nog,' zei tante Susanne vlak, maar haar ogen keken strak naar de brand, die haar trotse hoeve in de as legde, haar hele leven had ze gewerkt om Kreekestein welvarend te houden. Hanneke rilde.

'Kom mee. Dit heeft koffie in de wagen. Kom onder de kap zitten, jullie worden drijfnat.'

'Dat zijn we al,' zei tante.

'Kom, tante, u mag niet ziek worden. Kom maar mee. Vertel me eens, er zijn toch geen gewonden gevallen?'

Een lange, diepe zucht ontsnapte aan de gezette vrouw, die slechts een rok over haar nachtpon droeg en een opgerolde omslagdoek tegen zich aanklemde.

'U moet die doek omslaan.'

'Ik heb hier mijn goud en zilver en de papieren van Kreekestein,' mompelde tante. 'Ondanks de paniek heb ik daaraan gedacht.'

Is de boerderij verzekerd?' vroeg Sanne, terwijl ze een arm om tantes middel sloeg en haar vastberaden in de richting van de tilbury begon te duwen.

Ja, dat wel. Maar ik weet niet of de verzekering alles zal dekken. Voor die dingen zorgde Reindert, ik heb er geen verstand van.'

'Jullie zijn in ieder geval niet geruïneerd,' antwoordde Sanne.

'Nee.' Nu liet ook Hanneke zich horen. 'De hoeve kan weer opgebouwd worden.'

'Hebben jullie vee verloren?'

'Drie koeien,' zei Hanneke met een schorre stem. 'Ik zal hun geloei in de vlammen nooit meer vergeten. Het was hartverscheurend, en het ergste was nog het moment toen ze zwegen. De varkens, hokkelingen en jaarlingen liepen buiten, eigenlijk bij toeval, want ze hadden binnen moeten zijn. Nu ben ik er dankbaar voor. Ik heb zelf de paarden losgesneden, toen de anderen de koeien haalden. Alle beesten lopen nu ergens in de wei. De eersten die naar de brand kwamen, hebben de dieren opgevangen en in de wei gezet.

'Hier, drink je koffie op. Het zal je goed doen.'

'Ik moet even gaan zitten,' zei tante toen. 'Ik beef over mijn hele lijf. Waar is Dientje?'

'Ik zal tante Dientje wel gaan zoeken. Blijft u maar hier.'

'Pas jij maar liever een beetje op jezelf, kind. Deze nacht heeft al genoeg ongeluk gebracht.'

'Ja, tante, maar ik ben sterk. Ik heb nergens last van.' Sanne liep van de wagen weg en haar ogen zochten tussen de mensenmassa naar Dientje. Ze huiverde, haars ondanks. Langzaam liep Sanne over het erf. Ze voelde zich ineens weer zo zwak, net als ze dat even tevoren had gehad. Maar toen was het ook vanzelf weer overgegaan en dat zou nu ook wel gebeuren. Ze moest moedig zijn, dit was geen nacht om te versagen. Er kon haar niets gebeuren, zolang ze op een eerbiedige afstand van de brand bleef.

Ze vond Dries met oom Adriaan van tante Dientje bij de brandspuit. Ze hadden een borrel en een boterham gekregen, maar gunden zich nauwelijks de tijd om iets naar binnen te werken. Naast hen ging het spuiten onverminderd voort. De mannen op de spuit, die het water op moesten pompen, glommen van het zweet en werkten in hemdsmouwen, ondanks de nog steeds neergutsende regen.

'Dries.' Het ontsnapte aan haar lippen.

'Sanne, ben je er? Zul je goed op jezelf passen?' vroeg hij met een kort lachje. 'Zul je je niet te veel vermoeien?'

'Dit doet het meeste werk en heeft een paar vrouwen uit de omstanders gevraagd haar te helpen. Op Maesvreugt is nog meer koffie en brood. Als de brand geblust is, moet je de mannen daarheen sturen, Dries. Ze kunnen door weilanden lopen, dan is het niet zo ver.'

Jawel, maar voorlopig hebben we onze handen vol. Je moet niet te dicht in de buurt komen.'

'Ik zoek tante Dientje. Tante Susanne en Hanneke zitten in het rijtuig om een beetje bij te komen. Gelukkig dat het zo hard regent, hè?'

'Ja, nu blijft er nog iets behouden,' antwoordde oom Adriaan met een sombere blik in zijn ogen.

Het moest voor hem nog veel verschrikkelijker zijn dan ze kon vermoeden, dacht Sanne bekommerd. 'Weet u misschien waar ik tante kan vinden?'

'Ik heb haar het laatste gezien met een kat in haar armen, die ze nog net op tijd uit de schuur had gehaald. Het beest was net zo van streek als zij.'

'Blijft het woonhuis gespaard?' aarzelde Sanne nog.

'Ik bid gewoonlijk alleen in de kerk,' antwoordde oom spottend, 'maar toen het zo hard begon te regenen heb ik de hemel geloofd. De assurantie dekt het ergste, we verliezen drie koeien, maar er zijn er zestien gered. We komen het wel te boven, Sanne.' Ze wist niet wat ze hierop moest zeggen. Dries was alweer aan het werk. Ook hij was bezweet en zag nogal zwart. Ze moest ook voor warm water zorgen als ze op Maesvreugt terug was. Misschien kon ze de tobbe op het erf zetten en er zeep bij leggen. Er zouden er meer zijn dan Dries alleen, die zich moesten wassen. Wat een zorgen had ze opeens.

Sanne liep verder langs de mannen. Hier was weer een sliert mannen die emmers doorgaven. Gelukkig lag de hoeve langs een zijarm van de kreek, zodat er genoeg water voorhanden was. Anders dan bij een grote brand in het dorp hoefden ze niet bang te zijn voor andere huizen en door het grote erf liep men elkaar ook niet zo in de weg, als dat in een smalle straat het geval kon zijn.

De gloed was toch niet zo fel meer, zag ze. De regen deed zijn werk. Ze was zelf intussen ook tot op haar huid toe nat. Het zou niet al te lang meer duren of ze moest terug. Bij het blussen kon ze niet helpen en als alle proviand was uitgedeeld, moest ze thuis voor een nieuwe voorraad zorgen. Ze hoopte maar dat Catharina en Grietje hun angst de baas waren gebleven en flink doorgewerkt hadden. Waarom voelde ze zich nu zo moe?

Sanne moest zich vastgrijpen aan een paaltje. Even was ze een beetje duizelig, maar snel las ze zichzelf de les. Natuurlijk was ze moe. Normaliter lag een fatsoenlijk mens om deze tijd in bed om uit te rusten. Ze had een lange dag van hard werken achter de rug, ondanks de vergevorderde zwangerschap die elke beweging zwaarder en moeilijker maakte dan gewoonlijk het geval was. Mocht ze dan moe zijn? Kom, ze moest tante zoeken. Als ze tante had gevonden, kon ze naar huis gaan. Sanne huiverde opnieuw.

Ze vond haar tante bij het varkenshok, waar ook het water al vanaf droop.

'Tante, u moet met me meegaan. We gaan naar Maesvreugt. U moet droge kleren aan, hier kunnen we niets meer doen.' Tante huilde, zag Sanne. 'Ik heb de hond in het ene hok en de katten in het andere gedaan,' snikte ze. 'Ze waren helemaal in paniek.'

'Natuurlijk,' suste Sanne en ze sloeg een arm om tante heen. 'Ze zitten hier veilig. Nu moet u om uzelf denken. Kom maar mee. We hebben hete, sterke koffie in het rijtuig.'

'Die zal nu wel niet meer zo heet zijn,' snotterde tante, maar ze snoot haar neus en leek weer een beetje moed te vatten.

'Goed zo,' prees Sanne en nam tante mee in de richting van het rijtuig. Na een paar minuten waren ze er. Doodmoe klommen de beide vrouwen erin.

'Hoe ver ben je, Dit?' vroeg ze, toen de andere vrouw even later naar haar toe kwam.

'Ik heb niets meer. Je moest je tantes en nichtje maar vast meenemen en ze droog goed aan laten trekken. Ik kom wel lopen.'

Dit had gelijk, besefte Sanne. Met zijn vieren in de tilbury was al een kwestie van passen en meten, vooral met tante Susanne en Hanneke achterin. Sanne knikte daarom naar Dit en probeerde te verbergen dat ze zich zo naar en moe voelde. Ze lachte een beetje. 'Ik begin te voelen dat ik eigenlijk hoor te slapen, Dit. We gaan naar huis, misschien kan ik nog even gaan liggen.'

'Je had Catharina moeten sturen. Die is niet zwanger.'

'Op haar kan ik niet onvoorwaardelijk vertrouwen. Dat weet je. Ik hoop nu maar dat ze thuis voor alles hebben gezorgd. Vort Bruin.'

Met haar handen strak om de teugels geklemd loodste ze het rijtuig door de mensenmassa het erf af. Haar handen deden pijn, dat was zeker nog van daarnet. Tante Dientje boog zich naar voren en riep naar de mensen wat opzij te gaan, om hen door te laten. Tante Dientje was de enige die kleren aan had. Veel hielp het niet. De mensen waren veel te nieuwsgierig. Even ergerde Sanne zich. Wat moesten ze met hun neus boven op de brand als ze toch niet hielpen en alleen het reddingswerk maar belemmerden?

Terwijl ze over de donkere, verlaten wegen reden, begon tante Susanne met eentonige stem te vertellen wat er was gebeurd, nadat een knetterende donderslag hen wakker had doen schrikken.