HOOFDSTUK 6

 

Het volk had lang moeten wachten. Natuurlijk was er overal druk over gesproken dat de jonge koningin zwanger was van haar zoveel oudere echtgenoot, maar Emma stond toch nog ver van haar volk af. Doch die augustusmaand groeide de liefde die men haar toedroeg. Pas begin september verscheen het langverwachte bericht in de kranten. De koningin had het leven geschonken aan een prinsesje. En dat moest worden gevierd, want de oude koning had nog maar één zoon in leven. Kroonprins Alexander was niet sterk en bovendien niet getrouwd.

Vanaf dat moment sloot men Emma in het hart, maar meer nog haar dochtertje Wilhelmina. Ook Ammekerk hulde zich spontaan in feesttooi.

De burgemeester hield op een schone septembermorgen een langdurige toespraak, de schooljeugd zong vaderlandse liederen bij de kerk en de mannen deden zich gretig te goed aan de oranjebitter. Na de traktatie van de schooljeugd met krentenbrood begonnen de spelen. Ook van de omliggende boerderijen kwamen velen naar het dorp om het feest mee te vieren.

Zowel op Poelwijck als op Maesvreugt wapperde de driekleur met de oranje wimpel. Natuurlijk reed Daniël Roodenburg met zijn dochters naar het dorp. De meisjes kregen vruchtenwijn en zelf liet hij zich de oranjebitter goed smaken.

Sabina leek wel de enige te zijn die niet van de feestelijkheden genoot. Stil zat ze in de sjees en nog stiller liep ze achter haar vader en haar zusjes aan door het dorp. Ze hoopte maar dat niemand haar staande zou houden, maar ze wist al van tevoren dat haar hoop tevergeefs was.

'Zo, meisje, dus eindelijk is de vis gevangen?' Het was hartelijk bedoeld, maar zij kon er niet om lachen. Was Hendrik nu de vis, of zijzelf? Over een week zouden ze in ondertrouw gaan en in november zou het huwelijk worden gesloten. Het had niet mogen baten dat ze haar vader had gesmeekt te mogen wachten tot mei. Vader had nog wel willen toegeven, maar Hendrik had het weer uit zijn hoofd gepraat.

Moest Sabina dan naar Maesvreugt komen als de drukste tijd aanbrak? Ze konden de bruiloft maar beter in november houden, dan was het rustiger en kon ze er de tijd voor nemen om te wennen. En dus zou het zo gebeuren.

Ze herinnerde zich haar afkeer toen hij haar voor het eerst had gekust, nog op dezelfde avond dat vader en hij de bezittingen hadden vergeleken. Dat gevoel van afkeer was gebleven, al onderdrukte ze het. Sabina zuchtte eens en keek vreugdeloos naar al die vrolijke mensen. Ze had het gevoel dat haar leven voorbij was. Wat had ze nog te verwachten?Ze lachten nu allemaal om de mastklimmers, die keer op keer vanwege de zeep naar beneden gleden. Normaal vond ze dat ook leuk, maar nu...

Ze schrok, toen ze onverwachts voelde hoe een vreemde, sterke hand haar bij de pols vatte. Hendrik?

Geërgerd draaide ze zich om, haar lippen reeds geopend om hem op het hart te drukken haar niet zo te besluipen.

'St,' fluisterde een mannenstem achter haar. Dat was vader niet en Hendrik ook niet. Trillend draaide Sabina verder, tot ze hem kon zien. 'Maarten!'

'Stil. Kun je me zo volgen?'

'Ja. Ik loop naar de kreekkant.'

De hand verdween en Sabina merkte dat haar hart als een razende bonkte. Ze lachte zich ineens een ongeluk om de mastklimmer, die na drie vergeefse pogingen bijna bovenin was, maar toch de ongelijke strijd weer moest opgeven. Van machteloze woede bonkte hij tegen de spiegelgladde paal. Hoe was het mogelijk dat ze er eerst niets aan had gevonden?

Vader lette niet op haar. De oranjebitter deed zijn werk. Mannen stonden overal in groepjes bij elkaar, rookten een sigaar en praatten. Geertje stond met tante bij de winkel en Sanne had vader overgehaald om mee te mogen doen bij het stroopjeshappen. Ze kon ongezien wegglippen.

Nog steeds klopte haar hart met zware slagen toen ze zo onopgemerkt mogelijk naar de kreekkant liep. Hier was het rustig. De festiviteiten hadden allemaal in de kerkstraat plaats.

Het enige wat hier bij het water op het feestelijk gebeuren duidde, waren de teertonnen langs de kant, die vanavond zouden branden en het hele dorp feestelijk zouden verlichten. De eenden kwaakten, het was hier heerlijk rustig. Alleen de oude opa Vermaas stond zijn stoep te vegen. Nu ja, die zou misschien niets slechts van haar denken.

Ze had moeite om niet te hollen, ze herkende Maartens gestalte ginds aan de waterkant. Zo rustig mogelijk liep ze op hem toe.

Zie je dat ik mijn belofte gehouden heb?' lachte hij en hij omvatte haar handen met de zijne. De stevige druk ervan maakte dat ze zich vreemd zwak voelde.

Dat je in Ammekerk bent,' hakkelde ze, plotseling verlegen. Ze glimlachte en toch had ze ineens het gevoel dat ze zou kunnen huilen.

'Ik wilde je graag terugzien. En uiteindelijk ben jij de vorige keer naar mij toegekomen.'

'Vaak heb ik gedacht dat je me wel brutaal moest vinden.'

'Een beetje wel, maar ik ben blij dat je het gedaan hebt. Anders hadden we elkaar nooit teruggezien en dat had ik jammer gevonden.'

Ze trok haar handen uit de zijne, omdat hij ze nog steeds vasthield. Schichtig keek ze om zich heen. Nee, nog niemand te zien.

'Moet je weer naar huis?' vroeg hij plotseling bezorgd.

'Nee, maar ik ben hier met mijn vader en mijn twee zusjes. Het is beter als ze ons niet zien. Maarten, ik moet je wat vertellen...'

'Nee, wacht. Kunnen we daar even in het gras gaan zitten? Achter die vlierstruik vallen we niet zo op. De kans dat ze ons zien is dan minder groot.'

'Laten we dat doen,' knikte ze.

Ongezien kwamen ze op het plekje dat Maarten had aangewezen. Sabina aarzelde geen moment. Maarten lachte zo onbezorgd en onwillekeurig lachte ze terug. Wat was hij toch een aardige jongeman, met die heldere, grijze ogen en dat mooie, donkerblonde haar.

'Sabina, ik heb de laatste tijd veel nagedacht.'

'Waarover?'

'Over jou.' Zowaar, hij bloosde en haar hart vlinderde in haar borst. 'Maar ik heb verplichtingen op me genomen en daar kan ik me niet zomaar aan onttrekken.' De lach verdween.

'Je moeder en je zuster?'

'Precies. Ik moet voor hen zorgen.'

'Dat weet ik.'

'Ik zou zo graag willen dat het anders was.'

'Ik ook. Maarten, ik...'

'Sabina! Denk je niet, dat onze paden zich niet zonder toeval hebben gekruist? Dat heeft beslist zo moeten zijn.'

'Ja, dat zal wel.'

'Eerst wilde ik het niet inzien, al bleef ik aan je denken. Ik vond het zo snel na één keer. Maar toen je naar je nicht kwam en mij opzocht, wist ik dat het niet alleen aan mij lag.' 'Nee, Maarten. Ik voel het net zo,' antwoordde ze met toegeknepen keel.

'Ik heb nog nooit een meisje als jij ontmoet, Sabina. Je bent lief. Als ik vrij was zou ik je graag beter willen leren kennen.'

'Dat zou ik ook graag willen.'

'Maar ik ben niet vrij. Ik ben, zoals je weet, al eens getrouwd geweest en bovendien geen boerenzoon.'

'Vertel eens wat van je vrouw.'

'Er is niet veel te vertellen. Ze woonde bij ons in de straat, was wees en werd opgevoed door een strenge tante. Zij wilde het huis uit en ik had medelijden. Ze stierf na vier maanden, toen ze een miskraam kreeg.'

Sabina huiverde plotseling. Ze konden het beter over iets anders hebben. 'Dat je geen boerenzoon bent vind ik niet erg. De meeste mensen staren zich blind op geld en goed, denk ik vaak. Wat vind jij, Maarten? Zou dat er de oorzaak van zijn dat God ons mensen zo zwaar bezoekt?'

Nu liepen er toch een paar tranen over haar wangen. Onhandig, maar met een oneindig teder gebaar veegde hij ze weg. 'Waarom huil je nu?'

'Om je vrouw. Het leven is bitter, Maarten,' jokte ze.

'Ben jij nog steeds zo ongelukkig?' Zijn hand was blijven hangen, een onbeholpen, tere liefkozing, die nog meer tranen naar haar ogen stuurde. Ze moest zich op de lippen bijten. Er was geen tijd voor geschrei. Er was zoveel te vertellen en ze konden elk ogenblik worden ontdekt.

'Ik heb een moeilijke tijd gehad. Weet je nog wat ik je op het ijs vertelde?'

'Bijna woord voor woord.'

'Welnu, ik heb standgehouden zo lang als dat mogelijk was. Maar mijn vader is altijd gewend geweest zijn zin door te zetten. Er was geen andere keus. Maarten, er was niemand die ik wilde hebben, dat maakte het zo moeilijk. Op bet laatst was de toestand thuis bijna onmogelijk. Daarom kwam ik naar Maasdam. Ik wilde weten of ik soms had gedroomd, op het ijs. Je was zo aardig en ik... en ik' - nu moest ze toch weer even snikken - 'ik was zo wanhopig. O, Maarten, ik...'

Je bedoelt, dat jij... en ik... Ook ik ben niet vrij.' Hij hakkelde, vuurrood, maar hij keek haar niet aan.

'Ja, zo is het.'

Lieve help.' Met onverwachte kracht trok hij haar tegen zich aan, zijn hongerige lippen zochten de hare en zij... Sabina verwonderde zich over het nieuwe, tere gevoel dat deze harde kus in haar opwekte. Dit was helemaal niet zoals met Hendrik. Hiervan wilde ze meer, meer. Ze drongen zich tegen elkaar aan, een ogenblik maar, meer wanhopig dan gelukkig.

'Het spijt me,' fluisterde Maarten. Onverwacht en veel te snel was het tot hem doorgedrongen waar ze mee bezig waren.

'Mij niet,' waagde Sabina op te merken en gelukkig, hij lachte een beetje en keek niet langer zo ongelukkig.

'Het is allemaal zo onmogelijk,' begon hij weer.

'Ja, maar daar kunnen we niets aan veranderen. We moeten erin berusten Vertel me nog eens, hoe oud was je vrouw?'

'Ze was achttien toen ze stierf Ze voelde zich eenzaam in de stad. Ik leerde nog voor onderwijzer en we hadden het niet breed. Ik heb mezelf vaak verwijten gemaakt. Zodra het kon kwam ik weer naar de Hoeksewaard en trok bij mijn moeder en mijn zuster in, om voor hen te zorgen. Ik dacht toen dat ik nooit meer zou overwegen om te trouwen.'

'Doe je dat dan?' vroeg ze ademloos.

'Nee. Dat zou zinloos zijn.'

'Ja.'

'Ik moet mijn verplichtingen nakomen.'

'Dat moeten we allebei. Het leven is zo triest.'

'Het verdriet heeft me gerijpt.'

'Ik vroeg me de eerste keer al af hoe het kwam dat je zo'n wijsheid bezat. Dat is het eerste wat me aan je opviel.' Sabina werd onrustig en keek een paar maal in de richting van de Kerkstraat.

'Je moet zeker weg?'

'Ja. Hoelang blijf je nog in Ammekerk?'

'Kun je terugkomen? We moeten het goed uitpraten.'

'Vanavond. Dan steken ze de teertonnen aan.'

'Laten we elkaar weer hier ontmoeten. De tonnen staan hier ver vandaan. Men zal ons niet zien.'

'Goed. Maar ik kan niet zeggen hoe laat ik kom.'

'Ik wacht wel. Dat geeft niet.'

'Maarten... Nu moet ik het echt zeggen. Val me niet opnieuw in de reden, anders kan ik het niet meer. Ik voelde me zo wanhopig en er was geen andere uitweg, begrijp je? Volgende week moet ik in ondertrouw.'

'Sabina!' Wat klonk dat gekweld.

'Ja, ik weet het. Maar jij zei toch ook, dat ik moest gehoorzamen. Ik had niemand anders. Ik voel het net als jij, Maarten. We moeten erover praten.'

'Als ik maar vrij was...'

'Ja, dan zou ik alles en iedereen trotseren. Ik wist immers dat je gebonden was, van het begin af aan. Dat maakte het juist zo moeilijk om vol te houden. Ik besefte toen nog niet hoeveel ik voor je voel. Ik zei al dat er geen andere mogelijkheid was, hoe ik het ook bekeek.'

'Geef me nog een kus,' bedelde hij, nu met dezelfde wanhoop in zijn stem als zij.

'Vanavond,' beloofde ze schielijk, terwijl ze opstond en het gras van haar rokken afklopte. 'Ik ben veel te bang dat je anders weggaat nu je dat verschrikkelijke weet. Ik wil je graag nog eens kussen, Maarten.'

Oei, wat moest hij wel niet van haar denken? Maar hij dacht niet normaal. Hij voelde zich wanhopig, net als zij. Wanhoop en verlangen, liefde misschien... Liefde? Had ze dat wonder dan toch leren kennen?

Het mastklimmen was afgelopen, toen ze in de Kerkstraat terugkwam. Het sprietlopen ook. Sanne had meegedaan met het stroopjeshappen en nu was het zakkenlopen voor de kleintjes in volle gang. Vader keek al naar haar uit. Zenuwachtig beet Sabina zich op de lip. Wat moest ze zeggen, in vredesnaam?

'O, ben je daar?' vroeg vader. Zijn adem rook naar drank. Nu ja, dan zou hij misschien niet boos worden.

'Ik ben naar de kreekkant geweest om naar de teertonnen te kijken.'

'Die branden toch niet overdag, wel?'

'Nee, maar vanavond wel. Dan ga ik nog even kijken. Dat mag toch wel?' Normaal zou vader dat niet goed vinden, maar nu hij een paar borrels ophad, kon ze misschien gedaan krijgen dat hij zijn toestemming gaf.

'Waarom?' wilde hij weten.

'Het is altijd zo sprookjesachtig als het dorp geïllumineerd is.'

'O,ja?'

'En Hendrik moet de hele dag op het land zijn.'

'Komt hij vanavond ook?'

'Het zou sneu zijn als hij er was en ik niet.' Nu bonkte haar hart net zo als toen Maarten haar kuste. Echt liegen deed ze niet, maar ze suggereerde iets dat pertinent niet waar was. Het was de eerste keer dat het prettig was Hendrik achter de hand te hebben.

'Nu ja,' bromde vader. 'Dan neem je Geertje maar mee.'

Dat was nu niet direct de bedoeling, maar voorlopig knikte ze gedwee.

De hele verdere dag werkte Sabina hard, maar ondanks dat werd ze haar zenuwachtigheid niet de baas. Ze piekerde nog over Geertje. Pas met de koffie werd het duidelijk dat ze zich geen zorgen had hoeven maken. Geertje had helemaal geen zin in de wandeling naar Ammekerk. Ze was niet lekker, zei ze, en hoewel er nog even sprake van was dat Sanne mee zou gaan liep ook dat met een sisser af. Ten slotte stuurde vader Trijnie met Sabina mee, want het was natuurlijk ondenkbaar dat het meisje alleen naar het dorp zou gaan om haar verloofde bij avond te ontmoeten.

Trijnie verheugde zich op het onverwachte pretje. Ze had de hele dag op de boerderij moeten werken. Sabina zou wel iets verzinnen om de meid een uurtje kwijt te raken.

Het was nog steeds druk in het dorp. Trijnie keek haar ogen uit en wilde overal blijven staan. Ten slotte pakte Sabina, die hierop gehoopt had, haar beursje. 'Hier, koop een kaneelstok en een oliebol voor jezelf. Ik heb een afspraak, begrijp je?'

'O? Ah, ja!' Trijnies goedige, bolle gezichtje plooide zich in een begrijpende lach. Ze verkeerde nog in de kinderlijke veronderstelling dat alle verloofden gelukkig waren.

'Ik zie je straks wel weer. Over een uurtje of zo,' mompelde Sabina, terwijl ze zich uit de voeten maakte. Ze was in ieder geval eerlijk geweest tegen Trijnie, verbijsterend eerlijk. In ieder geval zou vader het arme kind niets kunnen verwijten, als er onverhoopt iets zou misgaan.

Sabina haastte zich naar de kreekkant; gelukkig werd ze maar twee keer opgehouden door bekenden. Tot haar opluchting zag ze Hendrik nergens. Daar was ze wel even bang voor geweest. Haar verloofde was gelukkig geen vurig minnaar. Misschien had het zijn voordelen met een veel oudere man te trouwen. Ze zou het zeker rustiger hebben dan met een jongen van haar eigen leeftijd.

Maarten. Als ze nu met hem had kunnen trouwen, dan... dan was het niets akeligs, dan zou het plezierig zijn, dan... Nee, nee, dat waren gevaarlijke gedachten. Hij was niet vrij, dat had hij altijd al gezegd.

Daar was het bosje. Sabina keek nog eens om zich heen. De teertonnen brandden nog niet, het was nog vroeg. Niemand lette op haar, net als vanmiddag. Haastig trok ze zich terug in de bescherming van de vlierstruik. Bijna op hetzelfde moment werd ze door een paar sterke armen omvat. 'Kon je wegkomen?' fluisterde hij.

'Anders was ik hier toch niet?'

'Je vader liet je zeker niet alleen gaan?' stelde hij vast.

'De meid is bij me. Ik heb haar achtergelaten bij de gebakkraam om een oliebol te kopen. Ze denkt dat ik iemand anders ontmoet.'

'Hendrik van Bressij?'

'Ja, die. Anders had ze me nooit laten gaan.'

'Ik heb hem gezien, vanmiddag.'

Ze keek hem onzeker aan. Een beetje angstig ineens.

'Ik moest gewoon weten, wie... hoe je terechtkomt. Ik ben ook langs het water naar de boerderij gewandeld. Ik ken hier een paar mensen in het dorp. Daar heb ik langs m'n neus weg mijn licht opgestoken. Je wordt boerin op een mooie hoeve, Sabina.'

O, waarom nam hij dat als zo vaststaand aan? 'Ik ben nog niet getrouwd,' fluisterde ze. Een felle, wilde hoop nam plotseling bezit van haar. Kon het noodlot toch nog gekeerd worden? 'Kom, Maarten, laten we hier niet blijven. Over enkele ogenblikken wordt het hier al drukker.'

'Laten we dit pad aflopen. Daar ginds is een boerderijtje waar niemand is. Ik ben er net al wezen kijken.'

'Ze zijn allemaal in het dorp nu het werk gedaan is.'

'Dat is maar gelukkig voor ons. Hier is een schuur, laten we naar binnen gaan, dan kunnen we ongestoord praten.'

Ze volgde hem het schemerduister in, ze zochten een plekje in het hooi, waar ze gemakkelijk konden zitten. Sabina voelde zich gelukkig. Ze was met Maarten samen en ze zouden praten. Misschien had ze voor niets gewanhoopt?

Vreemd, ze voelde geen moment enige angst. Ze voelde ook geen afkeer, zoals dat steeds het geval was als Hendrik in haar buurt kwam. Dit was mooi, dit was liefde. Ze was er zeker van dat dit goed was.

Goed? Nee, het was niet goed. Het was zo slecht en zo verkeerd als het maar zijn kon! Waarom voelde ze zich dan niet schuldig? Hoe kon het gebeuren dat ze alleen maar snakte naar het moment dat Maarten haar in zijn armen zou nemen? Vreemd, dat ze niet bang was. Ze ontmoetten elkaar immers pas voor de vierde keer. Dat kon toch geen liefde zijn. Ofwel?

Eindelijk was het dan zover. Ze waren samen.

'De dag duurde eindeloos lang,' bekende Sabina, om de stilte te verbreken. Ze zag dat Maarten lachte. Hij boog zich naar haar toe.

Enkele momenten lang voelde ze een grote volmaaktheid. Zo moest het zijn, wist Sabina. Dit was Gods bedoeling met een man en een vrouw. Waarom hadden de mensen dan zoveel regels gemaakt over wat goed was en wat niet? Hoe kon dit slecht zijn, wat ze nu deden? Het was zo volmaakt.

O, ze bedroog vader, Hendrik, ja, ook Trijnie, die niets vermoedde en op haar passen moest. Ze bedroog iedereen, zelfs Maarten, ja, hem ook. Ze duwde hem van zich af.

'Wat moeten we toch doen?' Sabina merkte dat ze haar gewone zelfbeheersing helemaal kwijt was. Ze voelde zich zwak en ontdaan. Haar tegenstrijdige gevoelens leken alle kracht uit haar weg te trekken. Het was niet goed wat hier gebeurde. Het hoorde niet. Maar hoe kon ze weggaan en haar leven lang geen enkele herinnering hebben aan een beetje warmte, aan liefde? Mocht ze het wel liefde noemen? Had ze dat recht wel? Maarten merkte haar plotselinge vertwijfeling. Ook zijn ogen kregen een sombere uitdrukking.

'Ik wilde dat ik een oplossing wist,' zuchtte hij, terwijl hij zijn handen achter zijn hoofd vouwde en zich achterover in het hooi uitstrekte. 'Zelfs al had ik moeder niet, voor wie ik zorgen moet, en mijn zuster, dan nog... je vader zou me geen partij voor jou vinden. En terecht. Je zou nooit gelukkig zijn bij mij op Maasdam. Ik zou je nooit gelukkig kunnen maken, Sabina!'

Dat laatste klonk zo gekweld. Ze moest hem strelen, het haar uit zijn gezicht, de plotselinge groeven van zijn neus naar zijn mond.

'Ik bedacht daarnet, hoe dom de mensen zijn om geld en goed hoger aan te slaan dan de liefde.'

'Dom of niet, we moeten ermee leven. Het is niet aan ons om dat te veranderen.'

'Is er echt geen mogelijkheid, Maarten? Moet het echt zo eindigen?' 'Ik ben gebonden en ik ben de enige niet.'

'Ik ben nog niet getrouwd.'

'Maar je weet net zo goed als ik, dat je niet meer op je gegeven woord kunt terugkomen zonder een schandaal te veroorzaken.'

'Jij bent me wel een schandaal waard.'

'Je weet niet wat je zegt.'

'Jawel.'

'Nee. Je bent er het meisje niet naar om je leven lang met de nek te worden aangekeken. Dat is een zwaar kruis, Sabina. Je wordt nu een rijke boerin, in alle eer en deugd.'

'Ik ben sterk.'

'Nee. Je wilt wel sterk zijn, maar je kent alleen het leven in een klein dorp als Ammekerk. Ik heb in de stad veel geleerd. Wat ik daar heb gezien... Nee, Sabina. Ik heb armoe gezien, waar jij geen weet van hebt. Ik zal nooit een vrouw in een positie brengen dat ze zich berooid voelt. Bovendien, we kennen elkaar nog maar zo kort. Misschien val ik je tegen, op de lange duur.'

'Nooit.'

'O, meisje. Gebruik je verstand.'

'Dat probeer ik,' fluisterde ze, voor ze hem kuste.

'Nee.' Maar hij liet met welgevallen toe dat ze hem kuste. Sabina moest lachen, ze wilde voor deze ene avond haar wanhoop vergeten. 'Ik zeg wel tegen mijn vader dat het huwelijk echt niet door kan gaan.'

'Daar neemt hij geen genoegen mee. Je zou hem in de hele streek te schande maken.'

'Ik kan niet, Maarten.'

Plotseling trok hij haar naast zich in het hooi. De greep van zijn armen was niet langer teder, zelfs niet plagerig. Hij hield haar zo stevig vast als Hendrik soms deed. Toch was ze niet bang. Voor Maarten zou ze nooit bang zijn, wist ze.

We kunnen niet anders doen dan ons neerleggen bij het onvermijdelijke. We hebben zo onze vaste gewoonten op het land. Daar kunnen we niet straffeloos tegenin gaan. We mogen bovendien niet alleen om onszelf denken, Sabina. We zouden dan te veel mensen diep moeten kwetsen. Mijn moeder en mijn zuster, jouw vader en alle anderen van Poelwijck, ja, zelfs de bewoners van Maesvreugt, allemaal en niet alleen je bruidegom. Kun je er geen vrede mee hebben, dat we tenminste weten wat liefde is? Want dat voel ik voor jou. Echte liefde. Ik snap zelf nog niet hoe dat ineens zo gekomen is, maar het is zo.'

'Zo voel ik ook voor jou.'

'Nu dan! Dat is toch een mooi geschenk? Iets om aan terug te denken? We kunnen toch troost vinden in de wetenschap van elkaar te houden, zelfs al kunnen we niet bij elkaar zijn?'

'O, Maarten.' Nu huilde Sabina echt, want ze wist dat hij gelijk had. Ze wilde met hart en ziel dat het anders was, maar hij had alle gelijk van de wereld. Zij beiden konden de zeden en gewoonten niet veranderen. Ze zouden moeten aanvaarden, vroeger of later. Dan maar beter vroeger. Maarten was zo sterk, zo wijs. Hij had al veel meegemaakt, een groot verdriet gekend. Hij had het bij het rechte eind met zijn woorden over alle anderen. Ze mocht andere mensen niet ook nog ongelukkig maken. Die konden het immers ook niet helpen. Het was nu eenmaal zo en de enige troost die er te vinden was lag Boven. Dominee had daar vaak over gepreekt, maar tot vanavond had ze niet begrepen dat het ook werkelijk zo was. Na nog een paar snikken had ze zichzelf onder controle. Ze droogde haar ogen met de punt van haar schort.

'Ik heb het begrepen, Maarten. Maar jij en ik... onze band zal er altijd blijven. We kunnen aan elkaar denken als we ziek zijn, of ongelukkig.'

'Ik zal over je leven waken,' beloofde hij met schorre stem en even voelde Sabina een serene rust over zich komen, een rust die ze een enkele maal ook in de kerk ervaren had.

Hij had gelijk. Ze moest zich gelukkig prijzen dat ze nu toch wist wat liefde was. Ze zou sterk zijn en kracht putten uit de herinnering aan deze dag.

'Ik moet gaan,' fluisterde ze, zodra ze voelde dat ze weer in staat was zonder haperen te praten.

'Nog niet. Je had me nog wat beloofd.'

'Ik heb niet veel tijd meer.'

'Het is de laatste tijd die we hebben, Sabina. Een paar minuten nog.'

Ja, een paar minuten om later aan terug te denken, als ze het moeilijk kreeg. 'Je bent zo wijs, Maarten. Zo sterk.'

'Dat lijkt maar zo. Ik voel me net zo wanhopig als jij. Ik heb net zo goed nachten en nachten lang wakker gelegen om te piekeren over een andere oplossing.

'Stil nu. Kus me, nu het nog kan.'

Dat deed hij. Eerst zacht en teder, zodat ze er tranen van in haar ogen kreeg. Toen harder, maar hij maakte haar niet bang. Ze voelde zijn wanhoop nu ze bijna afscheid moesten nemen. Zo voelde ze zichzelf ook. Hoe kon het toch, dat je je zo sterk met een ander mens verbonden kon voelen? Sterker dan met haar familie, wist ze. Als er een mogelijkheid was, zou ze alles in de steek laten om hem te volgen. Blijmoedig zou ze de armoede verduren, zeker. Maar ze mocht niet alleen aan zichzelf denken. Onzelfzuchtigheid was een grote deugd en altijd zou ze weten dat Maarten van haar hield, zoals zij van hem hield.

Ze schrok er zelfs niet van, toen zijn handen over haar lichaam begonnen te dwalen. Ze voelde net als hij, ze hadden nog maar zo kort de tijd. Straks zou het afgelopen zijn, voor altijd. Sabina drong zich dichter tegen hem aan. Maarten hijgde en praatte verward, zijn handen tastten nu onder haar rokken. Even, heel even drong het tot Sabina door dat dit niet goed was. Zo te na mocht alleen een echtgenoot je komen. Nee, nee, niet piekeren. De paar minuten die ze bij Maarten kon zijn zouden al te snel voorbij zijn.

'Sabina,' snikte Maarten.

Toe maar,' moedigde ze hem aan. Ja, ze wist wat er ging gebeuren, ze wist dat het helemaal fout was en toch wilde ze het. Ze wilde die herinnering ook hebben, om haar latere leven te kunnen volhouden. Maarten moest de eerste zijn. Hem behoorde toe wat Hendrik wilde hebben. Ze wist wel niet precies wat, maar het duurde niet lang eer ze het ontdekte. De pijn duurde maar kort, en de rest was zo mooi. Zo voelde het dus. Zo moest het ook zijn, dat wist ze gewoon. Ze voelde zich zo vredig, zelfs al beging ze een grote zonde. Later zou ze nog genoeg spijt kunnen hebben, maar dit was een schoon geheim tussen Maarten en haar. Niemand zou er ooit van weten. Maarten kermde diep, ze streelde zijn haar en kuste hem op zijn wang. 'Lieveling.'

Ze voelde zich heel eenzaam toen hij ineens van haar af rolde. Maarten lag heel stil naast haar. Ze kwam op een elleboog overeind en keek in het geliefde gezicht. 'Ben je nu gelukkig?' vroeg ze.

'O, nee,' kreunde hij. Zijn ogen openden zich. 'Wat heb ik je aangedaan?'

Je hebt me een mooie herinnering gegeven,' troostte ze.

Nee. Ik ben zwak geweest. O, vergeef me!' Hij was werkelijk diep wanhopig, merkte Sabina geschrokken op. Ze had geen tijd om over haar eigen gevoelens na te denken. Ze moest hem troosten en dan moest ze weg.

'Ik vergeet dit nooit, Maarten. Ik wilde het net zo graag als jij. Jij moest de eerste zijn.'

'Ik heb je bruidegom bedrogen.'

'Nee, dat heb je niet. Dit moest zo gebeuren. Toe, wees gelukkig, we hebben nu de herinnering. Die kan ons nooit worden afgenomen. Kus me nog eens, want ik kan echt niet langer blijven.'

Een laatste, wanhopige kus. Nog even klemden ze zich aan elkaar vast, niet bij machte de schoonheid van het ogenblik voorbij te laten gaan. Schuldgevoelens lieten zich op dat moment gemakkelijk verdringen, net als de angst. Nog even elkaar aanraken, troosten, de warmte van de ander voelen.

Plotseling rukte Sabina zich los. Als ze nu niet ging, zou ze moeten huilen, zou ze er de kracht niet meer toe hebben om hem te verlaten om haar plicht te vervullen. De grens was bereikt, dat voelde ze. Ze moest gaan voor Maarten dat merkte. Hij had het al moeilijk genoeg met het gebeurde, zonder te weten van al die gevoelens die haar bestormden. Zij moest de sterkste zijn. Dat was ze ook, althans voor dat moment.

'Vaarwel, Maarten. Denk vaak aan me. Ik zal het nodig hebben.'

'Sabina, ik heb je zo lief.'

'Ik hou ook van jou en dat zal nooit veranderen. Als er iets is, laat ik dat aan mijn nicht Saar weten. Weet je nog waar ze woont?'

'Ik zie haar wel eens in de kerk. Laatst heb ik een praatje met je neef gemaakt.'

'Via hem zul je op de hoogte blijven, Maarten. Vaarwel. Het is echt de hoogste tijd.'

Nog één allerlaatste blik op het geliefde gelaat, toen wendde ze zich resoluut om en trok ze de schuurdeur achter zich dicht.

 

Later wist ze niet, hoe ze ongemerkt onder de mensen terug was gekomen. Ook niet, hoe ze Trijnie had teruggevonden en de brandende teertonnen had bewonderd zonder dat er iets bijzonders aan haar te merken was. Even, heel even was alles wazig geworden, toen ze door de Kerkstraat liep in de vallende schemering. Achter de ramen van de huizen brandden overal vetglaasjes. Het zag er zo feestelijk uit, maar zo voelde ze zich helemaal niet. Ze voelde zich heel vreemd, helemaal niet zoals gewoonlijk. Ze voelde zich wel een beetje schuldig, maar tegelijkertijd was ze heel tevreden. De zin van haar bestaan was vervuld. Ze was vrouw.

Doch reeds de volgende morgen week dat tevreden gevoel. Nu kwamen de schuldgevoelens, die ze vreesde en waarvan ze wist dat ze die de rest van haar leven met zich moest meedragen. Haar onderrok was een beetje bebloed geweest en ze wist instinctief dat ze dat moest verbergen. Er was zoveel om te verbergen: haar gedachten, haar gevoelens, ja ook haar angst.

Die voelde ze, dagenlang. Pas in de dagen die volgden, besefte Sabina dat het ook mogelijk was dat ze een kindje moest krijgen. Ze dacht ineens weer aan het kleine prinsesje Wilhelmina, wier geboorte aanleiding was geweest tot de belangrijkste gebeurtenissen van haar leven.

Ze had niet bang hoeven zijn. Tien dagen later wist ze dat haar vrees ongegrond was geweest.

Ze was zelfs lichtelijk teleurgesteld. Had ze, heel diep vanbinnen, dan toch nog gehoopt op het wonder dat haar zou verhinderen met Hendrik te moeten trouwen? Er gebeurde geen wonder en ze was nu in ondertrouw. De teerling was geworpen. In stilte mocht ze altijd aan Maarten denken, maar verder moest ze moedig zijn. Ze zou haar familie nooit te schande maken.