HOOFDSTUK 13
Hoe vaak had ze er al naar gekeken, vroeg Sabina zich af, terwijl ze het plaatwerkje met haar handen streelde. Zoals zoveel moeders had ze dat laten maken toen Daantje gestorven was. Het bevatte een haarlokje en er stonden een grafzerk en een treurwilg op. Vaak betreurde ze het dat ze zich nooit met het kind had laten fotograferen, zoals dat tegenwoordig mogelijk was. Goed, ze had het Hendrik eens gevraagd, kort na Daantjes eerste verjaardag, maar haar man had het te duur gevonden. Bovendien hadden ze ervoor naar Dordrecht moeten reizen. Later had Hendrik beloofd dat ze eens naar de stad mocht om een kabinetfoto te laten maken, zoals veel dames deden, meestal op tweede paasdag. Maar wat had ze aan een foto van zichzelf? Ze had er liever een gehad van het kind dat ze zo miste.
Ze hoestte opnieuw en nam een Stolwerkse borstbonbon, die zo goed heetten te helpen bij verkoudheid. Ze hoestte al een week en ze had de bonbons de dag tevoren van haar schoonmoeder gekregen. Als je een verkoudheid verwaarloosde, kon je er niet alleen longontsteking van krijgen, maar volgens de oude vrouw ook tering. En dat laatste was een erge ziekte.
Met een zucht borg Sabina het plaatwerkje weer op. Wat was het stil in huis. Eigenlijk genoot ze van de rust, nu Hendrik met zijn kinderen naar de jaarlijkse paardenmarkt in Numansdorp was gegaan. De zachte meimaand had intussen plaatsgemaakt voor de zomerse dagen van juni. Ze had Grietje haar veertiendaagse vrije middag gegeven en daarom was ze nu helemaal alleen. Een poosje had ze aan Maarten zitten denken en aan de heerlijke wetenschap dat ze hem eens zou weerzien. Daarna had Daantje haar gedachten in beslag genomen. Ze was nog steeds niet opnieuw zwanger en Hendrik was daar de laatste weken heel ontevreden over. Hij verlangde ernaar opnieuw een zoon te krijgen en hij kwam nu vaker bij haar dan alleen op zaterdagavond. Sabina vond dat verschrikkelijk, maar ze hoopte dat hij er te moe voor zou zijn als straks de oogsttijd weer zou aanbreken.
Ze maakte koffie voor zichzelf en lachte erom dat ze eigenlijk niets deed. Zo nu en dan verlangde ze er hevig naar om een poosje alleen te kunnen zijn en nu het eindelijk eens zover gekomen was, deed ze niets anders dan een beetje voor zich uit mijmeren. Ze schonk een kop koffie in en zette een van de keukenstoelen buiten op het straatje om een beetje van de zon te genieten. Haar keuvel had ze in de pronkkamer op een bloemenvaas gehangen zodra Hendrik van het erf af was. Het was heerlijk de wind door je haren te voelen waaien. Sabina nam haar breiwerk mee naar buiten. Ze had een trui opgezet van donkerblauwe wol, voor Andries, die nu een volwassen man was van twintig jaar en zijn vader heel wat werk uit handen nam. Ze glimlachte als ze eraan dacht hoe de jongen begonnen was de meisjes van Ammekerk te bekijken tijdens de lange zondagse preken. Veel belangstelling voor hetgeen er vanaf de kansel werd verkondigd had de jongen niet, maar de oude Andries had haar eens verteld dat dat met hem net zo was geweest in vroeger jaren. De jongen had ook zwemmen geleerd van zijn oude grootvader, die vanaf de kant vele aanwijzingen had gegeven. Veel had dat niet geholpen en omdat Reindert de enige andere man in Ammekerk was die de zwemkunst machtig was, oefende de jongen nu op Kreekestein elke zomeravond als het lekker warm was. Sabina had wel eens gedacht dat ze het ook graag zou willen leren, maar dat was natuurlijk onmogelijk omdat ze een vrouw was.
Er klonk gerommel in de stal en even later kwam Nelleke binnen. Ze moest nu met een stok lopen, zo slecht waren haar benen tegenwoordig en ook haar handen begonnen zich te misvormen door de reumatiek. Toch had ze nog als altijd die lieve, rustige blik in haar ogen en Sabina hield erg veel van haar schoonmoeder.
'Is vader er niet?'
'Die was toch zo rusteloos. Ik weet niet wat hem bezielde. Zoals vandaag heb ik hem nog nooit meegemaakt. Hij moest en zou naar Maesvreugt. Hij spant het gerij uit.'
'Ik heb juist verse koffie gezet.'
'Lekker. Wat is het hier stil.'
'Grietje is vrij en Hendrik is met de kinderen naar de paardenmarkt.'
'Moest jij niet mee?'
'Ik had geen zin in zoveel drukte.'
'Daantje?'
Sabina knikte en hoestte nogmaals. 'Het ergste verdriet is intussen gesleten, maar simpele dingen als kermisvreugde kan ik niet meer voelen. Ik wilde het plezier van de kinderen niet bederven.'
'Ja, zo gaat dat. Een mens lijdt en lijdt en verliest zijn levensvreugde.'
'U niet.'
'Nee, meiske, ik niet. Maar er is dan ook erg veel voor mij om dankbaar voor te zijn. Ha, daar is vader. Sabina heeft de koffie bruin.'
'Mooi. Kan ik er een borrel bij krijgen?'
'Ja, natuurlijk,' antwoordde Sabina verbaasd. Vader dronk zelden, naar ze dacht omdat zijn zoon zich vaak te buiten ging.
'Ik kan het zelf niet verklaren,' mompelde Andries hoofdschuddend, terwijl hij een stoel bijschoof aan de keukentafel. 'Ik voel me nooit zo. Het zal de oude dag wel zijn. Maar ik moest en zou naar Maesvreugt. Ik was hier nodig, dat gevoel had ik.'
'U ziet hoe rustig alles is. Zelfs de wieders werken zonder toezicht.'
Andries dronk hoofdschuddend zijn koffie op. 'Dan gaan we straks maar weer terug. Je moet een oude man zijn invallen maar vergeven.'
'Blijf hier om een avondboterham mee te eten,' stelde Sabina voor. 'Dan zijn de kermisgangers terug en kunnen we hun verhalen aanhoren.'
'Ja, gezellig,' lachte Nelleke vriendelijk en Andries schudde nogmaals zijn hoofd, terwijl hij de borrel in één teug naar binnen goot. Hij kuchte een paar maal en stond op. 'Ik ga maar eens bij het wieden kijken. Dan wordt er misschien beter doorgewerkt.'
'Het gaat niet slecht,' suste Sabina, maar ze vond het wel prettig om een poosje met haar schoonmoeder alleen te zijn. Ze wist hoe moeilijk Nelleke het vond haar dagen door te komen nu haar misvormde handen geen naaiwerk meer konden doen. Eens had ze met veel liefde op de kleine Daantje gepast en zich nuttig gevoeld. Nu strekten de dagen zich schier eindeloos voor haar uit. Lezen kon ze niet goed. Ze deed er altijd uren over om de krant uit te spellen, maar dat gaf tenminste bezigheid. Sabina had Hendrik ertoe weten over te halen zijn oude kranten aan zijn vader door te geven, zodat de oude mensen geen eigen abonnement hoefden te nemen, wat toch nog altijd een gulden voor drie maanden kostte en dat was veel geld.
Ze bracht een heerlijk, rustig uur met Nelleke door. De beide vrouwen praatten over allerlei huishoudelijke zaken en natuurlijk over de nieuwste dorpsroddels. Toen Andries weer terugkwam, trof hij hen lachend aan. Ook Nelleke zat buiten in de zon, de warmte deed haar goed, zei ze. Andries glimlachte, maar zijn ogen bleven onrustig wegdwalen in de richting van de weg.
'Bent u nog steeds niet gerust?' wilde Sabina weten.
'Er is iets. Ik voel me net als een paard voor een zware onweersbui.'
'Kom, vader, vertel Sabina eens over vroeger. Ze luistert altijd zo graag naar je verhalen.'
'Vandaag niet,' bromde de oude man. Zijn handen trilden toen hij zijn pijp opstak. Net had hij de brand erin of zijn ogen keken strak voor zich uit.
'Wat is er?'
Onwillekeurig volgden de vrouwen zijn blik.
'Daar is het,' mompelde Andries. 'Daar wachtte ik op.'
Er kwam wat in de richting van Maesvreugt en Sabina herkende hun eigen sjees. Maar erachter reed een wagen en er liepen verschillende mensen bij. Er ging iets beklemmends van uit. Ineens bonkte haar hart hevig.
'Er is iets mis,' hakkelde ze ontdaan. Zoals gewoonlijk als er iets bijzonders gebeurde voelde Sabina hoe een golf van paniek over haar heen sloeg, waarin haar gedachten door haar hoofd joegen. Was er iets met een van de kinderen? Ziek geworden... of nog erger? Ze legde haar ene hand op haar borst omdat haar hart zo heftig klopte. De andere arm sloeg ze beschermend om Nelleke heen. Het oude vrouwtje bibberde plotseling over haar hele lijf, ondanks de warmte. Andries liep de mensen al tegemoet, zo haastig zijn klompen dat toelieten. Dit alles gebeurde in een paar ogenblikken. Daarna kwam de kalmte. Ze wist nu dat ze altijd kalm werd als de eerste paniek voorbij was en dat de reactie later wel zou komen. Nu moest ze handelen, wat er dan ook mis was. De wagen kwam al dichterbij.
'Ga zitten, moeder, en wacht hier. Ik moet erheen. Kijken wat er aan de hand is.'
Goed.' Nelleke snikte. Nu ze oud was kon ze niet goed meer tegen grote spanningen, van welke aard ook.
Sabina kwam al dichter bij de stoet en met elke stap voelde ze de spanning toenemen. Ze zag hoe de oude man in de wagen keek, zich ontdaan afwendde en snikte. O lieve help, het was zeker ernstig. Nu zag ze ook dat de jonge Dries op de bok zat en de sjees mende. Zou het Catharina zijn? Nee, die zat in de vreemde boerenkar. Dan moest er iets met Hendrik zijn. Weer bonkte haar hart heftig, maar gelukkig kwam de kalmte terug.
Op de bok van de wagen zat een man die ze niet kende, maar aan zijn kleren te zien was het een boerenknecht. Nu was ze bij de stoet. De sjees stopte.
'Stap in, moeder. We moeten zo snel mogelijk op Maesvreugt komen.' De jongen zag bleek en zijn kaken stonden gespannen.
'Wat is er gebeurd?' wilde Sabina weten, maar ze kreeg geen ander antwoord dan: 'Straks.' De jongen gedroeg zich ineens vreemd volwassen.
Ze wendde zich om, teneinde in de wagen te kunnen kijken.
Veel zag ze niet, omdat de voerman ervoor zat. Ze zag dat Hendrik, want het kon niemand anders zijn, op wat stro lag en dat Catharina met iets zijn hoofd bette.
'Is vader gevallen?' vroeg ze terwijl Dries de sjees het erf op mende.
'Nee.'
'Ziek geworden?'
'Ho.' Dries trok de leidsels aan en de paarden stonden stil. Ogenblikkelijk sprong Sabina op de grond. Ze moest het weten. Hij... hij zou toch niet dood zijn? Even dreigde de kalmte haar te verlaten, zo schrok ze van haar eigen gedachten. Maar nee, er bewoog iets. Goddank. Want hoe slecht ze hem ook verdroeg, ze kon geen enkel mens dood wensen.
Catharina snikte heftig, zag ze nu. Ze ging naar het meisje toe en streelde haar over de wang, terwijl ze tegelijkertijd een blik in de wagen wierp. Er zat bloed aan Hendriks slaap en in zijn haar, maar hij bewoog. Gelukkig, hij bewoog. Een kreun kwam over zijn lippen.
'Kom van de wagen af, Catharina, en ga naar je grootmoeder. Die is in de keuken.' Het meisje deed wat Sabina haar zei, hoewel ze huilde met lange, gierende halen.
De jonge Dries organiseerde een paar mannen; ze tilden de staldeur uit zijn post en kwamen ermee naar de wagen. De vreemde knecht draaide de pet almaar rond in zijn handen en vertelde aan de oude man wat er was gebeurd. Sabina bleef staan en luisterde.
'Het gebeurde op de paardenmarkt, baas. Ik zag zelf hoe het slachtoffer hier' - hij wees in de wagen - 'achter de paarden langs liep om naar de dieren te kijken. Zo nu en dan sloeg hij er een op de flank, dat deed hij ook bij dat zenuwachtige dier dat even tevoren door een paar jongens met een stok was geplaagd. Het dier sloeg naar achteren, net waar de boer stond.'
'Ja, ja.'
'Hij sloeg hem pal in het gezicht en hij klapte achterover op de straat. Er lag wel stro, maar toen ze hem optilden bleek dat hij precies op een rand gevallen was. Niemand kon er iets aan doen.'
Sabina, die de zakdoek van Catharina had gepakt en in de wagen was geklommen, bette Hendriks rechterslaap, die onder het bloed zat. Het bloeden was min of meer gestopt, maar Hendrik was buiten kennis, voor zover ze kon zien.
'Dries,' riep ze. 'Er moet iemand om de dokter.'
'Daar is al voor gezorgd. Toen we door het dorp reden heb ik naar Piet de Post geroepen. Die is de dokter waarschuwen.'
De mannen tilden Hendrik uit de wagen en legden hem op de deur. Met vereende krachten droegen ze Hendrik naar binnen, waarbij Dries de bevelen gaf en het tempo regelde.
Wat een flinke jongen was dat toch. Hendrik kon trots zijn op zijn zoon, die heel wat meer waard was dan zijn vader. Foei, wat een gedachte. Hendrik bewoog opnieuw. Hij sloeg de ogen op en leek te zijn bijgekomen. Toen hij bewoog kreunde hij opnieuw. Het stond wel vast dat hij veel pijn had.
De oude Andries was zijn emoties nog steeds niet meester. 'Ik wist het,' mompelde hij aldoor. 'Ik heb het geweten.'
Nelleke was in de keuken druk in de weer om de koffiepot te vullen. De jeneverfles stond al klaar. Sabina pakte hem en nam zelf een flinke slok, zo uit de fles. De tranen sprongen in haar ogen, maar het moment van zwakte dat ze voelde verdween weer. Ze schonk voor de oude man een borrel in en hield het glas aan zijn lippen.
'Opdrinken, vader. U heeft het nodig.'
De oude man gehoorzaamde en ging zitten. Daarna vulde ze het glas opnieuw, nu om ermee naar de jongen te gaan, die erop toezag dat zijn vader in de bedstee werd getild.
'Laat hem zijn kleren maar aanhouden tot de dokter is geweest.'
'Dries, drink op.'
'Moeder!' De jongen zei niet vaak moeder tegen Sabina, die er een hekel aan had zo te worden genoemd door iemand die maar een paar jaar met haar in leeftijd verschilde, maar vandaag had ze er zelfs geen erg in.
'Opdrinken. Heb je gezien hoe het gebeurde?' Ineens leek alle kracht uit het magere jongenslijf te verdwijnen. Snel werkte Sabina de andere mannen de pronkkamer uit en zei hun in de keuken een kop koffie en een borrel te gaan halen. Dries was bibberend op een stoel gezakt. Zijn flinkheid was ineens verdwenen en hij was aan het eind van zijn Latijn. Gelukkig dat ze zelf altijd sterk bleef, zo lang dat nodig was. Later, dan mocht ook zij zwak zijn. Nu kon dat nog niet. 'Vertel eens.'
Ze bette ondertussen Hendriks hoofd en keek de jongen niet aan. De tranen liepen hem nu over de wangen.
'Ik waarschuwde vader nog, maar u weet hoe dat gaat. Op sommige momenten denkt hij dat hij boven andere mensen staat.'
'Was vader dronken?'
'Nee, maar het scheelde niet veel.'
'Overmoedig dus.'
'Ja. Hij lachte me uit. Hij lachte nog toen hij die trap kreeg en viel.'
'Arme jongen.'
'Ik ben zo geschrokken, moeder. Gelukkig waren er veel omstanders, want het was druk. Een van de boeren bood onmiddellijk aan zijn knecht te laten rijden. We hebben vader naar de kar gedragen en aldoor was hij buiten bewustzijn. Eerst dacht ik dat hij dood was. We legden hem neer en intussen was Catharina ook bij ons. Die had net een oliebol gekocht. We konden direct vertrekken. Vader kwam bij, ik was zo opgelucht dat hij leefde, maar je begrijpt dat we slechts langzaam konden rijden.'
'Waarom ben je niet eerst naar de dokter daar gereden?'
'Die was bij een bevalling, een eind de polder in. Toen zijn we maar doorgereden. Ik wilde naar huis. Ik kon nergens anders meer aan denken dan dat ik vader thuis moest brengen.' 'Dat is goed. Je hebt je geweldig goed gehouden. Wil je nog een borrel?'
'Ik wil niet worden als mijn vader.'
'Soms is het medicijn. Ik heb zelf ook een flinke slok genomen.'
De jongen lachte niet. Sabina liet hem begaan, zodat hij zichzelf weer in de hand zou krijgen. Ondertussen maakte ze Hendriks wond zo goed en zo kwaad als dat ging schoon. Hij bloedde nog steeds, maar een hoofdwond bloedde altijd snel. Hendrik was opnieuw buiten kennis, de pijn van het naar binnen dragen was hem zeker te veel geweest.
Langzaamaan begon ook Sabina's ijzeren zelfbeheersing het te begeven. Haar handen waren niet meer vast en rustig, maar ze trilden heftig. Er was bloed op het kussen terechtgekomen. Voorzichtig veegde ze Hendriks haar schoon, waarbij hij opnieuw kreunde en zich bewoog. Kwam hij nu bij of niet? De dokter kwam en onderzocht het slachtoffer, terwijl hij Dries liet vertellen wat er precies was gebeurd. Zijn gezicht stond ernstig toen hij hoorde van de rand onder het stro.
'Wat was dat voor een rand?'
'Een balk.'
'Was je vader direct buiten bewustzijn?'
'Ja. Hij bezwijmt iedere keer als hij bewogen wordt. Hij moet wel veel pijn hebben.'
'Dat zal wel. Die wond en al dat bloed. Toch maak ik me daar niet de meeste zorgen om. Zijn neus is gebroken en zijn oog wordt dik. Misschien kost het hem het licht in zijn ene oog.'
'Daar heeft het paard hem geschopt.'
'Nu, zelfs als mijn vrees bewaarheid wordt en hij er nooit meer mee kan zien, is dat niet mijn grootste zorg. Aan het andere oog is niets te zien. Dat hoofd, dat zit me niets lekker. Wat daarbinnen mis is, kunnen we niet zien. Dat moeten we afwachten. Het is beter als hij zo min mogelijk bewogen wordt.'
Sabina moest een schaar pakken en Hendriks blauwe kiel werd kapot geknipt. De dokter trok het slachtoffer zijn broek en sokken uit en zo in zijn ondergoed bleef Hendrik liggen.
Voorzichtig trokken ze een deken over hem heen. Weer kreunde hij. De stille figuur in de bedstee veroorzaakte ineens een grote angst bij Sabina. Ze trilde nu over heel haar lijf en de dokter vond het hoog tijd worden om zich met haar en Dries bezig te houden. Hij liet hen koffie drinken en vertelde hun ronduit dat het alle kanten op kon met de patiënt. Hij moest zo veel mogelijk rust hebben en dag en nacht worden bewaakt, althans voorlopig. Als er zich veranderingen voordeden, moest hij gewaarschuwd worden. Hij zou nog een uurtje blijven om te zien hoe de patiënt reageerde op de reis die hij had moeten maken. Als er in die tijd niets veranderde, ging hij weg. Had de boerin misschien een boterham voor hem?
Langzaam kwam Sabina weer tot zichzelf. Het was al bijna etenstijd. 'Natuurlijk. Dries, schuif een stoel bij de bedstee en geef de dokter wat te drinken.'
'Geen borrel, vrouw Van Bressij. Als u het heeft wat koffie of thee.'
'Er is koffie. Ik denk dat de meid voor nieuwe heeft gezorgd. Ik wil zelf ook nog.'
'Laat voor de jongen ook nog een kop komen. Jullie moeten op jezelf passen. Er wacht u nog een zware taak, vrouw. Het grootste deel van het waken zal wel op uw schouders terechtkomen.'
'Ik moet even naar de keuken. M'n schoonouders, begrijpt u. Mogen ze even kijken?'
'Nee. Nu ja, even dan. Als ze maar stil zijn.'
'Goed. De stakkers. Mijn schoonvader voorvoelde het ongeluk.'
Hij vroeg niet, waarom alleen de oude mensen stakkers waren en Sabina zelf niet. De man had in zijn leven al zoveel menselijke ellende gezien. Dit had zijn kijk op de mensen zeer verdiept. Waarschijnlijk begreep hij de situatie beter dan Sabina vermoedde.
In de keuken trof ze haar schoonouders aan. Nelleke bleek en stil, met de handen werkeloos in de schoot. De oude man drentelde echter rusteloos door de keuken heen en weer. De jonge Dries had de andere mannen naar buiten gestuurd. Ze waren in het gras gaan zitten en lieten zich door Catharina een borrel inschenken, terwijl ze op nieuws wachtten.
'Is er nog koffie, moeder?' vroeg Sabina aan Nelleke.
'Ik dacht wel dat jij daar behoefte aan zou hebben. Er is net verse.'
'De dokter wil ook een kop, maar eerst mogen jullie even bij Hendrik kijken.'
Ze ging achter de oude mensen aan naar de pronkkamer terug.
Stil stonden ze voor de bedstee, hand in hand, het was zo ontroerend hoe die twee steun zochten bij elkaar, dat Sabina er tranen van in de ogen kreeg.
'Is er levensgevaar?' vroeg Andries ten slotte met haperende stem.
'Ik weet het niet, Van Bressij. Ernstig is het, zeer ernstig. Maar het is niet te zeggen wat er precies kapot is. De pols is zwak, dat is niet goed.'
'Hij is sterk,' prevelde de oude Andries en niemand wist wie hij wilde overtuigen, zichzelf waarschijnlijk.
'Gelukkig wel,' antwoordde de dokter. 'Ik kan echter niet in zijn hoofd kijken om te zien wat daar kapot is. We kunnen alleen maar bidden en hopen. De rust zal hem moeten genezen.'
'Ik begrijp het.' Desondanks bleef de stem van de oude man onzeker. Sabina had wel eens gehoord van mensen die in één dag tijd jaren ouder waren geworden, maar nu had ze het zelf gezien. Samen met Nelleke leidde ze de oude man weg van het ziekbed van haar echtgenoot. Er kwam geen verandering en de dokter vertrok. Met moeite at Sabina een boterham en het wachten begon.
Traag tikten de wijzers van de klok de uren weg. Zo nu en dan, op kousenvoeten om Hendrik niet te storen, liep ze naar het raam om even naar buiten te kijken. Verder was het doodstil. Grietje was teruggekomen en zorgde in de keuken voor alles. Vader en moeder waren naar huis gegaan, maar niet voordat Sabina had beloofd onmiddellijk bericht te sturen als er zich een verandering voor zou doen. Het was niet waarschijnlijk dat ze een oog dicht zou doen. Susanne was geweest en had zwijgend een blik op haar broer geworpen. Ze beloofde een knecht bericht te laten brengen bij Jacoba in 's-Gravendeel. Er kon niets meer worden gedaan. Men moest afwachten.
Tegen middernacht werd het moeilijker om wakker te blijven. Zoals elke morgen in de zomertijd was Sabina die ochtend om vier uur opgestaan en dat feit, samen met de emoties van de afgelopen uren, maakten haar doodmoe. De kinderen en Grietje had ze echter naar bed horen gaan. Ze kon zelf pas gaan slapen als het daglicht was gekomen. Dan zou Susanne terugkomen om op haar broer te passen. Zelfs breien kon ze niet, merkte Sabina. Daarvan werd ze nog slaperiger.
In die nachtelijke uren werd ze besprongen door allerlei gedachten. Het kwam zeker omdat ze zo moe was, daarom kon ze er geen weerstand aan bieden. Stel, dat Hendrik sterven zou... drong zich de gedachte naar voren die ze eerst krampachtig had verdrongen. Direct daarop zag ze Maartens gezicht voor zich en ze schaamde zich zo diep dat ze erom moest huilen. Het huilen luchtte echter op. De spanning, waaraan ze nu al vele uren blootstond, nam iets af. Op kousenvoeten ging Sabina naar de keuken. Uit de kelder haalde ze een koele beker karnemelk. Ze had een ontzettende dorst gekregen. Eigenlijk moest ze even naar het stilletje, maar zo lang kon ze niet bij Hendrik wegblijven.
Wat was het donker buiten. Het was bijna nieuwe maan, maar de sterren schitterden aan de blauwzwarte hemel. Even maakte ze haar gezicht nat, dat friste op, maar toen liep ze snel terug naar de pronkkamer. Ze moest over Hendrik waken tot het ochtendgloren. Ze was jong en gezond, ze zou het heus wel volhouden. Het was beter niet aan de toekomst te denken, zelfs niet aan morgen. Daardoor raakte ze maar van streek. Gelukkig was ze nu weer zichzelf. Er was iets heel akeligs aan geweest, om aan Maarten te denken terwijl Hendrik er zo aan toe was. Het was voor het eerst dat ze geen troost kon zoeken in de gedachte aan hem.
Het wachten begon opnieuw. Sabina zat in de stoel naast de bedstee en keek naar het gelaat van haar man. Hij zag bleek, maar bij het schemerige licht van de petroleumlamp was het moeilijk te zeggen of Hendriks kleur hetzelfde was gebleven. Het was griezelig, zo alleen te zijn met die roerloze gestalte, terwijl buiten alles stil en donker was. Als vanzelf kwamen allerlei gedachten bij haar boven. Hendrik, die vrolijk en overmoedig kon zijn na een paar borrels, maar boosaardig en hatelijk als hij meer dronk. Hendrik, die zich over haar heen boog in de bedstee. Eénmaal had hij erover geklaagd dat ze het alleen maar geduldig onderging. Ze had gedaan alsof ze boos was, want een fatsoenlijke vrouw kon immers niet anders doen. Maar vanbinnen wist ze hoe anders het kon zijn, zoals die ene keer met Maarten. Ze dacht eraan hoe Hendrik haar vaak had vergeleken met zijn eerste vrouw en dat viel dan altijd in haar nadeel uit. Hoe machteloos had ze zich dan gevoeld. Hoe frustrerend was het als je altijd het gevoel kreeg dat je tekortschoot. Later kwamen ook andere herinneringen boven. De zeldzame keren dat hij trots op haar was, al zei hij dat nooit. Na Daantjes geboorte had ze een mooie zilveren doekspeld van hem gekregen. Ze gebruikte hem vaak. Doordat ze boerin was geworden op Maesvreugt was ze een vrouw van aanzien geworden in Ammekerk. Dat mocht ze niet vergeten. Ze had zich vaak voorgehouden dat dat beter was dan als een oude vrijster op Poelwijck te wonen, zoals met Geertje het geval was. Vaak had ze gedacht dat het huwelijk alleen maar ongeluk had gebracht, maar dat was niet zo. Natuurlijk zou het gemakkelijker zijn geweest als Hendrik een andere man was geweest. Als hij meer op zijn vader had geleken en als ze Maarten nooit had ontmoet, was alles misschien anders gelopen. Als... Als... Het leven had haar zwaar beproefd, dat was zo, maar iedereen moest zijn kruis dragen. De een vroeg, de ander laat. Zij had al veel zorgen en verdriet gekend. Misschien zou ze op latere leeftijd nog eens gelukkiger worden? Tot die tijd moest ze haar kruis opnemen en het dragen, zo goed ze kon.
Bewoog er iets? Sabina stond op, vergat haar gepeins en boog zich over de bedstee. Hendrik had zijn ogen geopend. Hoelang geleden al? Het ene oog keek haar aan, maar het andere, dat op een klein spleetje na helemaal dicht was, was dik geworden. Hendriks scheve gezicht was akelig om te zien. Het ene oog leefde en keek haar aan. Voorzichtig maakte ze zijn lippen nat. 'Wil je wat drinken?'
Er kwam een gefluister over zijn lippen, waaruit ze opmaakte dat hij dat inderdaad wilde. Voorzichtig tilde ze zijn hoofd iets op. Ze kon zien dat hem dat pijn deed, maar hij bleef bij bewustzijn en dronk langzaam de kleine slokjes water op, die ze met een lepel in zijn mond goot.
'Heb je pijn?'
'Ja.' Ze kon hem amper verstaan.
'Waar?'
'Mijn hoofd. Ik voel me zo raar.' Ze moest zich over hem heen buigen, zo zacht was zijn stem. De woorden kwamen heel langzaam, maar hij had begrepen wat ze vroeg en zelfs antwoord gegeven. Was dat niet toch een goed teken?
'Kun je je bewegen?'
Voorzichtig bewoog zijn hand over de deken. Ook dat had hij begrepen. Sabina voelde zich zo opgelucht dat ze hem bemoedigend toelachte. 'Je hebt veel rust nodig om weer beter te worden. Probeer wat te slapen.'
Hij probeerde wat te zeggen, maar het duurde even eer ze het begreep. 'Zo'n pijn.' Ze knikte. Dat was duidelijk. 'Wil Dries zien.'
'Nu? De jongen slaapt. Het is drie uur.' Uit Hendriks bewegingen maakte ze echter op dat hij zijn zoon ondanks alles wilde zien. Met bonkend hart liep Sabina de trap op, zo hard ze durfde.
Op zolder was Dries in een onrustige slaap gedompeld. Het kostte niet veel moeite hem wakker te krijgen. Een paar seconden later stonden ze samen voor de bedstee. Weer bewoog Hendriks hand moeizaam over de deken. Ze pakte die van Dries en legde die over de kennelijk zoekende hand. De hand kwam tot rust en de spanning verdween uit het onrustige oog.
'Ik ga... sterven...' Beide mensen hoorden die woorden en het was niet duidelijk wie er het meeste schrok. De onderlip van de jongen trilde.
'Jij nu... boer... je moet... trouwen. Rijk meisje... rijke boer... Maesvreugt...' Wat er na dat woord kwam was niet meer te verstaan. De jonge Andries keek zijn stiefmoeder wild van wanhoop aan. De slaperige blik in zijn ogen had plaats gemaakt voor paniek. Hij had nog nooit eerder een mens zien sterven en hij wist er duidelijk geen raad mee.
Sabina, die nu zelf ook over haar hele lichaam beefde, schoof Andries de stoel toe. 'Ga zitten en blijf bij hem. Ik ga Catharina wakker maken.'
'Stuur Grietje nog eens om de dokter,' smeekte Dries.
Sabina knikte, maar diep vanbinnen wist ze al dat dat niet meer zou baten. Als iemand, die er zo aan toe was als Hendrik, zei dat hij ging sterven, dan was dat zo. Daar moest je je dan bij neerleggen. Waarom voelde ze zich dan zo? Zo paniekerig en slap, alsof ze elk moment haar bewustzijn kon verliezen? Bibberend schudde ze Catharina wakker.
'Je vader is bijgekomen en wil je zien.' Daarna liep ze naar het hoekje waar Grietje sliep. 'Griet, wakker worden.'
Het meisje was onmiddellijk klaarwakker. 'Je moet de knecht wakker maken, snel.'
'Moet die om de dokter?'
'Ook om vader en moeder en dan naar Kreekestein.'
'O, nee hè. Is het zo erg?'
Sabina wist dat Grietje zich haasten zou. Ze wachtte niet langer. In de ziekenkamer stond Catharina handenwringend naast Andries. Sabina zag hoe na de jongen eraan toe was eveneens zijn zelfbeheersing te verliezen. Ze dwong Catharina te gaan zitten op een andere stoel, die ze voor de bedstee trok. 'Bid,' droeg ze het meisje op. Het meisje gehoorzaamde omdat ze geen kracht meer had iets anders te doen.
'Ik moet even naar het stilletje.' Weg was ze. Nu kon het nog, dacht ze en ze voelde dat ze ook niet veel meer zou kunnen verdragen.
Het was al schemerig buiten. De merels kwetterden dat het een lieve lust was, andere vogels antwoordden. De natuur was een en al leven. Sabina merkte dat ze huilde en het niet meer stoppen kon. Wat vreselijk dat Hendrik sterven moest nu de natuur op zijn mooist was. Zelfs al hield ze niet van hem en had ze hem nooit hoog geschat, het bleef verschrikkelijk en zij stond er middenin. Andere gedachten had ze niet.
Zo snel ze kon ging ze weer naar binnen. Vlak voor de deur van de pronkkamer bleef ze even staan. De haan was wakker en deed luidruchtig kond van de nieuwe dag. In één moment begreep ze hoe groots de schepping eigenlijk was. Een kort, mystiek moment, onverwacht en toch zo sterk. Ze stond stil, enkele ogenblikken maar, en haar ogen dwaalden over het schemerige landschap. Ze stond voor een van de moeilijkste dagen van haar leven, wist ze. De kalmte kwam weer over haar, zoals altijd als dat nodig was.
God, bad ze, geef me de kracht vandaag diegenen te helpen die het moeilijker hebben dan ik. Zijn ouders, zijn kinderen, Hendrik zelf misschien. Alleen kan ik het niet, maar als U me die kracht geeft, zal ik anderen tot steun en troost zijn.
Het was een kort gebed en ze voelde hoe ze rustig werd, nog voor ze enkele ogenblikken later de pronkkamer binnenstapte.
'Heeft vader nog wat gezegd?'
'We verstaan hem niet,' snikte Catharina.
Sabina ging tussen haar twee stiefkinderen in staan. Hendrik was onrustig. Beangstigde hem de wetenschap weldra voor de allerhoogste rechter te staan? Zijn geloof was nooit erg diep geweest, voor zover ze dat beoordelen kon. Wat moest je voelen als je wist dat het einde nabij was en je je leven lang was voorgehouden hoe verschrikkelijk de hel was? Hendrik had gedronken en zich nooit om zijn arbeiders bekommerd. Dat had hij moeten veranderen. Hij had zich bovendien meermalen verrijkt ten koste van hen die het minder hadden. Hij had voornamelijk voor Maesvreugt geleefd. Voor de hoeve, die hij nu moest achterlaten.
Warempel, het was geen wonder dat hij bang was. Zijn angst was iets dat zij begrijpen kon. Op dat moment stond hij haar nader dan ooit tevoren, Want hoewel ze drieëneenhalf jaar getrouwd waren geweest, had ze hem nooit begrepen.
Ze legde Catharina's hand op die van haar vader en wenkte Dries dat hij de Bijbel moest pakken. 'Lees de psalm voor van de Goede Herder. Hardop, zodat vader het hoort. Misschien wordt hij dan rustiger.'
Sabina liet het meisje het voorhoofd van de zieke betten. Ze zei haar dat ze nu moest waken. Zelf moest ze een poosje naar de keuken. Ze zou de deur openlaten en als er iets veranderde moest ze maar roepen. Nu het kind iets te doen had werd ze rustiger. Sabina streelde haar wang. Het was toch een flinke meid.
In de keuken stookte ze het vuur op en vulde ze de ketel. Grietje kwam terug en Sabina droeg haar op voor koffie, thee en brood te zorgen.
'Moet u niet naar bed?' vroeg het meisje bezorgd. 'U ziet zo bleek.'
'Ik voel me beroerd, maar ik zal wel opknappen als ik wat gegeten heb. Ik kan nu niet gaan slapen.'
'Zal ik wat spek bakken?'
'Ja, doe dat maar. Ik ga weer naar de pronkkamer.'
'Is de baas erg slecht?'
'Ik ben bang van wel, Grietje.'
'Ach, ach, het is toch wat. En allemaal zo onverwacht,' mompelde de meid, maar nog terwijl ze het hoofd schudde, toog ze aan het werk.
De tijd verstreek. De dokter kwam en had de oude mensen uit Ammekerk in zijn rijtuig. Hij onderzocht de patiënt, maar kon niet veel doen. Nelleke huilde maar kort, om dan in de keuken Grietje te gaan helpen.
Ondanks de lange, doorwaakte nacht had Sabina moeite om te eten, maar ze wist dat ze kracht op moest doen voor hetgeen er nog komen zou. Ze spoelde min of meer twee boterhammen naar binnen met sterke, hete koffie. Het spek bleef haar bijna in de keel steken, maar dapper slikte ze het weg. De koffie deed haar goed, merkte ze.
Nauwelijks zat ze weer naast de bedstee, toen ook de familie van Kreekestein kwam. Ze hadden de knecht doorgestuurd naar 's-Gravendeel.
Het wachten begon opnieuw. Vanuit de stal klonken melkemmers; ze wisten dat de buren gekomen waren om voor het nodige te zorgen. Men vond het vanzelfsprekend te helpen, nu dat nodig was.
Het morgenlicht was sterker geworden. De zon kwam op en wierp haar eerste stralen de kamer in, tekende ruitjes op de vloer en liet de stofjes dansen.
Sabina keek ernaar. Niemand wist of Hendrik nu wel of niet wist wat er gebeurde. Hij bewoog niet en zo nu en dan hortte zijn adem. Er ging een hele tijd voorbij eer hij weer bewoog.
Het ene oog zocht Andries en bleef op de jongen rusten. Hij probeerde weer zijn hand te bewegen, maar dat ging moeizamer dan eerst. Heel langzaam tilde Hendrik de hand op. Sabina begreep wat Hendrik wilde, alsof ze zijn gedachten lezen kon. Ze stootte de jongen aan. 'Kniel. Je vader wil je zegenen.'
Catharina begon opnieuw te huilen en Sabina drukte het meisje tegen zich aan. Zacht maar dringend fluisterde ze haar toe moedig te zijn. Dat hielp.
Nu was ze zelf aan de beurt, want Hendriks ene oog rustte op haar. Haar hart klopte snel toen ze voor de bedstee ging zitten en zich naar Hendrik toeboog.
'Zorg voor... de kinderen.'
'Natuurlijk. Ik zal ervoor zorgen dat het ze aan niets ontbreekt.'
'Niet hertrouwen...' Ze schrok. Vroeg hij dat van haar? Wild vlogen haar ogen naar de anderen.
De oude Andries stond op. Hij had het ook verstaan. 'Dat mag je niet van haar vragen, jongen. Sabina is nog jong.'
Nelleke kwam binnen en bleef aarzelend staan.
Hendrik bleef onrustig. Sabina begreep nu, dat hij altijd jaloers was geweest, omdat zij onbereikbaar voor hem was gebleven. Hij had weliswaar het recht gekregen haar lichaam te bezitten, maar haar geest was altijd buiten zijn bereik gebleven. Nooit eerder had ze er zelfs maar over gedacht, dat hij zich dat aantrok. Ze dacht immers aldoor dat hij net zo min van haar hield als zij van hem.
'Niet... trouwen...' fluisterde Hendrik opnieuw. Zijn stem was dringend, éven, heel even als vroeger. Hij was nu ook beter te verstaan. Zouden ze zich toch vergist hebben? Werd Hendrik toch nog beter?
Er rolde een traan over Sabina's wang en ze boog het hoofd. 'Ik zal voor je kinderen zorgen tot ze getrouwd zijn,' beloofde ze ontroerd.
'Nee. Beloof.' Vreemd, wat ging er in dat gekwetste hoofd om, dat hij zo aandrong? Wat was er vroeger in omgegaan en had hij altijd verzwegen, ook voor haar?
'Ik beloof het,' fluisterde ze in tranen. Hij kon niet beseffen wat hij van haar vroeg. Of wel? Hendrik werd in ieder geval rustig.
'Zelfs op zijn sterfbed blijft hij een egoïst.' Was het werkelijk zijn oude vader die zoiets zei? Of begon haar verbeelding haar parten te spelen? Ze was zo moe, zo eindeloos moe.
'Vader...' Nu kwam de oude man zelf aan de beurt. Sabina maakte plaats voor hem. Ze had moeite om haar kalmte te herwinnen, maar het lukte. Hendrik was opnieuw duidelijk te verstaan.
'Heb ik... goed... voor Maesvreugt... gezorgd?'
'Ja, jongen. Het is een prachtige boerderij en onder jouw zorg is het steeds beter gegaan.'
'Maar nu...'
'De landbouwcrisis treft alle boeren. Daar kun jij niets aan doen.' 'U...'
'Ik ben te oud, Hendrik. Maar als God het wil leef ik nog lang genoeg om Dries een poosje bij te staan.'
Hendrik ontspande. Hij wilde nog wat zeggen, maar dat lukte niet. In plaats daarvan verscheen er een bloeddruppel in de rechtermondhoek, en nog een.
Alle mensen in de pronkkamer keken geschokt toe. De druppels werden een straaltje, Hendrik mompelde onduidelijk en zijn ene oog was wijd open van schrik. Een paar maal haalde hij zwaar en hijgend adem, toen viel zijn hoofd opzij en verdween de angst uit het oog.
Catharina barstte in een onbeheerst huilen uit, terwijl de anderen geslagen naar de bedstee keken. De jonge Dries was de eerste die zichzelf hervond. Hij stond op en sloot het ene oog, dat nu niets meer zag.
Sabina werd het een paar momenten zwart voor de ogen. Ze moest weer gaan zitten, hoewel ze net was opgestaan en wanhopig bad ze om nieuwe kracht. Ze moest sterk zijn, nog even. Een paar maal haalde ze diep adem. Toen keek ze de kamer weer rond. 'Hij heeft een moeilijk sterfbed gehad, maar nu heeft hij rust.'
'Laten we naar de keuken gaan. Er is veel te doen en te bespreken.'
Uiterlijk was ze kalm, maar vanbinnen was ze kapot. Ze was weduwe, zo onverwachts, en Hendrik had op zijn sterfbed van haar geëist dat ze nooit zou hertrouwen. Ze moest voor zijn kinderen blijven zorgen, en dat wilde ze ook dat was goed. Maar wat zou er met haar moeten gebeuren als Dries en Catharina over een paar jaar hun eigen leven leidden?