HOOFDSTUK 11

 

Er waren niet veel mensen in de kerk en het was er heel stil, toen dominee wachtte op het antwoord.

Ja.' Dries' stem klonk rustig en zeker.

Ja,' antwoordde ook Sanne, heel wat zachter maar toch met een grote vastberadenheid in haar stem.

Ze voelde hoe koud haar hand was, die Dries vasthield. Ze had graag even naar hem willen kijken, maar ze durfde niet. Nu waren ze dus man en vrouw. Onverbrekelijk met elkaar verbonden voor de rest van hun leven. Wat er ook gebeurde, ze zouden het samen moeten delen. Sanne wist op dat moment werkelijk niet of ze zich nu wel of niet gelukkig voelde. Ze was blij toen ze even later weer kon gaan zitten, omdat een onverklaarbare zwakte bezit van haar leek te nemen. Nog steeds durfde ze niet naar Dries te kijken. Ze vouwde haar handen en legde ze in haar schoot. Zedig staarde ze naar beneden, ze moest zich dwingen om zo rustig en kalm te blijven zitten en niet aan haar trouwschort te gaan zitten frommelen. Ze droeg het schort dat eens haar moeder had gedragen op haar eigen trouwdag, maar de blauwe japon was nieuw en modieus, met veel plooien aan de achterkant, waar ze een kussentje onder haar kleren droeg zodat de rok van achteren bol stond. Vanzelfsprekend droeg ze eveneens haar mooie nieuwe keuvel. Ook Dries zag er knap uit in zijn zwarte kerkpak en zijden hoed. Ze was toch trots op haar bruidegom en ze wilde maar dat het gevoel van onbehagen verdween, het plaagde haar al de hele dag.

Eindelijk was de kerkdienst afgelopen. De zon scheen net op het moment dat Sanne en Dries naar buiten kwamen en er gleed eindelijk iets van Sannes bedruktheid van haar af. Ze kon zelfs lachen toen Sabina haar met een ernstig gezicht feliciteerde. Voor het eerst die dag voelde ze een beetje vertrouwen in de toekomst. Vertrouwen in haar leven als Dries' vrouw. Natuurlijk zou hun huwelijk een goed huwelijk worden. Ze hield immers van hem?

Het was prettig dat de zon bleef schijnen, terwijl de trouwstoet naar Poelwijck reed voor het bruiloftsmaal. In het dorp strooiden ze bruidssuikers en van alle kanten werden er gelukwensen geroepen. Dries zei niet veel, lachte ook maar nauwelijks, doch er was niemand die daar vreemd van opkeek. Hij was immers nog in de rouw en hij moest zijn vader en grootvader nu beslist missen.

Het bruiloftsmaal moest bescheiden zijn. Er was alleen familie en het was allemaal heel anders dan een paar maanden geleden op Geertjes bruiloft. Maar Sanne kende die dag geen moment van spijt. Nu was ze Dries' vrouw en als ze tot het voorjaar hadden moeten wachten... wie weet wat er dan nog allemaal had kunnen gebeuren. Sanne moest even een huivering onderdrukken.

Door de rouw kon er niet echt gefeest worden. Na de maaltijd bleef men een poosje in de pronkkamer met elkaar zitten praten, er werd een borrel geschonken en er was iets lekkers bij de koffie. Het was best gezellig, ook zonder gedichten en toneelstukjes. Sanne voelde zich heel voldaan en kreeg zelfs plezier om Hanneke, die rood en verlegen luisterde naar hetgeen hun achterneef, Adam den Hartigh van Eben Haëzer, te vertellen had. Ze hadden dezelfde overgrootouders. Adam was de laatste nazaat uit het eens zo trotse geslacht. Hij was de dertig al gepasseerd en nog steeds ongetrouwd. In het dorp stond hij bekend als een stugge, harde man. Veel wist Sanne niet van hem, want ze had deze teruggetrokken boer slechts eenmaal eerder, op Sabina's eerste trouwdag, ontmoet. Ze moest Hanneke eens naar hem vragen bij gelegenheid.

Ongemerkt was de tijd voorbijgegaan en was het half tien geworden. Dries begon ongedurig te draaien en wilde zachtjesaan gaan opstappen. Zoals gebruikelijk werden er grappig bedoelde opmerkingen gemaakt over het ongeduld van de bruidegom. Nu ze zelf de bruid was, werd Sanne daar heel verlegen onder. Ze dacht dat het maar het beste was er geen aandacht aan te schenken, maar door die achteloos gesproken woorden en het heimelijk gegrinnik waren haar gedachten wel vooruitgegaan naar de nacht die onherroepelijk op de bruiloftsdag moest volgen. Ze had die gedachte aldoor onderdrukt, niet alleen vandaag, maar al bijna net zo lang als ze met Dries verloofd was. Nu kon ze dat niet meer en ze voelde zich heel onzeker. Een beetje bang, dat ook. Hoe zou Dries erover denken? Over die dingen praatte je immers niet? Ze wist zo weinig, zelfs al was ze een boerendochter en zag ze veel op de boerderij waar een stadse bruid zelfs niet de minste notie van had. Opnieuw moest Sanne een huivering onderdrukken.

Het was al donker toen het rijtuig met het bruidspaar naar Maesvreugt reed, gevolgd door het rijtuig van Poelwijck, dat door Maarten werd bestuurd. Hij bracht zijn zuster Dit en Catharina terug, want die konden natuurlijk niet bij het bruidspaar in het rijtuig zitten.

Sanne wist niet wat ze moest zeggen gedurende de rit, en zweeg dus maar, omdat Dries dat ook deed. De hele dag had hij trouwens weinig of niets gezegd, besefte ze. Ze voelde zich heel eenzaam, toen ze door de vallende nacht naar haar nieuwe huis reed. Niet éénmaal keek ze om naar Poelwijck, haar geboortehuis, de boerderij waar ze was opgegroeid. Nog even en ze zouden op Maesvreugt zijn. Voortaan was Maesvreugt haar thuis en zo was het goed.

Toch nog veel te vlug draaide het rijtuig het erf van Maesvreugt op. Nauwelijks stonden ze stil of de knecht was al bij hen.

'Ik zorg wel voor het paard, boer,' grinnikte hij opgetogen en hij tikte tegen zijn pet om de nieuwe bazin te begroeten. Sanne knikte, nog steeds verlegen. De knecht lachte op dezelfde manier als de andere mannen dat hadden gedaan. Sanne was zo langzamerhand heel zenuwachtig geworden. Eigenlijk voor het eerst op deze dag. Twijfels had ze volop gehad, maar haar zenuwen had ze tot nog toe in bedwang weten te houden.

Dries hielp haar uitstappen en leidde zijn bruid door de voordeur naar binnen; de voordeur werd vanzelfsprekend alleen bij dopen, trouwen en begraven gebruikt. Als alles goed ging, dacht Sanne, ging ze de volgende keer met haar kind door deze deur. Dat was wel een gedachte om je gelukkig bij te voelen.

De pronkkamer was in orde gebracht voor het bruidspaar. De lieve Dit had wat asters in een vaasje gezet, zag Sanne ontroerd. Ze keek onwennig de kamer rond. Heel vaak had ze in deze kamer gezeten, op hoogtijdagen toen Sabina hier nog woonde, maar ook op dagen van droefenis. En daar, in die bedstee, was Dries' vader gestorven. Gelukkig was de andere bedstee voor Dries en haar in orde gemaakt. Ze had het een akelig idee gevonden te moeten slapen in een bedstee waar haar zuster ongetwijfeld haar ongelukkigste uren had doorgebracht. Vreemd, dat ze nu zo sterk aan Sabina moest denken. Dat moest ze niet doen. Het verleden was voorbij, voorgoed. Nu was zij, Sanne, de boerin van Maesvreugt.

Terwijl haar hart in haar keel klopte, draaide ze zich om. Dries was bij de deur blijven staan. Toen Sanne zich omdraaide sloot hij die zachtjes achter zich.

'Waar denk je aan?' vroeg hij. Kennelijk wist hij met zijn figuur niet goed raad. Hoewel er een olielamp brandde op het tafeltje, was het toch schemerig in de pronkkamer. Sanne kon de uitdrukking in Dries' ogen niet zien. Met een schokje realiseerde ze zich, dat ze elkaar de hele dag nauwelijks hadden aangekeken. Meer dan een vluchtige kus op haar wang, na de kerkdienst, had ze niet gehad. Opnieuw werd Sanne een beetje bang.

'Ik moest aan je vader denken, en mijn zuster,' bekende ze met haar gewone openhartigheid. 'Ik ben blij dat wij niet in die bedstee hoeven te slapen.'

Dries lachte even 'Kom, kom. Mijn vader spookt niet, hoor.'

'Ik weet dat het kinderachtig is,' antwoordde ze verlegen. 'Maar toch...'

'Aan Sabina moet je ook niet denken. Wat ze er zelf ook van zegt, ze is niet gedwongen om met mijn vader te trouwen.'

'Er zijn veel manieren om een meisje tot iets te dwingen, Dries.'

Plotseling kreeg zijn gezicht een wantrouwende uitdrukking. 'Geldt dat soms ook voor jezelf?'

'Nee hoor,' haastte ze zich hem gerust te stellen. 'O, heden, nee! Mij hoefde niemand te dwingen om met jou te trouwen.'

'Gelukkig maar.' Hij deed opgelucht een paar stappen naar haar toe. 'We moesten het verleden maar liever laten rusten. Aan de dingen die gebeurd zijn kunnen wij toch niets meer veranderen.' 'Dat is zo. Ik laat me wel eens vaker door mijn gevoelens meeslepen. Zeg later nooit dat ik je had moeten waarschuwen.'

'Je bent soms wat impulsief, dat weet ik.'

'Ja, altijd weer doe ik moeite om vooral verstandig te zijn, maar op de een of andere manier doe ik dan toch weer iets voor ik er grondig over heb nagedacht.'

'Je doet gewoonlijk wat je hart je ingeeft en ik vind dat zo slecht nog niet.'

'Het is lief van je om dat te zeggen.'

Weer lachte Dries, wat hartelijker nu. 'Ik zou nog wel een borrel lusten. Wil jij misschien nog een glaasje vruchtenwijn voor het slapengaan? Het staat op de plank in onze bedstee. Sinds mijn vader gestorven is, is de drankvoorraad op Maesvreugt altijd heel beperkt en bovendien veilig weggeborgen. Maar deze avond is anders dan alle andere avonden. Wil je?'

'Ik weet het niet,' weifelde Sanne. 'Ik heb er al twee gehad vandaag.'

Toe maar. Ben je bang om daar dronken van te worden?' Eindelijk lachte Dries voluit en zijn ogen glommen plotseling van ingehouden plezier. 'Ik ben het drinken niet gewoon.'

'Nee, maar het is je trouwdag en daarom wordt de uitspatting je al bij voorbaat vergeven.'

'O, malle. Goed, geef me nog maar een glaasje, maar dan een kleintje.'

'Ga zitten, zodat we nog wat kunnen praten.'

'Goed.' Een beetje bevreemd ging ze zitten in de stoel waar vroeger Sabina altijd had gezeten. Na de haast waarmee Dries van Poelwijck wilde vertrekken, had ze evenveel haast verwacht om in de bedstee te komen. Ze was blij dat ze nog even de tijd kreeg om een beetje tot zichzelf te komen.

Voorzichtig nam ze een slokje uit het glas dat Dries haar gaf. Dorst had ze niet, maar als je een glas vasthield was het gemakkelijker om je onzekerheid te verbergen. Ook Dries nam een slok.

'Gewoonlijk drink ik nauwelijks,' vertelde hij ten overvloede, want dat wist ze al lang. Hij had weer dat verlegen lachje op zijn gezicht. 'Je hebt ongetwijfeld wel eens gehoord dat mijn vader een gretig innemer was. Ik had daar altijd weinig respect voor. Zoals hij was, wil ik nooit worden. Ik drink alleen op hoogtijdagen en zelfs niet eens op zondag na de kerk. Sommige mannen lachen me daarom uit en noemen me een melkmuil.'

'Drinken is een zwakheid. Sabina en Maarten drinken nooit een druppel meer.'

'Dat weet ik. Ook dat is een gevolg van mijn vaders onmatigheid. Het is eigenaardig dat zware drinkers nooit van zichzelf vinden dat ze zich te buiten gaan.'

'Laten we maar niet meer over je vader praten. Ik heb een fijne trouwdag gehad, Dries.'

'Miste je de feestelijkheden niet?' Hij lachte opnieuw.

'Ik zal je een geheimpje verklappen. Ik hou helemaal niet van grote, drukke feesten. O, het kan best wel gezellig zijn, voor even, maar niet als het een hele dag duurt en al helemaal niet als je er zelf het middelpunt van bent. Dan zit je constant in de zenuwen of alles wel goed gaat.'

'Je bent een rare.' Dries schudde goedmoedig het hoofd en nam een laatste slokje. Ook Sanne maakte haar glaasje leeg.

'Ben je moe?' vroeg Dries, terwijl hij aarzelend in het midden van de kamer bleef staan.

'Een beetje. Heb je een vaas voor me, om de keuvel op te zetten? Het oorijzer knelt zo.'

'Hij staat je mooi, die nieuwe keuvel.'

'Vind je het niet onzedelijk, dat ik een lokje haar aan de voorkant eruit laat komen?' Weer zei Sanne het eerste wat in haar opkwam, zich er niet eens van bewust dat ze een beetje met haar bruidegom koketteerde.

'Ik weet dat er veel mannen zijn die vinden dat een vrouw de haren bedekt moet houden, maar je hebt heel mooi haar, Sanne. Ik zie niet in waarom je dat verbergen moet.'

'Gelukkig maar. Je weet dat ik doordeweeks geen keuvel meer draag en dat verandert niet omdat ik nu een getrouwde vrouw ben.'

'Dat deed Sabina na mijn vaders dood ook niet meer. Daarvoor soms, maar dan mopperde hij altijd. Nee, we zouden niet meer over ze praten.'

'Ik heb geen hekel aan de keuvel, maar dat oorijzer, hè?' ging Sanne gejaagd verder. Ze ergerde zich aan zichzelf, omdat ze toch weer over Sabina was begonnen.

'Toch is het in zekere zin jammer. Boerinnen dragen ook al zondagse japonnen. De klederdracht zal nog eens helemaal verdwijnen.' 'Dat geloof ik niet,' dacht Sanne. 'Hoe moet je anders laten zien hoe rijk je bent?'

'Een dergelijke opmerking had uit een mannenmond kunnen komen,' meesmuilde Dries, maar hij moest toch opnieuw een beetje lachen.

'O, ik zeg al weer iets verkeerd, geloof ik.'

'Nee, nee, je hebt misschien wel gelijk. Een vrouw houdt er ook van haar welstand te kunnen tonen en mooie sieraden te dragen. Dat doet me trouwens aan iets denken, Sanne.' Hij haalde iets uit de hoekkast. 'Dit is nog van mijn grootmoeder geweest.' Dries gaf haar een doosje met twee prachtige gouden mutsspelden, elk versierd met een granaatje. 'Ik zou graag zien dat jij ze op je muts doet. 's Zondags naar de kerk, als de rouw voorbij is.'

'O, Dries, wat zijn ze mooi! Maar... zijn ze niet voor je zuster bestemd?'

'Nee, Catharina heeft de mutsspelden van moeder gekregen. Ze mocht kiezen. Die vond ze mooier omdat ze meer van bloedkoralen houdt.'

'Aan granaten heb je meer. Die kun je met lichte rouw al dragen en bloedkoralen niet. Een mens is zo vaak in de rouw.'

'Ja, veel te vaak, dat is waar. Zal ik ze weer wegbergen?'

'Leg mijn eigen sier er ook maar bij. Dat lijkt me een veilig plekje.'

'Voel je je erg onwennig?'

'Een beetje maar. Het scheelt dat ik hier al vaak geweest ben.'

'Ik zou er niet aan moeten denken ergens anders te moeten wonen. Ik zal nooit van Maesvreugt weggaan, zelfs niet al word ik tachtig.'

'En dan? Bij je getrouwde kinderen blijven zitten?'

'Dat zien we dan wel weer. Voorlopig zijn wij de baas op Maesvreugt, Sanne.'

'Ja, ik voel me erg gelukkig. Ik heb altijd gedacht dat ik niets liever wilde zijn dan de boerin van Maesvreugt.'

Weer lachte Dries, niet hardop, maar stil en met een nieuwe innigheid. Hij was duidelijk blij dat ze zijn boerderij zo mooi vond.

Sanne stond op om hem haar granaten te geven die ze vandaag gedragen had. Even voelde ze zich verlegen, toen ze met Dries midden in de pronkkamer stond. Nu viel er niets meer uit te stellen, besefte ze. Alle geluiden op de boerderij waren tot rust gekomen en ongetwijfeld werd er elders in huis intensief geluisterd naar de geluiden in de bruidskamer. Eigenlijk zou je slechts met zijn tweeën moeten zijn na de bruiloft, dacht Sanne. Ze voelde zich toch tamelijk onbehaaglijk als ze dacht aan die andere mensen in huis.

Ook Dries draaide wat rond. Hij voelde zich misschien wel net zo ongemakkelijk als zij.

'Zullen we maar gaan slapen?' stelde ze hakkelend voor.

'Ja, we kunnen moeilijk tot morgenochtend blijven staan, hè?'

Ze glimlachte, hoewel ze zijn opmerking op dat moment allesbehalve leuk vond.

'Wil jij de haakjes van mijn jurk losmaken?' vroeg ze, deels omdat ze de plotseling beklemmende stilte wilde verbreken, maar anderzijds ook omdat ze er zelf nauwelijks bij kon.

Zijn vingers togen onhandig aan het werk. 'Ik ben het niet gewoon,' verontschuldigde hij zich.

'Moet je Catharina nooit helpen?' vroeg ze plotseling een beetje ondeugend.

'Stel je voor! Waarom doen vrouwen altijd die haakjes op de rug? Dan weet je van tevoren dat je er niet bij kunt.'

'Daar heb ik nooit over nagedacht.'

'Ze zijn los.'

'Dank je. Wil je de lamp wat lager draaien? Ik voel me niet erg op mijn gemak als je zo kijkt.'

'Zal ik even weggaan?'

'Ik moet er toch aan wennen, dus dan maar meteen.'

Hij bleef midden in de kamer staan, terwijl ze zich in het schemerdonker uitkleedde en haastig in haar gereedliggende nachtpon schoot. Dries keek nu net als vorige zomer, als ze na het zwemmen uit de kreek kroop. Ondanks de schaarse verlichting kon ze dat zien. Ze kroop haastig in de bedstee en trok het laken tot aan haar kin op.

'Ziezo, ik lig. Nu jij,' zei ze met veel meer bravoure dan ze voelde. In werkelijkheid was ze ook een beetje bang. Nu was het zover en er was geen ontkomen meer aan. Gelukkig dat het Dries was, die naast haar zou liggen, en niemand anders. Ze keek nieuwsgierig toe hoe hij zijn kleren uittrok. Ze moest ondanks alles glimlachen omdat het geen gezicht was: zijn hoofd en handen zo bruin na de oogst, maar zijn kuiten onder de onderbroek waren spierwit. De bandjes fladderden om die witte kuiten toen hij naar een stoel liep om zijn nette pak keurig uit te hangen. Toen draaide Dries zich om. In hemd en onderbroek kwam hij naar de bedstee.

'Waar is je nachthemd?' vroeg Sanne benauwd, want zelfs haar vader had ze nog nooit in een dergelijke staat van ontkleding gezien en het was nu ook heel anders dan op de zomeravonden, toen Dries in de kreek had gezwommen. Nu was hij haar echtgenoot en had het recht... Ze rilde, toen de bedstee naast haar kraakte.

Dries had de olielamp geheel uitgedraaid en het was aardedonker in de pronkkamer. Ze voelde hoe hij naast haar kwam liggen. Ze was het niet meer gewoon om naast iemand anders te liggen. Wat leek zo'n bedstee ineens smal.

Een tijdje zwegen ze beiden. Nu moest het komen, dacht Sanne, terwijl ze zich voor de zoveelste keer afvroeg wat 'het' nu precies was. Dries haalde zwaar adem. 'Ben je moe?' vroeg ze daarom, omdat de stilte drukkend werd en ze begreep dat ze hem niet zomaar welterusten kon wensen.

'Gaat wel,' klonk het uit het donker.

Langzamerhand begonnen haar ogen een beetje aan de duisternis te wennen. Sanne draaide zich op haar zij.

'Hinder ik je?' vroeg Dries weer.

'Nee, nee, ik ben het alleen maar ontwend geraakt naast iemand in de bedstee te liggen. Dat is alles. Vroeger lag ik samen met Sabina, maar dat is al een hele tijd geleden.'

Dries draaide zich op zijn rug, ze voelde het. 'Ben je bang?' Nu was ze blij met de duisternis. 'Ja,' gaf ze eerlijk toe. 'Ik weet niet goed wat... hoe...' Ze zweeg geschrokken.

'Dat geeft niet. Je hoort toch wel eens wat, als getrouwde mensen grappen maken, zoals vanavond voor we wegreden.'

'O, Dries, ik voel me nog zo'n kind.'

'Nee, Sanne, we zijn geen kinderen meer. Je hoeft ook niet bang te zijn. Zeg eens, heb je dan nooit gezien hoe een koe of merrie werd gedekt?'

Vader probeerde altijd ons daarvan weg te houden, maar je begrijpt, juist omdat dat zo geheimzinnig toeging zorgde je ervoor dat je ergens veilig weggescholen kon zien wat er gebeurde.'

Hij lachte in het donker. 'Jij bent ook nooit op je mondje gevallen.'

Ik klets maar wat, omdat ik er zenuwachtig van ben geworden.'

'Ontspan je maar. Ik doe je geen kwaad.' Ze voelde hoe zijn hand haar wang streelde, haar hals. Met bonkend hart wachtte ze op wat verder komen ging. Een zachte kus werd dringender, maar dat was niets om bang voor te zijn.

Hij tastte onder haar hemd, naar haar borsten, even hield Sanne de adem in van schrik. Toen bedacht ze dat het Dries was en dat het dus niet gaf. Het was zijn goed recht om dat te doen. Opnieuw voelde ze hoe zijn mond de hare zocht, eerst zoals gewoonlijk, aarzelend en bijna broederlijk. Toen tastte de hand, brutaler nu, onder haar nachthemd, dat ineens op onverklaarbare wijze omhooggeschoven was, en tevens werd de kus weer dringender. Sanne klemde haar handen tot vuisten. Toen, almaar bedenkend dat het Dries was en dat hij niet meer deed dan alle mannen zouden doen, zocht haar hand als vanzelf zijn rug en aarzelend begon ze te strelen, tot ze een huivering door hem heen voelde gaan.

'Heb je het koud?' vroeg ze verbaasd.

'Nee, in het geheel niet.' In het donker hoorde ze hem lachen, maar ze begreep er niets van.

'Nu wil ik bij je komen,' fluisterde hij, met een gejaagde stem alsof hij hard gewerkt had.

'Goed,' antwoordde Sanne en ze wachtte af. Niet voor lang. Ze liet maar over zich heen komen wat ze tot nog toe niet begrepen had. Dus dat was het nu. Moesten de mensen daar nu zo geheimzinnig over doen? Waarom werd er niet gewoon over gepraat, zodat je tenminste wist wat je te wachten stond als je trouwde. Waarom was het zondig, als God de mensen zo had geschapen dat je op deze manier alleen kinderen kon krijgen? En het was immers een bijbelse opdracht voor echtelieden om zich te vermenigvuldigen?

'Je bent zo lief, Sanne,' hijgde Dries toen de storm voorbij was. Zijn stem klonk voldaan, ook dat begreep ze niet.

'Ga maar slapen,' suste ze. 'Nu ben je moe, hè?'

'Jij niet dan?'

Ze zweeg, want vrouwen moesten zwijgen. Na een poosje werd zijn ademhaling steeds langzamer. Maar Sanne kon vooralsnog de slaap niet vatten.

Nu wist ze het dus. Nu waren ze waarlijk man en vrouw. Ze begreep nog steeds niet alles, maar ze moest niet langer vragen stellen. Ze moest proberen te slapen, net als Dries. Uitrusten van deze drukke dag en de vreemde ervaringen die ze had opgedaan. Morgen begon haar nieuwe leven, dan wachtte het werk. Maar nu, nu was ze waarlijk boerin van Maesvreugt. Ze had toch nooit iets anders willen zijn?